Combinatie van een nucleoside en een nucleotide reverse transcriptaseremmer (NRTI en NtRTI; emtricitabine en tenofoviralafenamide) en een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI; rilpivirine). Tenofoviralafenamide is een prodrug van tenofovir. Emtricitabine en tenofovir werken specifiek tegen zowel het HIV–1, HIV–2 als het hepatitis B–virus. Rilpivirine is een niet-competitieve remmer van het HIV-1-reverse-transcriptase.
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Per tablet: Emtricitabine 200 mg Rilpivirine (als hydrochloride) 25 mg Tenofoviralafenamide (als fumaraat) 25 mg
Behandeling HIV infectie |
---|
|
Bij een kreatinineklaring > 30 ml/min: is dosisaanpassing niet nodig.
Bij een kreatinineklaring < 30 ml/min: gebruik wordt ontraden, omdat gegevens ontbreken.
De bijwerkingen bij kinderen > 12 jaar zijn gelijk aan de bijwerkingen bij volwassenen.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. Hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid. Verhoogd totaal cholesterolgehalte (nuchter), verhoogd LDL–cholesterolgehalte (nuchter). Verhoogde transaminasen (ASAT en/of ALAT). Verhoogd (pancreas)amylase.
Vaak (1–10%): droge mond, braken, buikpijn, diarree, flatulentie. Slaperigheid, abnormale dromen, depressie. Huiduitslag. Vermoeidheid. Verminderde eetlust, hypertriglyceridemie. Verlaagde waarden van hemoglobine, aantal leukocyten en/of trombocyten. Verhoogde serumlipasespiegels, hyperbilirubinemie
Soms (0,1–1%): angio–oedeem, jeuk, ernstige huidreacties met systemische symptomen zoals DRESS-syndroom ('drug rash with eosinophilia and systemic symptoms'). Met de combinatie emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine zijn ook andere ernstige huidreacties gezien, waaronder toxische epidermale necrolyse (TEN) en Stevens-Johnsonsyndroom (SJS); mogelijk treden zulke bijwerkingen ook op bij emtricitabine/tenofoviralafenamide/rilpivirine. Dyspepsie. Immuunreconstitutiesyndroom. Artralgie. Anemie.
Bij gebruik van NRTI's kan lactaatacidose optreden, gewoonlijk samengaand met hepatische steatose. Lactaatacidose treedt over het algemeen enkele maanden na de start van de behandeling op en kan samenhangen met pancreatitis, lever- of nierfalen.
Anti-retrovirale combinatietherapie (cART) kan gepaard gaan met herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie) en metabole stoornissen (zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, hyperlactatemie, insulineresistentie, hyperglykemie en het ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus).
Bij NNRTI's zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren (o.a. gebruik van corticosteroïden, bovenmatig alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie en overgewicht), gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan anti-retrovirale combinatietherapie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij een hoge baseline 'viral load' (> 100.000 HIV–1 RNA kopieën/ml) is er een groter risico van virologisch falen, met een hoger percentage resistentie tegen NNRTI's ontstaan na het begin van de behandeling. Er zijn onvoldoende gegevens om het gebruik bij eerder virologisch falen op NNRTI's te rechtvaardigen.
Het gebruik wordt niet aanbevolen bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min), vanwege gebrek aan gegevens bij deze patiëntengroep, daarom de nierfunctie controleren vóór en regelmatig tijdens de behandeling. Een risico van nefrotoxiciteit is ondanks de relatief lage systemische tenofovirconcentraties niet uitgesloten. De behandeling staken indien de creatinineklaring afneemt naar < 30 ml/min.
Wees voorzichtig bij een matig–ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9). De werkzaamheid en veiligheid van emtricitabine/tenofoviralafenamide/rilpivirine bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) zijn niet vastgesteld; gebruik wordt daarom niet aanbevolen. Bij reeds bestaande leveraandoeningen (waaronder chronische actieve hepatitis) of risicofactoren voor leverziekte (zoals vrouwen met obesitas, alcoholgebruik) is er meer kans op achteruitgang van de leverfunctie tijdens anti-retrovirale combinatietherapie, waaronder met fatale afloop (bij co–infectie met hepatitis B– of C–virus); de leverfunctie conform de standaardprocedures controleren en bij een verslechtering de behandeling onderbreken of staken. Bij staken van de behandeling kan een acute exacerbatie van hepatitis optreden; de patiënt gedurende ten minste enige maanden nauwlettend vervolgen. Bij gebruik van NRTI's kan lactaatacidose optreden, gewoonlijk samengaand met hepatische steatose. Lactaatacidose treedt over het algemeen enkele maanden na de start van de behandeling op en kan geassocieerd zijn met pancreatitis, leverfalen of nierfalen. De behandeling staken bij het optreden van symptomen van hyperlactatemie en metabole acidose/lactaatacidose, progressieve hepatomegalie of snel stijgende aminotransferasespiegels.
Ernstige huidreacties met systemische symptomen zijn gerapporteerd. Laat de patiënt zich direct melden bij de eerste tekenen van huid- en/of slijmvliesreacties en staak bij vermoeden van een ernstige reactie de behandeling.
Wees bedacht op osteonecrose bij het optreden van pijnlijke en/of stijf worden van gewrichten.
Wees voorzichtig bij ernstige immuundeficiëntie in verband met meer kans op ontstekingsreacties op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen die tot ernstige klinische ziektebeelden kunnen leiden (bv. CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties en Pneumocystis jiroveci pneumonie). In dit kader kunnen ook auto-immuunziekten (zoals M. Graves) optreden, vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Interacties emtricitabine:
Emtricitabine heeft in vitro geen relevante invloed op CYP-enzymen en wordt zelf nauwelijks gemetaboliseerd door CYP-enzymen.
Relevant: de werking van cladribine kan ongedaan gemaakt worden, combinatie wordt ontraden. Beide stoffen maken gebruik van dezelfde enzymsystemen (deoxycytidinekinase) voor de vorming van de actieve, intracellulaire trifosfaten.
Combinatie met lamivudine wordt ontraden vanwege het ontbreken van gegevens over de combinatie.
Interacties tenofovir:
Relevant:
Toename tenofovirdisoproxil: ledipasvir en velpatasvir remmen het metabolisme.
Overig effect, tenofovirdisoproxil: bij combinatie met diclofenac, ibuprofen of naproxen kan de toxiciteit van tenofovirdisoproxil toenemen; acute nierbeschadiging is gemeld.
Overig effect, tenofovir: de AUC van didanosine stijgt.
Bij combinatie met atazanavir moet atazanavir worden geboost.
Bij combinatie met cidofovir kan het risico op het syndroom van Fanconi toenemen; de combinatie wordt ontraden.
Niet beoordeeld: acuut nierfalen is gemeld bij combinatie van tenofovirdisoproxil met hooggedoseerde of gecombineerde NSAID's bij patiënten met risicofactoren voor renale disfunctie.
Bij combinatie met een met ritonavir of cobicistat gebooste HIV-proteaseremmer is een hoger risico op nierfunctiestoornis gemeld.
De fabrikant adviseert de nierfunctie wekelijks te controleren bij combinatie met andere middelen die via hetzelfde renale transportsysteem ('human organic anion transporter' 1 en 3, of 'multidrug resistant protein' 4 (MRP 4)) als tenofovir worden uitgescheiden.
De fabrikant ontraadt combinatie met adefovir.
Een hoog percentage virologisch falen en resistentieontwikkeling is gemeld, beide in een vroeg stadium, bij combinatie van tenofovir plus lamivudine en abacavir of didanosine.
De Cmax en AUC van lopinavir kunnen dalen; lopinavir kan de Cmax en AUC van tenofovir verhogen.
De fabrikant ontraadt toepassing van tenofovirdisoproxil bij gelijktijdig of recent gebruik van een nefrotoxisch middel.
Interacties rilpivirine
Rilpivirine wordt vooral gemetaboliseerd door CYP3A; het remt P-gp.
Relevant:
Absorptie: de effectiviteit kan afnemen door een protonpompremmer (ontraden) of een H2-antagonist. De H2-antagonist moet ten minste 12 uur vóór of 4 uur na rilpivirine worden ingenomen.
Afname rilpivirine: inductoren verlagen de plasmaconcentratie en de AUC. Combinatie wordt ontraden. Bij combinatie met rifabutine moet de dosering worden verhoogd.
Toename rilpivirine: de plasmaconcentratie stijgt door claritromycine en erytromycine. Bovendien stijgt de plasmaconcentratie van erytromycine.
Rilpivirine remt het metabolisme van: dabigatran en digoxine.
Overig effect: combinatie met Viekirax® in combinatie met dasabuvir wordt ontraden.
Niet beoordeeld:
Absorptie: de fabrikant adviseert inname van een antacidum ten minste 2 uur vóór of 4 uur na rilpivirine.
Toename rilpivirine: ketoconazol verhoogt de plasmaconcentratie en de AUC. Bovendien kan de plasmaconcentratie van ketoconazol dalen.
Geboost darunavir verhoogt de plasmaconcentratie en de AUC met ong. 150%; geboost lopinavir doet dit met ong. 50%.
Overig effect: de plasmaconcentratie en de AUC van tenofovir worden verhoogd met ong. 20%.
De plasmaconcentratie en de AUC van methadon kunnen worden verlaagd met ong. 20%.
Hoge doses rilpivirine verlengen het QTc-interval, maar een dagdosis van 25 mg rilpivirine niet. Voorzichtigheid is geboden bij combinatie met middelen die het QTc-interval verlengen,
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NUCLEOSIDEN EN NUCLEOTIDEN (EXCL. REVERSE-TRANSCR-REMMERS) | ||
---|---|---|
Zovirax
|
J05AB01 | |
J05AB12 | ||
Cymevene
|
J05AB06 | |
Veklury
|
J05AB16 | |
Zelitrex
|
J05AB11 | |
Valcyte
|
J05AB14 |
FOSFONZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Foscavir
|
J05AD01 |
PROTEASEREMMERS | ||
---|---|---|
Reyataz
|
J05AE08 | |
Prezista
|
J05AE10 | |
Telzir
|
J05AE07 | |
Crixivan
|
J05AE02 | |
Norvir
|
J05AE03 | |
Invirase
|
J05AE01 |
NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Ziagen
|
J05AF06 | |
Emtriva
|
J05AF09 | |
Baraclude
|
J05AF10 | |
Epivir 3TC, Zeffix
|
J05AF05 | |
Vemlidy
|
J05AF13 | |
J05AF07 | ||
Retrovir AZT
|
J05AF01 |
NIET-NUCLEOSIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Pifeltro
|
J05AG06 | |
Stocrin
|
J05AG03 | |
Intelence
|
J05AG04 | |
Viramune
|
J05AG01 | |
Edurant
|
J05AG05 |
NEURAMINIDASEREMMERS | ||
---|---|---|
Tamiflu
|
J05AH02 | |
Relenza, Dectoza
|
J05AH01 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR HIVINFECTIE, COMBINATIEPREPARATEN | ||
---|---|---|
Kivexa
|
J05AR02 | |
J05AR20 | ||
J05AR13 | ||
Dovato
|
J05AR25 | |
J05AR18 | ||
J05AR03 | ||
J05AR09 | ||
Kaletra
|
J05AR10 |
OVERIGE ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Tivicay
|
J05AX12 | |
Celsentri
|
J05AX09 | |
Isentress
|
J05AX08 | |
J05AX24 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR BEHANDELING VAN HCV-INFECTIES | ||
---|---|---|
Zepatier
|
J05AP54 | |
Maviret
|
J05AP57 | |
Harvoni
|
J05AP51 | |
Copegus
|
J05AP01 | |
Sovaldi
|
J05AP08 | |
Epclusa
|
J05AP55 |