Nucleoside analogon van guanosine met activiteit tegen HBV-polymerase
De steady-state farmacokinetiek van entecavir werd beoordeeld (studie 028) bij 24 nucleoside-naïeve HBeAg-positieve pediatrische patiënten in de leeftijd van 2 tot < 18 jaar met gecompenseerde leverziekte. De entecavirblootstelling onder nucleoside-naïeve patiënten die eenmaaldaagse doses entecavir 0,015 mg/kg tot een maximumdosis van 0,5 mg kregen, was vergelijkbaar met de blootstelling bij volwassenen die eenmaaldaagse doses van 0,5 mg kregen. De Cmax, AUC(0-24) en Cmin voor deze patiënten was respectievelijk 6,31 ng/ml, 18,33 ng u/ml, en
0,28 ng/ml.
Tablet 0,5 mg, 1 mg
Drank 0,05 mg/ml (niet in handel in Nederland)
Chronische HBV-infectie bij nucleoside naïeve patiënten |
---|
Bij verminderde nierfunctie bij volwassenen:
creatinineklaring 30-50 ml/min: 50% van de standaarddosering;
creatinineklaring 10-30 ml/min: 30% van de standaarddosering;
creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min: de fabrikant adviseert nucleoside-naïeve patiënten 0,05 mg 1dd of 0,5 mg 1x per 5-7 dagen.
Bij kinderen is neutropenie een zeer vaak voorkomende bijwerking.
De bijwerkingen waargenomen bij pediatrische patiënten die werden behandeld met entecavir kwamen overeen met die waargenomen in klinische onderzoeken van entecavir bij volwassenen.
Vaak (1–10%): hoofdpijn (9%), duizeligheid, slaapstoornissen, vermoeidheid. Misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree. Verhoogde transaminasen. Afname bicarbonaat (bij gedecompenseerde leverziekte, bij ca. 2%).
Soms (0,1–1%): huiduitslag, alopecia.
Zelden (0,01–0,1%): anafylactoïde reactie.
Verder zijn gemeld: andere afwijkende laboratoriumwaarden zoals verhoogde amylase- en lipasespiegels, verhoogd totaal bilirubinegehalte, verlaagde albuminespiegel en trombocytopenie. Exacerbaties van hepatitis tijdens de behandeling zijn gemeld. Hierbij zijn verhoogde ALAT-spiegels waargenomen, samenhangend met een daling van de 'viral load'. Acute exacerbaties zijn gemeld bij patiënten bij wie de behandeling met entecavir is gestaakt. Lactaatacidose is gemeld, vaak geassocieerd met hepatische decompensatie, en mede veroorzaakt door andere ernstige aandoeningen en blootstelling aan andere geneesmiddelen.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Een lagere virologische respons (gedefinieerd als streefwaarde voor HBV DNA: < 50 IE/ml) is waargenomen bij pediatrische patiënten met een baseline HBV DNA ≥ 8,0 log10 IE/ml. Weeg de voordelen van langdurige virologische suppressie af tegen het risico van langdurige behandeling, zoals het ontstaan van een resistent hepatitis B-virus. (SmPC)
Mutaties in HBV: Voor een beoordeling van de effectiviteit van entecavir bij bepaalde mutaties in het HBV zie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 5.1, vanaf kopje antivirale activiteit).
Reeds bestaande lamivudine-resistente HBV wordt in verband gebracht met meer kans op resistentie tegen entecavir; bij een gedecompenseerde leverziekte kan virologische doorbraak leiden tot ernstige klinische complicaties van de onderliggende leverziekte; in dat geval de therapie aanpassen volgens de richtlijn (zie link in rubriek Advies).
Bij chronische hepatitis B kunnen spontane exacerbaties optreden gekenmerkt door kortstondige verhogingen van serum-ALAT van > 10× de ULN ('upper limit of normal range') of > 2× de uitgangswaarde, met een daling van de serum-HBV DNA-spiegels. Bij gevorderde leverziekte of cirrose is er dan meer kans op hepatische decompensatie; de patiënt nauwlettend vervolgen. Tijdens de behandeling met entecavir is dit gemiddeld 4-5 weken na aanvang van de behandeling waargenomen. Bij patiënten met gedecompenseerde leverziekte, met name bij patiënten met een Child-Pughscore van 10–15, zijn vaker ernstige leverbijwerkingen waargenomen (zoals lactaatacidose en het hepatorenaal syndroom), vergeleken met gecompenseerde leverziekte. Deze patiënten tijdens de behandeling en indien van toepassing tot 6 maanden na staken van de behandeling regelmatig de lever- en nierfunctie controleren én controleren op de parameters die bij hepatitis B geassocieerd worden met een antivirale respons. Hoewel niet gemeld in fase II onderzoek kan, vanwege een verwante structuur met nucleoside-analoga het risico van lactaatacidose, soms met fatale afloop, niet worden uitgesloten; de behandeling staken bij snel stijgende aminotransferase spiegels, progressieve hepatomegalie of metabole/lactaatacidose van een onbekende oorzaak. Ernstige gevallen (soms fataal) zijn in verband gebracht met hogere serum lactaatspiegels, pancreatitis, hepatische steatose, lever- of nierfalen.
Na een behandeling van 24 weken en bij patiënten met een suboptimale respons een andere behandeling overwegen. Bij sommige patiënten met een chronische hepatitis B-virusziekte, kan na het staken van de therapie (mediane duur: na 23–24 weken) een exacerbatie van hepatitis (> 10× ULN of > 2× referentie [laagste uitgangswaarde of laatste gemeten waarde na de laatste dosis]) optreden met in sommige gevallen een fatale afloop. Indien de behandeling met entecavir moet worden gestaakt, de patiënt gedurende ten minste 6 maanden nauwlettend volgen.
Onderzoeksgegevens en ervaring: Er zijn geen gegevens beschikbaar over de werkzaamheid van entecavir bij een gelijktijdige infectie met hepatitis C of D en bij HBeAg-negatieve patiënten die gelijktijdig zijn geïnfecteerd met HIV. Entecavir niet gebruiken bij patiënten met een HIV/HBV-co-infectie die geen cART krijgen, vanwege resistentie-ontwikkeling van het HIV.
Niet beoordeeld: de fabrikant adviseert extra controle op bijwerkingen bij combinatie met middelen die via de nieren worden uitgescheiden of die de nierfunctie beïnvloeden.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NUCLEOSIDEN EN NUCLEOTIDEN (EXCL. REVERSE-TRANSCR-REMMERS) | ||
---|---|---|
Zovirax
|
J05AB01 | |
J05AB12 | ||
Cymevene
|
J05AB06 | |
Zelitrex
|
J05AB11 | |
Valcyte
|
J05AB14 |
FOSFONZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Foscavir
|
J05AD01 |
PROTEASEREMMERS | ||
---|---|---|
Reyataz
|
J05AE08 | |
Prezista
|
J05AE10 | |
Telzir
|
J05AE07 | |
Crixivan
|
J05AE02 | |
Norvir
|
J05AE03 | |
Invirase
|
J05AE01 |
NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Ziagen
|
J05AF06 | |
Emtriva
|
J05AF09 | |
Epivir 3TC, Zeffix
|
J05AF05 | |
J05AF07 | ||
Retrovir AZT
|
J05AF01 |
NIET-NUCLEOSIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Pifeltro
|
J05AG06 | |
Stocrin
|
J05AG03 | |
Intelence
|
J05AG04 | |
Viramune
|
J05AG01 | |
Edurant
|
J05AG05 |
NEURAMINIDASEREMMERS | ||
---|---|---|
Tamiflu
|
J05AH02 | |
Relenza, Dectoza
|
J05AH01 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR HIVINFECTIE, COMBINATIEPREPARATEN | ||
---|---|---|
Kivexa
|
J05AR02 | |
J05AR20 | ||
J05AR13 | ||
Dovato
|
J05AR25 | |
J05AR18 | ||
J05AR19 | ||
J05AR03 | ||
J05AR09 | ||
Kaletra
|
J05AR10 |
OVERIGE ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Tivicay
|
J05AX12 | |
Fuzeon
|
J05AX07 | |
Celsentri
|
J05AX09 | |
Isentress
|
J05AX08 | |
J05AX24 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR BEHANDELING VAN HCV-INFECTIES | ||
---|---|---|
Zepatier
|
J05AP54 | |
Maviret
|
J05AP57 | |
Harvoni
|
J05AP51 | |
Copegus, Rebetol
|
J05AP01 | |
Sovaldi
|
J05AP08 | |
Epclusa
|
J05AP55 |