HIV: On-label
Neonatale profylaxe:
Prematuren: Off-label
A terme neonaten: On-label
Capsule 100 mg
Conc. voor infusieopl. 10 mg/ml
Drank 10 mg/ml
Tablet 300 mg
Antivirale stof met in-vitro grote werkzaamheid tegen retrovirussen, incl. het humane immunodeficiëntievirus (HIV). Blokkeert na omzetting tot het trifosfaat het virale reverse transcriptase.
Vetrijk voedsel vertraagt en vermindert de absorptie.
Indicatie: HIV |
---|
|
Indicatie: Neonatale profylaxe bij HIV positieve moeder |
---|
|
Aanpassingen als volgt:
NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Ziagen
|
J05AF06 | |
Videx DDI
|
J05AF02 | |
Emtriva
|
J05AF09 | |
Baraclude
|
J05AF10 | |
Epivir 3TC, Zeffix
|
J05AF05 | |
Zerit d4T
|
J05AF04 | |
J05AF07 |
NEURAMINIDASEREMMERS | ||
---|---|---|
Tamiflu
|
J05AH02 | |
Relenza
|
J05AH01 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR HIVINFECTIE, COMBINATIEPREPARATEN | ||
---|---|---|
Kivexa
|
J05AR02 | |
J05AR13 | ||
J05AR19 | ||
J05AR03 | ||
J05AR18 | ||
J05AR09 |
NIET-NUCLEOSIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Stocrin
|
J05AG03 | |
Intelence
|
J05AG04 | |
Viramune
|
J05AG01 | |
Edurant
|
J05AG05 |
FOSFONZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Foscavir
|
J05AD01 |
NUCLEOSIDEN EN NUCLEOTIDEN (EXCL. REVERSE-TRANSCR-REMMERS) | ||
---|---|---|
Zovirax
|
J05AB01 | |
J05AB12 | ||
Cymevene
|
J05AB06 | |
Copegus, Rebetol
|
J05AB04 | |
Zelitrex
|
J05AB11 | |
Valcyte
|
J05AB14 |
OVERIGE ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Tivicay
|
J05AX12 | |
Fuzeon
|
J05AX07 | |
Celsentri
|
J05AX09 | |
Isentress
|
J05AX08 |
PROTEASEREMMERS | ||
---|---|---|
Reyataz
|
J05AE08 | |
Prezista
|
J05AE10 | |
Telzir
|
J05AE07 | |
Crixivan
|
J05AE02 | |
Kaletra
|
J05AE06 | |
Norvir
|
J05AE03 | |
Invirase
|
J05AE01 |
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, misselijkheid. Vaak (1-10%): anemie, neutropenie, leukopenie, braken, buikpijn, diarree, duizeligheid, spierpijn, malaise, verhoging leverenzymwaarden en bilirubine. Soms (0,1-1%): kortademigheid, trombocytopenie, pancytopenie (met beenmerghypoplasie), flatulentie, huiduitslag, jeuk, myopathie, koorts, gegeneraliseerde pijn, asthenie. Zelden (0,01-0,1%): aplasie van de rode bloedcellen, anorexie, melkzuuracidose (zonder hypoxemie), slaapstoornissen, paresthesie, convulsies en andere centrale verschijnselen (angst, depressie, verlies van geestelijke scherpte), cardiomyopathie, hoesten, aantasting van de smaak, dyspepsie, pancreatitis, leverstoornissen, urticaria, transpireren, verandering mictie frequentie, gynaecomastie, koude rillingen, pijn op de borst, griepachtig syndroom, nagel-, huid-, en mondslijmvliespigmentatie. Zeer zelden (< 0.01%): aplastische anemie. Melkzuuracidose (soms fataal) geassocieerd met ernstige hepatomegalie en leversteatose, pancreatitis, nierfalen en verhoogde lactaatspiegels zijn in zeldzame gevallen gemeld tijdens het gebruik van nucleoside analoga. Vroege symptomen van melkzuuracidose omvatten misselijkheid, braken, buikpijn, malaise, verlies van eetlust, gewichtsverlies, respiratoire of neurologische symptomen. Melkzuuracidose trad gewoonlijk op na behandeling van een paar maanden. Anti-retrovirale combinatietherapie is in verband gebracht met een herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie) en metabole afwijkingen.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Pasgeborene met hyperbilirubinemie die behandeling anders dan lichttherapie behoeft; pasgeborene met verhoogde transaminasewaarden van meer dan vijfmaal de bovengrens van de normaalwaarden.
Minder dan 0,75 × 109 neutrofielen/l of een Hb-gehalte < 4,6 mmol/l. Pasgeborene met hyperbilirubinemie die behandeling anders dan lichttherapie behoeft; pasgeborene met verhoogde transaminasewaarden van meer dan vijfmaal de bovengrens van de normaalwaarden. Voorzichtigheid is geboden bij slechte beenmergstatus, bij verminderde nierfunctie en bij patiënten (vooral vrouwen met obesitas) met hepatomegalie, hepatitis of andere bekende risicofactor voor leverziekte.
Indien mogelijk voor de voeding toedienen. In geval van substantieel braken (dwz zeggen niet een enkel mondje:
<15 minuten na inname: volledige nieuwe dosis geven als pasgeborene rustig is
15-30 minuten na inname: geef halve dosis
>30 minuten na inname: Geen nieuwe dosis geven, meeste medicatie is opgenomen.
Het verdient aanbeveling bij HIV-ziekte in een gevorderd stadium gedurende de eerste drie maanden van behandeling ten minste elke twee weken het bloedbeeld te controleren en vervolgens ten minste eenmaal per maand. Bij patiënten in een vroeg stadium van de ziekte volstaat in het algemeen, afhankelijk van de conditie, een bloedonderzoek eens per 1–3 maanden. Bij optreden van ernstige anemie of beenmergsuppressie de dosering aanpassen. Voorzichtigheid is geboden bij pancreatitis in de anamnese, hepatomegalie (m.n. vrouwen met obesitas), hepatitis, of andere bekende risicofactoren voor leverziekte en leversteatose. Behandeling met nucleoside analoga onderbreken bij symptomen hyperlactatemie, metabole/melkzuuracidose, progressieve hepatomegalie of snel toenemende aminotransferasespiegels. Hepatitis C geïnfecteerde volwassenen die met interferonen en ribavirine worden behandeld kunnen een vergroot risico hebben op ontwikkeling van melkzuuracidose. Patiënten dienen erop te worden gewezen dat therapie met zidovudine het risico van overdracht van HIV op anderen door seksueel contact of via besmet bloed niet vermindert. Ook dienen ze erop te worden gewezen geen vrij verkrijgbare geneesmiddelen in te nemen zonder medeweten van de behandelend specialist. Bij leverfunctiestoornissen zijn er (beperkte) gegevens over cumulatie, waardoor het noodzakelijk kan zijn de dosering aan te passen.
Relevant:
Afname zidovudine: mycofenolzuur en tipranavir kunnen het effect verkleinen.
Toename zidovudine: de toxiciteit kan toenemen door atovaquon, fluconazol, methadon, probenecide, ribavirine en valproïnezuur.
Bij combinatie met ganciclovir is het risico op neutropenie verhoogd; vervang zidovudine. Bij combinatie met valganciclovir moet worden gelet op de toxiciteit.
Overig effect: bij combinatie met stavudine wordt de fosforylering van stavudine verminderd (beide gebruiken thymidinekinase voor de intracellulaire fosforylering). Gebleken is dat de combinatie zidovudine + stavudine klinisch minder goede resultaten geeft dan behandeling met alleen stavudine; de combinatie is gecontraïndiceerd.
Niet relevant: de Cmax en AUC kunnen worden verlaagd door bepaalde oncolytica (bleomycine, cyclofosfamide, doxorubicine, epirubicine, etoposide, teniposide, vinblastine, vincristine, vinorelbine). Verder kan er in theorie een additief effect van beenmergdepressie zijn.
Niet beoordeeld:
Afname zidovudine: rifampicine verlaagt de biologische beschikbaarheid. De fabrikant ontraadt de combinatie.
Overig effect: de toxiciteit kan toenemen door stoffen die myelosuppressief zijn, zoals co-trimoxazol, dapson, flucytosine, foscarnet, systemisch toegediend pentamidine en pyrimethamine.
Combinatie met aciclovir werkt in vitro synergistisch. In zeldzame gevallen zijn meer bijwerkingen waargenomen (zoals ernstige lethargie).
De fenytoïneplasmaconcentratie kan stijgen of dalen.