Combinatie van een nucleoside - en een nucleotide reverse transcriptaseremmer (NRTI en NtRTI; emtricitabine en tenofoviralafenamide, respectievelijk), een 'integrase strand transfer inhibitor' (INSTI; elvitegravir) en een CYP3A-remmer (cobicistat). Cobicistat verhoogt de systemische blootstelling aan elvitegravir. Emtricitabine is een prodrug en wordt intracellulair gefosforyleerd tot de actieve trifosfaatverbinding. Tenofoviralafenamide is eveneens een prodrug en wordt intracellulair gehydrolyseerd tot tenofovir en vervolgens gefosforyleerd tot tenofovirdifosfaat.
Gemiddelde C_max [ng/mL] (Coefficient of variation [%]) | |||||
elvitegravir | cobicistat | emtricitabine | tenofovir alafenamide fumarate | tenofovir | |
8 - 12 jaar, > 25 kg | 3055,2 (38,7) | 2079,4 (46,7) | 3397,4 (27,0) | 313,3 (61,2) |
26,1 (20,8) |
12 - 18 jaar, ≥ 35 kg | 2229,6 (19,2) | 1202,4 (35,0) | 2265,0 (22,5) | 121,7 (46,2) |
14,6 (20,0) |
Bron: SmPC Genvoya
Per tablet: elvitegravir 150 mg, cobicistat 150 mg, emtricitabine 200 mg, tenofoviralafenamide (als fumaraat) 10 mg
Per tablet: elvitegravir 90 mg, cobicistat 90 mg, emtricitabine 120 mg, tenofoviralafenamide (als fumaraat) 6 mg
Behandeling HIV infectie |
---|
|
Aanpassingen als volgt:
Intermitterende hemodialyse, continue venoveneuze hemodialyse en -hemo(dia)filtratie, peritoneale dialyse: gebruik van het combinatiepreparaat moet worden vermeden, omdat het hiervoor niet geschikt is. Het doseringsinterval van emtricitabine moet worden aangepast.
Het veiligheidsprofiel bij kinderen en adolescenten komt overeen met dat van volwassenen.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid. Ongewone dromen. Braken, diarree, buikpijn, flatulentie. Huiduitslag. Vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): dyspepsie. Jeuk.
Verder is gemeld: verandering in serumcreatinine door remming van de tubulaire secretie van creatinine, zonder aantasting van de daadwerkelijke glomerulaire nierfunctie.
Bij gebruik van emtricitabine of elvitegravir in combinatie met andere anti-retrovirale middelen zijn nog soms angio-oedeem, anemie en depressie gemeld.
Bij gebruik van NRTI's kan lactaatacidose optreden, gewoonlijk samengaand met hepatische steatose. Lactaatacidose treedt over het algemeen enkele maanden na de start van de behandeling op en kan geassocieerd zijn met pancreatitis, leverfalen of nierfalen.
cART: Anti-retrovirale combinatietherapie (cART) is in verband gebracht met gewichtstoename, een herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie) en met metabole stoornissen (zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, hyperlactatemie, insulineresistentie, hyperglykemie, het ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus).
Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren, voortgeschreden HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART. Wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke gewrichten en/of het stijf worden van gewrichten.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Resistentie is beschreven; zie voor meer informatie over mutaties in het HIV-1 die leiden tot resistentie tegen emtricitabine, tenofoviralafenamide of elvitegravir de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 5.1, kopje resistentie).
Nierfunctie: vóór het beginnen van de behandeling de creatinineklaring bepalen evenals de glucose en het eiwit in de urine. De behandeling niet beginnen indien de creatinineklaring < 30 ml/min is. Er zijn geen gegevens over toepassing bij kinderen < 12 jaar met een nierfunctiestoornis. Tijdens de behandeling gedurende het eerste jaar elke vier weken de creatinineklaring, het serumfosfaatgehalte, de glucose en het eiwit in de urine bepalen, daarna elke drie maanden. Bij risicofactoren voor een nierfunctiestoornis een meer frequente controle overwegen; bij (noodzakelijke) combinatie met andere nefrotoxische geneesmiddelen wekelijks blijven controleren. Cobicistat remt de tubulaire secretie van creatinine en kan matige stijgingen van het serumcreatinine veroorzaken; bij een stijging van > 26,5 micromol/l ten opzichte van de uitgangswaarde nauwlettend controleren op niertoxiciteit. Indien het serumfosfaatgehalte < 0,48 mmol/l is of de creatinineklaring < 70 ml/min, de nierfunctie binnen één week opnieuw beoordelen, inclusief het glucose- en kaliumgehalte in het bloed en het glucosegehalte in de urine; bij een creatinineklaring < 70 ml/min alleen na zorgvuldige overweging doorbehandelen. Staak de therapie bij een creatinineklaring < 30 ml/min.
Botafwijkingen dragen zelden bij aan het ontstaan van fracturen en kunnen worden geassocieerd met proximale niertubulopathie.
Bij reeds bestaande leveraandoeningen (waaronder chronische actieve hepatitis) of bij risicofactoren voor leverziekte (zoals vrouwen met obesitas, alcoholgebruik) is er meer kans op achteruitgang van de leverfunctie tijdens anti-retrovirale combinatietherapie. Bij co-infectie met hepatitis B of C (HBV of HCV) is er meer kans op ernstige en potentieel fatale leverbijwerkingen; de leverfunctie conform de standaardprocedures controleren en bij een achteruitgang de behandeling onderbreken of staken. Bij staken van de behandeling bij co-infectie met HBV kan een acute exacerbatie van hepatitis optreden; de patiënt gedurende ten minste enige maanden nauwlettend vervolgen. Staken van de behandeling bij gevorderde leverziekte of cirrose wordt afgeraden omdat dit kan leiden tot leverdecompensatie.
Lactaatacidose is gerapporteerd bij gebruik van nucleoside-analoga en wordt meestal geassocieerd met ernstige hepatomegalie en hepatische steatosis. Wees daarom voorzichtig bij (in het bijzonder obese vrouwen) met hepatomegalie of andere bekende risicofactoren voor leverziekte en leversteatose. Co-infectie met HCV (behandeld met interferon α en ribavirine) is tevens een risicofactor. Vroege symptomen van hyperlactatemie omvatten misselijkheid, braken, buikpijn, malaise, verlies van eetlust, gewichtsverlies en respiratoire (snelle en/of zware ademhaling) of neurologische symptomen (incl. verzwakte motoriek). Lactaatacidose treedt gewoonlijk op na behandeling van een paar maanden. Ernstige (soms fataal verlopende) gevallen zijn in verband gebracht met pancreatitis, leverfalen/leversteatose en nierfalen. De behandeling staken bij optreden van symptomatische hyperlactatemie, metabole- of lactaatacidose, progressieve hepatomegalie of snel toenemende aminotransferasespiegels.
Wees voorzichtig bij ernstige immuundeficiëntie in verband met meer kans op ontstekingsreacties op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen die tot ernstige klinische ziektebeelden kunnen leiden (bv. CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie). In dit kader kunnen ook auto-immuunziekten (zoals M. Graves) optreden, vaak pas na vele maanden na aanvang van de behandeling.
Onderzoeksgegevens: er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij:
Interacties Cobicistat:
Cobicistat remt CYP3A, CYP2D6 en de transporters P-gp, BCRP, OATP1B1 en OATP1B3. Het is substraat voor CYP3A en CYP2D6.
Relevant:
Afname cobicistat: de concentratie daalt door krachtige CYP3A4-inductoren, dexamethason, oxcarbazepine en Orkambi®; bovendien kan de concentratie van rifabutine stijgen door cobicistat. Combinatie wordt ontraden. Bij combinatie met dexamethason moet de effectiviteit van het met cobicistat gebooste middel worden gecontroleerd.
Cobicistat verhoogt de concentratie van: CYP3A4-remmers, en van afatinib, alfentanil, alfuzosine, amfetamine, amiodaron, bepaalde antipsychotica (aripiprazol, haloperidol, perfenazine, risperidon, sertindol), atomoxetine, chloorpromazine, clorazepinezuur, bepaalde corticosteroïden (fluticason, prednis(ol)on, methylprednisolon, triamcinolon, triamcinolonacetonide, triamcinolonhexacetonide), diazepam, digoxine, DOAC'S, erytromycine, etoposide, flecainide, itraconazol, ketoconazol, kinine, lidocaïne, metformine, metoprolol, pethidine, piroxicam, propafenon, pyrimethamine, riociguat, rosuvastatine, sertraline, silodosine, tamsulosine, tenofovir alafenamide, tetrabenazine, trazodon, tricyclische antidepressiva, venlafaxine, voriconazol en vortioxetine.
De concentratie van claritromycine stijgt; bovendien kan de cobicistatconcentratie stijgen.
Cobicistat verlaagt de concentratie van: (de actieve metaboliet van) tamoxifen.
De concentratie van ethinylestradiol daalt; de betrouwbaarheid van orale anticonceptiva, de vaginale ring en de pleister kan afnemen. Een andere vorm van anticonceptie wordt aanbevolen.
Overig effect: combinatie met bosentan, Elbasvir/Grazoprevir of saquinavir wordt ontraden.
Het trombocytenaggregatieremmend effect van clopidogrel wordt mogelijk verminderd.
De werking van VKA's wordt beïnvloed.
Niet relevant:
Cobicistat verhoogt de concentratie van: CYP3A4-remmers, en van ciclesonide en fentanyl (intraveneus, oromucosaal, sublinguaal of nasaal toegediend).
Niet beoordeeld:
Cobicistat verhoogt de concentratie van drospirenon, met als mogelijk gevolg hyperkaliëmie.
Interacties Elvitegravir/Cobicistat/Emtricitabine/Tenofovir alafenamide:
Relevant:
Absorptie: de absorptie van elvitegravir wordt verminderd door gelijktijdige inname met antacida, calciumzouten en ijzerzouten. Het combinatiepreparaat moet ten minste 2 uur vóór of na het andere middel worden ingenomen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NUCLEOSIDEN EN NUCLEOTIDEN (EXCL. REVERSE-TRANSCR-REMMERS) | ||
---|---|---|
Zovirax
|
J05AB01 | |
J05AB12 | ||
Cymevene
|
J05AB06 | |
Veklury
|
J05AB16 | |
Zelitrex
|
J05AB11 | |
Valcyte
|
J05AB14 |
FOSFONZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Foscavir
|
J05AD01 |
PROTEASEREMMERS | ||
---|---|---|
Reyataz
|
J05AE08 | |
Prezista
|
J05AE10 | |
Telzir
|
J05AE07 | |
Crixivan
|
J05AE02 | |
Norvir
|
J05AE03 | |
Invirase
|
J05AE01 |
NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Ziagen
|
J05AF06 | |
Emtriva
|
J05AF09 | |
Baraclude
|
J05AF10 | |
Epivir 3TC, Zeffix
|
J05AF05 | |
Vemlidy
|
J05AF13 | |
J05AF07 | ||
Retrovir AZT
|
J05AF01 |
NIET-NUCLEOSIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Pifeltro
|
J05AG06 | |
Stocrin
|
J05AG03 | |
Intelence
|
J05AG04 | |
Viramune
|
J05AG01 | |
Edurant
|
J05AG05 |
NEURAMINIDASEREMMERS | ||
---|---|---|
Tamiflu
|
J05AH02 | |
Relenza, Dectoza
|
J05AH01 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR HIVINFECTIE, COMBINATIEPREPARATEN | ||
---|---|---|
Kivexa
|
J05AR02 | |
J05AR20 | ||
J05AR13 | ||
Dovato
|
J05AR25 | |
J05AR19 | ||
J05AR03 | ||
J05AR09 | ||
Kaletra
|
J05AR10 |
OVERIGE ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Tivicay
|
J05AX12 | |
Celsentri
|
J05AX09 | |
Isentress
|
J05AX08 | |
J05AX24 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR BEHANDELING VAN HCV-INFECTIES | ||
---|---|---|
Zepatier
|
J05AP54 | |
Maviret
|
J05AP57 | |
Harvoni
|
J05AP51 | |
Copegus
|
J05AP01 | |
Sovaldi
|
J05AP08 | |
Epclusa
|
J05AP55 |