Specifieke opioïdreceptor-antagonist zonder agonistische of morfineachtige eigenschappen, zoals andere opioïdreceptor-antagonisten. Naloxon veroorzaakt geen respiratoire depressie, psychose-achtige effecten of pupilconstrictie. In afwezigheid van opioïden vertoont het geen farmacologische activiteit. Gewenning dan wel afhankelijkheid is niet waargenomen. Bij afhankelijkheid van opiaten zal naloxon de symptomen van fysieke afhankelijkheid verminderen. De noodzaak de toediening te herhalen is afhankelijk van hoeveelheid, type en toedieningswijze van het te antagoneren narcoticum.
T1/2:
Neonaten: 3 uur
Kinderen: 1-1,5 uur
(SmPC)
Overdosering opiaat:
Intraveneus/IM: On-label
Endotracheaal: Off-label
Nasaal: On-label
Ademhalingdepressie tgv toediening opoiden aan moeder binnen 4 uur voor geboorte: On-label
Opiaatoverdosering tijdens (post-operatieve pijstilling): On-label
Jeuk agv terminale lever/nier insufficientie: Off-label
Inj.vlst. (hydrochloride als 2-water) 0.4 mg/ml
Ga snel naar:
Opiaat overdosering, vermoed of bekend (zoals bij anesthesie of postoperatieve pijnstilling) |
---|
|
Ademhalingsdepressie tgv toediening opoiden aan moeder binnen 4 uur voor geboorte |
---|
|
Opiaatoverdosering tijdens anaesthesie/ post-operatieve pijnstilling |
---|
|
Jeuk agv terminale lever/nierinsufficientie |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.
Vaak (1-10%): hypotensie, tachycardie, hypertensie. Duizeligheid, hoofdpijn. Braken. Postoperatieve pijn.
Soms (0,1-1%): bradycardie, aritmie. Hyperventilatie. Tremor. Zweten. Droge mond, diarree. Irritatie van de vaatwand, lokale irritatie en ontsteking na i.m.-toediening.
Zelden (0,01-0,1%): convulsies. Spanning.
Zeer zelden (< 0,01%): ventrikelfibrilleren, hartstilstand. Longoedeem. Allergische reacties (urticaria, rinitis, dyspneu, angio-oedeem), anafylactische shock. Erythema multiforme.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Snelle injectie werkt sterk emetisch. Werkingsduur van naloxon is korter dan de werkingsduur van morfine: langdurige observatie is nodig omdat een rebound effect kan optreden.
Bij neonaten: zorg eerst voor een goede ventilatie. Dien bij voorkeur geen naloxon toe aan een pasgeborene van wie de moeder verslavende middelen heeft gebruikt. ivm acute ontwenningsverschijnselen. Kan ook subcutaan of intramusculair worden toegediend indien de perifere circulatie van de pasgeborene voldoende is. Bewaking 24 uur na toediening.
Wees voorzichtig bij (ouderen met) ernstige cardiovasculaire aandoeningen of bij gebruik van potentieel cardiotoxische geneesmiddelen (zie rubriek Interacties), omdat ernstige cardiovasculaire bijwerkingen als ventriculaire tachycardie en ventrikelfibrilleren zijn opgetreden bij (postoperatieve) patiënten na toediening van naloxon.
Terughoudend toedienen aan personen met bekende of suspecte afhankelijkheid aan opioïden, inclusief pasgeborenen van moeders van wie deze afhankelijkheid bekend is. In dergelijke gevallen kan een abrupte en complete opheffing van de narcotische effecten resulteren in een acuut abstinentiesyndroom (hypertensie, hartritmestoornissen, hartstilstand, pulmonaal oedeem), dit kan ook optreden bij de pasgeboren kinderen van dergelijke patiënten.
Te hoge dosering kan leiden tot volledige opheffing van de analgesie, nervositeit en verhoging van de bloeddruk. Een te snelle opheffing van de effecten van opioïden kan misselijkheid, braken, zweten, hyperventilatie, duizeligheid, hypertensie, tachycardie, tremoren, convulsies en hartstilstand tot gevolg hebben.
Naloxon is niet effectief bij ademhalingsdepressie, veroorzaakt door niet-opioïden. Een ademhalingsdepressie, veroorzaakt door buprenorfine, kan slechts in beperkte mate met een hoge dosis naloxon (5–10 mg) worden opgeheven.
Na bevredigende reactie op de behandeling voortdurend blijven controleren en zo nodig herhalingsdoses toedienen, aangezien de werkingsduur van naloxon korter is dan van de meeste opioïden.
Naloxon kan de effecten van opioïden doen terugkeren, zodat gedurende minstens 24 uur na toediening niet deelgenomen moet worden aan het verkeer.
Interacties gelden voor parenteraal toegediend naloxon en niet voor oraal of sublinguaal toegediend naloxon, omdat dan vrijwel geen systemische plasmaconcentratie wordt bereikt.
Relevant: naloxon gaat het analgetische effect van opioïden tegen. Hierdoor kunnen onthoudingsverschijnselen ontstaan. Toevoeging van naloxon aan een opioïd wordt ontraden, tenzij naloxon bewust wordt toegepast als antidotum bij overdosering van een opioïd. Andersom kan bij toevoeging van een opioïd acute ademnood optreden.
De werking van het ontwenningsmiddel nalmefeen, een opioïd met agonistische/antagonistische werking, kan worden tegengegaan.
Niet beoordeeld: bij toediening van naloxon bij coma ten gevolge van overdosering van clonidine is ernstige hypertensie gemeld.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ANTIDOTA | ||
---|---|---|
V03AB16 | ||
Digitalis antidot
|
V03AB24 | |
V03AB27 | ||
Anexate
|
V03AB25 | |
V03AB19 | ||
Cyanokit
|
V03AB33 | |
Kajodan
|
V03AB21 | |
V03AB17 | ||
V03AB06 | ||
Toxogonin
|
V03AB13 | |
V03AB14 | ||
Bridion
|
V03AB35 |
IJZERCHELERENDE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Exjade
|
V03AC03 | |
Ferriprox
|
V03AC02 | |
Desferal
|
V03AC01 |
MIDDELEN BIJ HYPERKALIEMIE EN HYPERFOSFATEMIE | ||
---|---|---|
V03AE07 | ||
V03AE05 | ||
Sorbisterit Ca-resonium, Resonium A
|
V03AE01 | |
Renagel, Renvela
|
V03AE02 |
DETOXIFICANTIA BIJ BEHANDELING MET ONCOLYTICA | ||
---|---|---|
Rescuvolin, VoriNa
|
V03AF03 | |
Uromitexan
|
V03AF01 | |
Fasturtec
|
V03AF07 |
MIDDELEN BIJ HYPOGLYKEMIE | ||
---|---|---|
Proglicem
|
V03AH01 |