Laronidase is een glycoproteïne dat na intraveneuze infusie snel uit de circulatie verdwijnt en wordt opgenomen in de cellulaire lysosomen. Enzymsubstitutie therapie met laronidase bij patiënten met α-L-iduronidase deficiëntie verhoogt de capaciteit om opgehoopt substraat (glycoaminoglycanen) te hydrolyseren en verdere stapeling te voorkomen.
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Conc. voor infusieopl. 100 E/ml
Mucopolysaccharidose (MPS) type I |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Zeer vaak (> 10%): verhoging van bloeddruk, afname van de zuurstofverzadiging, tachycardie, pyrexie, rillingen.
De meeste bijwerkingen houden verband met de infusie en zijn in sommige gevallen ernstig.
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, misselijkheid, buikpijn, huiduitslag, artropathie, artralgie, rugpijn, pijn in de ledematen, roodheid in het gezicht, pyrexie, lokale reacties bij de infusieplaats.
Vaak (1-10%): toegenomen transpiratie, koud zweet, rillingen, warmte of koude sensaties, slechte perifere doorbloeding, pijn in skeletspieren, paresthesie, duizeligheid. Extreme ademhalingsproblemen, dyspneu, cyanose, hoesten. Braken, diarree. Angioneurotisch oedeem, opgezwollen gezicht, urticaria, jeuk, alopecia, hypotensie, bleekheid, anafylactische reactie, vaatlekkage, rusteloosheid.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
De therapie met laronidase moet plaatsvinden onder begeleiding van artsen die bekend zijn met de behandeling van patiënten met MPS I of andere erfelijk stofwisselingsziekten. Reanimatieapparatuur moet voorhanden zijn. Wanneer bij eerdere toediening bijwerkingen zijn opgetreden die verband houden met de infusie, voorzichtigheid in acht nemen; de infusiesnelheid verlagen en vooraf antihistaminica en/of antipyretica (paracetamol of ibuprofen) toedienen. Aanbevolen wordt patiënten de eerste paar keer één uur voor de infusie antihistaminica en/of antipyretica toe te dienen om zo min mogelijk kans op bijwerkingen tijdens de infusie te hebben. Bij een acute onderliggende ziekte lijkt het risico op bijwerkingen tijdens de infusie groter, daarom de klinische toestand van de patiënt goed beoordelen. Laronidase kan als eiwit ernstige overgevoeligheidsreacties veroorzaken. In dat geval dient de toediening met laronidase te worden gestaakt; voorzorgen voor adequate anafylactische behandeling dienen getroffen te zijn. Alle patiënten ontwikkelen IgG-antilichamen tegen laronidase. Seroconversie treedt echter doorgaans binnen drie maanden op. Er werd geen noemenswaardige afname in werkzaamheid gezien. Er is geen onderzoek gedaan bij patiënten met lever- of nierinsufficiëntie.
Niet beoordeeld: chloroquine kan interfereren met de intracellulaire opname van laronidase.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
AMINOZUREN EN AFGELEIDE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
Cystadane, Amversio
|
A16AA06 | |
Carbaglu, Ucedane
|
A16AA05 | |
Carnitene
|
A16AA01 | |
Cystagon
|
A16AA04 |
ENZYMEN | ||
---|---|---|
Replagal
|
A16AB03 | |
Fabrazyme
|
A16AB04 | |
Myozyme
|
A16AB07 | |
Strensiq
|
A16AB13 | |
Brineura
|
A16AB17 | |
Naglazyme
|
A16AB08 | |
Elaprase
|
A16AB09 | |
Vpriv
|
A16AB10 |
DIVERSE MAAGDARMKANAAL- EN METABOLISMEPRODUCTEN | ||
---|---|---|
Ammonaps, Pheburane
|
A16AX03 | |
Ravicti
|
A16AX09 | |
Oxlumo
|
A16AX18 | |
Zavesca
|
A16AX06 | |
A16AX | ||
Orfadin
|
A16AX04 | |
Kuvan
|
A16AX07 | |
Revestive
|
A16AX08 | |
Cuprior; Cufence
|
A16AX12 | |
Wilzin
|
A16AX05 |