Benzodiazepine met onder andere anticonvulsieve werking. Het versterkt de pre- en postsynaptische remmende werking van GABA in het centraal zenuwstelsel. Werking: i.v. direct, oraal na 30–60 min. Werkingsduur: i.v. 2–3 uur; oraal 6–8 uur (kinderen), 8–12 uur (volwassenen).
De t½ en de Cl bij pasgeborenen zijn vergelijkbaar met die bij volwassenen (SmPC). Kinderen metaboliseren de benzodiazepine-agonisten over het algemeen sneller dan jeugdigen en volwassenen.
De volgende kinetische parameters zijn gevonden na intraveneuze toediening bij neonaten [Andre]:
Vd (l/kg) | Cl (l/h/kg) | t1/2 (h) | |
PNA 0.5-40 dagen; Dosis 0,1 mg/kg (n=8) |
1,5-11,0 | PNA 0,5-2,5 dagen (n=5): 0,03-0,06 PNA 25 dagen;40 dagen (n=2): 0,14 resp 0,15 |
19,4-140 |
PNA 0,5-6 dagen; Dosis 0,2 mg/kg (n=9) |
1,8-4,4 | 0,04-0,07 | 22,5-74 |
PNA 44 dagen; Dosis 0,2 mg/kg (n=1) |
5,0 | 0,153 | 22,5-74 |
De volgende farmacokinetische gegevens bij kinderen zijn gevonden na orale toediening:
Leeftijd | n= | Dosering | Cl (ml/uur/kg) | t1/2 (uur) | Referentie |
2-18 jaar | 10 | 0,01-0,085 mg/kg/dag in 3-4 doses | 7-64 (mean 25±19) |
- | Walson et al. 1996 |
6-13 jaar | 4 | 0,028-0,083 mg/kg/dag in 3 doses | - | 22,1-32,7 (mean 28,7) | Dreifuss et al. 1975 |
Druppelvloeistof is ook oromucosaal toepasbaar: 1 druppel = 0,1 mg clonazepam.
Bij toepassing in de Kind-en jeugdpsychiatrie:
De indicaties voor het voorschrijven van benzodiazepines zijn zeer beperkt. In de praktijk worden de middelen eventueel kort gebruikt bij acute angsten en plotselinge extreme slapeloosheid. Langduriger gebruik kan sporadisch voorkomen bij patiënten met schizofrenie, OCD, manie en catatonie Middelen met een korte halfwaardetijd hebben natuurlijk de voorkeur indien kort en/of incidenteel gebruik noodzakelijk is. Het voordeel van middelen met een langere halfwaardetijd is het minder voorkomen van angstdoorbraken, minder frequente inname per dag en mildere onttrekkingsverschijnselen. (Clonazepam heeft een langere halfwaardetijd.)
Epilepsie: off-label
Acute angsten: Off-label
Neonatale convulsies/status epilepticus: dosering > 0,5 mg: Off-label
Conc. voor injectieopl. 1 mg/ml, bevat benzylalcohol (30 mg/ml), propyleenglycol (801 mg/ml) en ethanol (159 mg/ml). Bij kinderen bevat elke dosis minder dan 100 mg ethanol.
Druppels, oraal 2,5 mg/ml, bevat propyleenglycol (975 mg/ml) briljantblauw FCF (= kleurstof). 1 ml Rivotril = 25 druppels (i.e. 1 druppel = 0,1 mg)
Tablet 0,25 mg, 0,5 mg, 2 mg
Epilepsie |
---|
|
Status epilepticus |
---|
|
Acute angsten (kort gebruik) |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen. Volgens de fabrikant hebben nierfunctiestoornissen bij volwassenen geen invloed op de farmacokinetiek van clonazepam en hoeft de dosis niet aangepast te worden.
Sufheid en hypotonie.
Bij zuigelingen en kleuters: verhoogde salivatie en bronchiale hypersecretie.
Vooral bij kinderen kunnen zich paradoxale reacties voordoen met rusteloosheid, agitatie, prikkelbaarheid, agressie, zenuwachtigheid, vijandigheid, angst, slaapstoornissen, wanen, woede, nachtmerries, abnormale dromen, hallucinaties, psychosen, hyperactiviteit, ongepast gedrag en andere gedragsstoornissen. Geïsoleerde gevallen van reversibele ontwikkeling van premature secundaire geslachtskenmerken bij kinderen (onvolledige pubertas praecox) zijn gemeld (SmPC).
Bij neonaten en in het bijzonder bij prematuren wordt benzylalcohol (bestanddeel van de oplossing voor injectie van Rivotril) in verband gebracht met blijvende neuropsychiatrische afwijkingen en multi-orgaanfalen (SmPC).
Onverdund toedienen van de druppelvloeistof kan leiden tot irritatie en blauwe verkleuring van het mondslijmvlies.
De bijwerkingenfrequentie is niet bekend. Bijwerkingen op zenuwstelsel, spierstelsel en vermoeidheid komen relatief frequent voor, kunnen deels worden voorkomen door dosistitratie en verdwijnen óf spontaan óf na vermindering van de dosering. Zenuwstelselaandoeningen: Verminderde concentratie, slaperigheid, trage respons op stimuli, spierhypotonie, duizeligheid, hoofdpijn. Gegeneraliseerde epilepsie, dysartrie, loopstoornis (ataxie). Anterograde amnesie en amnestische effecten. Bij bepaalde vormen van epilepsie kan de frequentie van aanvallen toenemen.
Immuunsysteemaandoeningen: Allergische reacties, anafylaxie.
Psychische stoornissen: Veranderingen in emotionele en gemoedstoestand, verwardheid en desoriëntatie. Paradoxale reacties (vaker bij kinderen en ouderen): rusteloosheid, agitatie, prikkelbaarheid, agressie, zenuwachtigheid, vijandigheid, angst, slaapstoornissen, wanen, woede, nachtmerries, abnormale dromen, hallucinaties, psychosen, hyperactiviteit, ongepast gedrag en andere gedragsstoornissen. Libidoverlies. Manifest worden van een onopgemerkte depressie.
Diplopie, nystagmus. Hartfalen, hartstilstand. Ademhalingsdepressie.Misselijkheid en epigastrische klachten. Urticaria, jeuk, huiduitslag, voorbijgaand haarverlies, pigmentatieveranderingen, Spierzwakte. Urine-incontinentie. Erectiestoornis. Vermoeidheid. Verlaagd aantal bloedplaatjes. In geïsoleerde gevallen reversibele ontwikkeling van premature secundaire geslachtskenmerken bij kinderen (onvolledige pubertas praecox).
Met name bij intraveneuze toediening ademhalingsdepressie.
Gebruik van benzodiazepinen kan leiden tot fysieke afhankelijkheid; bij staken van de behandeling kunnen onthoudings- of rebound-verschijnselen optreden. Psychische afhankelijkheid en ontwenning. Misbruik is gemeld. Met name bij ouderen en gelijktijdig gebruik van sedativa (o.a. alcohol): meldingen van vallen en het oplopen van fracturen.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Intraveneuze toediening onder bewaking van de ademhaling en de bloeddruk (SmPC).
Bij zuigelingen en kleuters is wegens verhoogde salivatie en bronchiale hypersecretie afdoende toezicht vereist, om er zeker van te zijn dat de luchtwegen vrij blijven (SPC).
Bij deze patiënten is een zeer zorgvuldige doseringsaanpassing, over het algemeen dosisvermindering, en grote zorgvuldigheid bij het gebruik vereist (SPC).
Langzaam afbouwen in minimaal 2 weken.
Toediening rechtstreeks vanuit de druppelflacon in de mond dient ten allen tijde te worden vermeden (SPC).
Bij zuigelingen en kinderen < 3 jaar kan de benzylalcohol in de injectie toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken (SPC).
Rivotril druppels bevatten propyleenglycol. gelijktijdige toediening met een substraat voor alcoholdehydrogenase, zoals ethanol, kan bijwerkingen teweegbrengen bij kinderen jonger dan 5 jaar.
Controleer patiënten op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag. Plaats patiënten met een voorgeschiedenis van depressie en/of zelfmoordpogingen onder nauw toezicht.
De kans op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis. Bij hogere dosering is er ook meer kans op anterograde amnesie.
De toediening niet plotseling staken vanwege de kans op een status epilepticus (bij epilepsiepatiënten) en verder (na langdurig gebruik) op onthoudings- of ontwenningsverschijnselen; verlaag de dosering zeer geleidelijk en, zelfs na een kortdurende behandeling.
Wees voorzichtig bij myasthenia gravis, verminderde lever- of nierfunctie, chronische pulmonale insufficiëntie, spinale of cerebrale ataxie, acute alcohol- of geneesmiddelenintoxicatie, alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis, porfyrie en bij ouderen en verzwakte patiënten.
Combinatie met andere anti-epileptica kan zijn aangewezen. Mocht generalisatie of activering van de aanvallen optreden, dan dient de toediening geleidelijk te worden gestaakt.
I.v. toediening dient langzaam te gebeuren in een vene van voldoende grootte onder voortdurende controle van ademhaling en bloeddruk. Bij een te kleine vene of te snelle injectie is er kans op tromboflebitis en trombose.
Het concentraat voor injectie bevat ethanol; bij volwassenen bedraagt dit 159 mg/dosis; dit komt overeen met 1,7 ml wijn of 4 ml bier en kan schadelijk zijn bij patiënten met een alcoholverslaving; wees daarom voorzichtig bij leveraandoening, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven.
Het gebruik heeft grote invloed op het reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Relevant: het metabolisme van clonazepam wordt geremd door HIV-proteaseremmers.
Niet beoordeeld: Bij gelijktijdig gebruik van carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, lamotrigine, primidon of valproïnezuur kan de plasmaconcentratie van clonazepam afnemen door een verhoogde klaring.
De concentratie van fenytoïne kan stijgen of dalen.
Bij combinatie met valproïnezuur is absence status epilepticus gemeld.
De sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BARBITURATEN EN VERWANTE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
N03AA02 | ||
Mysoline
|
N03AA03 |
HYDANTOINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Diphantoine, Epanutin
|
N03AB02 |
SUCCINIMIDEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Ethymal, Suxilep, Petnidan, Petnimid
|
N03AD01 |
CARBOXAMIDEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Tegretol
|
N03AF01 | |
Trileptal
|
N03AF02 | |
Inovelon
|
N03AF03 |
VETZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Depakine, Orfiril
|
N03AG01 | |
Sabril
|
N03AG04 |
OVERIGE ANTI-EPILEPTICA | ||
---|---|---|
Briviact
|
N03AX23 | |
Epidyolex
|
N03AX24 | |
Taloxa
|
N03AX10 | |
Fintepla
|
N03AX26 | |
Neurontin
|
N03AX12 | |
Vimpat
|
N03AX18 | |
Lamictal
|
N03AX09 | |
Keppra, Kevesy, Matever
|
N03AX14 | |
Fycompa
|
N03AX22 | |
Lyrica
|
N03AX16 | |
Diacomit
|
N03AX17 | |
Ospolot
|
N03AX03 | |
Topamax
|
N03AX11 | |
Zonegran
|
N03AX15 |