Anti-epilepticum. Naast primidon hebben de twee metabolieten fenobarbital en fenylethylmalonamide (PEMA) eveneens een anti-epileptische werking.
Geen PK gegevens bij kinderen bekend.
Capsule 12.5 mg, 15 mg, 25 mg, 62.5 mg (doorgeleverde bereidingen)
Tablet 10 mg, 12,5 mg, 15 mg, 25 mg, 31,25 mg, 50 mg, 60 mg, 62,5 mg (doorgeleverde bereidingen), 250 mg
Epilepsie |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Bij kinderen kunnen gedragsstoornissen zich voordoen in de vorm van hyperactiviteit, irritatie, agressie en slaapstoornissen.
Sedatie, slaperigheid en lusteloosheid, vooral in het begin van de behandeling. Verder: hoofdpijn, duizeligheid, visusstoornissen, nystagmus, misselijkheid en braken, ataxie. De meeste symptomen verdwijnen in het algemeen na enkele dagen, zelfs bij voortzetten van de therapie.
Bij ouderen is agitatie en verwardheid gezien.
Dermatologische reacties (huiduitslag, zelden toxische epidermale necrolyse), systemische lupus erythematodes, (ernstige) depressie en acute psychotische reacties zijn gemeld. Bij langdurige behandeling: verminderde minerale botdichtheid, osteopenie, osteoporose, botbreuken. Bij chronisch gebruik: osteomalacie.
Zeer zelden Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), met name in de eerste weken van behandeling.
Verder: artralgie, persoonlijkheidsverandering, Dupuytren-contractuur, megaloblastaire anemie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Voorzichtigheid is geboden bij kinderen, ouderen, zwakke patiënten, ernstige lever- en/of nierfunctiestoornissen, ademhalingsstoornissen en bij depressieve en suïcidale patiënten.
Controle op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag wordt aanbevolen.
Controleer tijdens gebruik op huidreacties. Bij symptomen van SJS of TEN (zoals progressieve huiduitslag, vaak met blaren of letsel van het slijmvlies) de behandeling staken. Als SJS of TEN is ontwikkeld tijdens de behandeling primidon of fenobarbital niet opnieuw gebruiken.
Langdurig gebruik kan gewenning en afhankelijkheid induceren. Om onthoudingsverschijnselen, zoals langdurige slapeloosheid, gegeneraliseerde insulten en delirium te voorkomen, de behandeling niet plotseling staken en zeer langzaam uitsluipen.
Bij optreden van een megaloblastaire anemie de behandeling staken en behandelen met foliumzuur en/of vitamine B12.
Bij het besturen van voertuigen of het bedienen van machines rekening houden met een negatief effect op het reactievermogen. De epilepsie zelf kan hierbij echter een groter probleem vormen.
Primidon wordt gemetaboliseerd tot fenobarbital.
Niet beoordeeld: fenytoïne en het fenobarbital dat gevormd wordt, induceren het metabolisme. Dit leidt tot wijzigingen in de verhouding fenobarbital/primidon.
De sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Interacties fenobarbital
Fenobarbital induceert onder andere CYP3A4, CYP2C9, CYP2C19 en UGT.
Relevant:
Toename fenobarbital: de concentratie stijgt door valproïnezuur en stiripentol.
Afname fenobarbital: de instelling op fenobarbital kan tijdelijk worden beïnvloed tijdens behandeling met etoposide, methotrexaat ('high dose') en teniposide, met als mogelijk gevolg een te lage fenobarbitalconcentratie. Andersom kan de concentratie van etoposide, methotrexaat en teniposide dalen door fenobarbital. Dit 'omgekeerde effect' op het oncolyticum is echter ondergeschikt aan het effect op fenobarbital.
Fenobarbital verlaagt de concentratie van: CYP3A4-inductoren, en van chloorpromazine, corticosteroïden, VKA's, dabigatran, digoxine, edoxaban, HCV-middelen, HIV-middelen, lamotrigine, theofylline, tricyclische antidepressiva, verapamil en voriconazol.
Niet relevant:
Fenobarbital verlaagt de concentratie van: CYP3A4-inductoren, en van brivaracetam, cyclofosfamide en de actieve en inactieve metabolieten, en rufinamide.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met hypericum.
Niet beoordeeld: het kan de absorptie van griseofulvine remmen.
De sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt; dit is eveneens het geval bij combinatie met niet-selectieve MAO-remmers, mogelijk door remming van het metabolisme van de barbituraten.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BARBITURATEN EN VERWANTE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
N03AA02 |
HYDANTOINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Diphantoine, Epanutin
|
N03AB02 |
SUCCINIMIDEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Ethymal
|
N03AD01 |
BENZODIAZEPINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Rivotril
|
N03AE01 |
CARBOXAMIDEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Tegretol
|
N03AF01 | |
Trileptal
|
N03AF02 | |
Inovelon
|
N03AF03 |
VETZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Depakine, Orfiril
|
N03AG01 | |
Sabril
|
N03AG04 |
OVERIGE ANTI-EPILEPTICA | ||
---|---|---|
Briviact
|
N03AX23 | |
Epidyolex
|
N03AX24 | |
Taloxa
|
N03AX10 | |
Fintepla
|
N03AX26 | |
Neurontin
|
N03AX12 | |
Vimpat
|
N03AX18 | |
Lamictal
|
N03AX09 | |
Keppra, Kevesy, Matever
|
N03AX14 | |
Fycompa
|
N03AX22 | |
Lyrica
|
N03AX16 | |
Diacomit
|
N03AX17 | |
Ospolot
|
N03AX03 | |
Topamax
|
N03AX11 | |
Zonegran
|
N03AX15 |