Bof-Mazelen-Rubella vaccin (BMR)

Stofnaam
Bof-Mazelen-Rubella vaccin (BMR)
Merknaam
MMRVaxpro
ATC code
J07BD52

Bof-Mazelen-Rubella vaccin (BMR)

Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties

Voor ouders op Apotheek.nl
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Werkt immuniserend tegen bof, mazelen en rubella (rode hond). De werking berust op de vorming van circulerende antistoffen en een immunologisch geheugen.

Farmacokinetiek bij kinderen

Geen informatie

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

BMR vaccin is geregistreerd voor kinderen vanaf 9 maanden.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Poeder voor injectievloeistof; 1 dosis + 0,5 ml oplosmiddel, 10 doses + 5 ml oplosmiddel.

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

Vaccinatie Bof-Mazelen-Rode hond (BMR)
  • Subcutaan
    • 14 maanden
      [1]
      • RIJKSVACCINATIEPROGRAMMA: 1e vaccinatie 0,5 ml/dosis, éénmalig.
    • 9 jaar
      [1]
      • RIJKSVACCINATIEPROGRAMMA 2e vaccinatie 0,5 ml/dosis, éénmalig.
    • 9 maanden tot 12 maanden
      [1] [3] [5] [6]
      • 0,5 ml/dosis, éénmalig.
      • In bepaalde gevallen wenselijk zijn de BMR-vaccinatie eerder te geven, bijvoorbeeld bij uitbraaksituaties, dagopvang of een reis naar een regio waar mazelen frequent voorkomt. Het Rijksvaccinatie programma geeft aan dat dit kan vanaf 6 maanden. Kinderen die gevaccineerd worden vóór de leeftijd van 12 maanden moeten opnieuw worden gevaccineerd op de leeftijd van 12-15 maanden.

  • Intramusculair
    • 14 maanden
      [1]
      • RIJKSVACCINATIEPROGRAMMA: 1e vaccinatie 0,5 ml/dosis éénmalig

    • 9 jaar
      [1]
      • RIJKSVACCINATIEPROGRAMMA: 2e vaccinatie 0,5 ml/dosis éénmalig

    • 9 maanden tot 12 maanden
      [1] [3] [5] [6]
      • 0,5 ml/dosis, éénmalig.
      • In bepaalde gevallen wenselijk zijn de BMR-vaccinatie eerder te geven, bijvoorbeeld bij uitbraaksituaties, dagopvang of een reis naar een regio waar mazelen frequent voorkomt. Het Rijksvaccinatie programma geeft aan dat dit kan vanaf 6 maanden. Kinderen die gevaccineerd worden vóór de leeftijd van 12 maanden moeten opnieuw worden gevaccineerd op de leeftijd van 12-15 maanden.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10%): reactie op de injectieplaats, koorts. Artralgie, artritis (zelden chronisch; bij volwassen vrouwen meest frequent, bij kinderen minst frequent).

Vaak (1–10%): huiduitslag.

Soms (0,1-1%): infectie van de bovenste luchtwegen. Diarree, braken. Urticaria.

Verder zijn gemeld: prikkelbaarheid. Hoofdpijn, encefalopathie, (febriele) convulsie, ataxie, paresthesie, polyneuropathie, duizeligheid, syncope, Guillain–Barrésyndroom. Optische neuritis (o.a. retrobulbaire neuritis, papillitis), conjunctivitis, retinitis. Sensorineurale doofheid, otitis media. Regionale lymfadenopathie, trombocytopenie. Anafylactische reacties, purpura, jeuk, huidverharding, Stevens–Johnsonsyndroom. Panniculitis, vasculitis. Spierpijn. Malaise, perifeer oedeem. Aseptische meningitis, orchitis, epididymitis, parotitis, mazelen, bof, rodehond. Hoest, bronchospasmen, pneumonie.

Abusievelijke toediening bij personen met een ernstig verzwakt immuunsysteem heeft geleid tot mazelen-encefalitis, pneumonitis en overlijden.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • Acute infecties met koorts;
  • Actieve, onbehandelde tuberculose;
  • Bloeddyscrasieën, leukemie, lymfoom of andere maligne neoplasma van het bloed– of lymfestelsel;
  • Ernstige stoornissen in het afweermechanisme, waaronder humorale of cellulaire (primaire of verworven) immunodeficiëntie met inbegrip van:gecombineerde immunodeficiëntie;
    agammaglobulinemie;
  • AIDS of symptomatische HIV–infectie;
  • een leeftijdspecifiek CD4+ T–lymfocytenpercentage < 25% (leeftijd < 12 mnd.), < 20% (12–35 mnd.) en < 15% (leeftijd 36–59 mnd.).

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Kinderen van 9–12 maanden geven soms onvoldoende reactie op het vaccin vanwege circulerende antilichamen afkomstig van de moeder en/of onvoldoende ontwikkeling van het immuunsysteem. Het kan echter nodig zijn toch te vaccineren, bv. bij uitbraaksituaties, dagopvang of een reis naar een regio waar mazelen frequent voorkomt.

Indien het vaccin gelijktijdig moet worden gegeven met een ander injecteerbaar vaccin, de vaccins altijd op verschillende injectieplaatsen toedienen. In andere gevallen een tussentijd van ten minste vier weken aanhouden.

Levende vaccins (zoals het BMR vaccin) mogen niet worden gegeven aan zuigelingen die in utero zijn blootgesteld aan infliximab tot 12 maanden na de geboorte. Toediening van een levend vaccin aan een zuigeling die borstvoeding krijgt terwijl de moeder infliximab krijgt, wordt niet aanbevolen tenzij de serumspiegels van infliximab bij de zuigeling niet aantoonbaar zijn. Deze zuigelingen kunnen een verhoogd risico op infectie lopen, waaronder ernstige gedissemineerde infectie die fataal kan worden. [DHPC]

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Wees voorzichtig bij allergische aandoeningen, anafylactoïde reacties ten gevolge van kippenei-eiwit, convulsies of hersenletsel in de (familie)anamnese en tevens bij recente trombocytopenie.

Indien het vaccin binnen 72 uur na blootstelling aan natuurlijke mazelen wordt toegediend, kan nog een beperkte bescherming worden verkregen. 

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Interacties vaccins algemeen:

Gelijktijdig geven van vaccins

  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met andere dode vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • parenteraal toegediende levende vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met oraal toegediende levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • twee parenteraal toegediende levende vaccins worden bij voorkeur met een interval van ten minste 4 weken toegediend. Reden hiervoor is het induceren van de productie van interferonen gedurende 1-2 weken door het ene vaccin, die kunnen interfereren met de immuunrespons op het andere vaccin. Indien dit niet mogelijk is, kunnen ze ook tegelijkertijd worden toegediend.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten

Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.

Van zostervaccin is niet bekend of het een interactie geeft met bloedproducten; er hoeft geen interval te worden aangehouden.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.

Relevant:

Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (immunosuppressiva, corticosteroïden, bepaalde Middelen bij inflammatoire aandoeningen, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar), monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking, alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtagen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax)

Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.

VIRALE VACCINS

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

ENCEPHALITISVACCINS
J07BA02

Tekenencefalitis vaccin

FSME-Immun, FSME-Immun junior
J07BA01
INFLUENZAVACCINS

Influenzavaccin

Influvac, Influvac Tetra, Vaxigrip
J07BB02
HEPATITISVACCINS

Hepatitis A vaccin

Havrix Junior, Havrix, Vaqta, Avaxim
J07BC02

Hepatitis B vaccin

Engerix B Junior; HBVaxPro
J07BC01
POLIOMYELITISVACCINS
J07BF03
RABIESVACCINS

Rabiësvaccin

Geinactiveerd Rabiesvaccin Merieux HDCV, Verorab
J07BG01
ROTAVIRUSDIARREEVACCINS

Rotavirus vaccin

Rotarix, Rotateq
J07BH01
VARICELLAZOSTERVACCINS
J07BK01
GELEKOORTSVACCINS

Gelekoortsvaccin

Stamaril
J07BL01
PAPILLOMAVIRUSVACCINS
J07BM02
J07BM03
OVERIGE VIRALE VACCINS

COVID-19 vaccin

Spikevax (Moderna Biotech), Comirnaty (Pfizer BV)
J07BX03

Denguevaccin

Qdenga
J07BX04

Referenties

  1. RijksInstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Rijksvaccinatieprogramma: vaccinatieschema versie 1.0 , https://rijksvaccinatieprogramma.nl/documenten/rvp-richtlijn-uitvoering-rvp-2020, 18 dec 2020
  2. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas ( Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen)., Geraadpleegd 15 feb 2021
  3. MSD VACCINS, SmPC MMRVaxpro (EU/1/06/337) Rev 26, 04-12-2020, www.emea.europa.eu
  4. Informatorium Medicamentorum, (Interacties), Geraadpleegd 23-1-2022
  5. GlaxoSmithKline BV, SPC Priorix, RVG 22052 (geraadpleegd 23 okt 2009), www.cbg-meb.nl, http://db.cbg-meb.nl/IB-teksten/h22052.pdf
  6. GlaxoSmithKline BV, SPC Priorix, RVG 22052 (geraadpleegd 23 okt 2009), www.cbg-meb.nl, http://db.cbg-meb.nl/IB-teksten/h22052.pdf
  7. Vertegenwoordigers van de handelsvergunninghouders van infliximab., DHPC Infliximab 07 maart 2022, https://www.cbg-meb.nl/documenten/brieven/2022/03/08/dhpc-infliximab

Wijzigingen

  • 16 mei 2017 13:50: IM toediening toegevoegd obv SmPC

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering