Immunosuppressivum, tumornecrosefactor-α-blokker. Infliximab is een chimerisch IgG1 monoklonaal antilichaam dat met hoge affiniteit bindt aan zowel oplosbare als transmembrane vormen van TNF-α maar niet aan TNF-β. Hierdoor wordt het ontstekingsproces geremd.
Flixabi, Inflectra, Remsima en Zessly zijn een biosimilar van Remicade, en zijn hiermee in hoge mate vergelijkbaar. Voor meer informatie over biosimilars, zie Biosimilars in de EU - Informatie voor zorgverleners (europa.eu).
De mediane steady state blootstelling bij kinderen 6-17 jr was 20% lager dan bij volwassenen. Bij 2-6 jarigen was dit zelfs 40% lager [SmPC]
Doseringen >5 mg/kg/dag zijn off-label
Ziekte van Crohn, colitis ulcerosa:
<6 jaar: off-label;
≥6 jaar: on-label
Overige IBD: off-label
Sarcoidose gerelateerde uveitis, JIA, erfelijke inflammatoire aandoeningen: off-label
Poeder voor infusieopl. 100 mg
Oplossing voor injectie in voorgevulde pen en spuit 120 mg/ml
Inflammatoire darmziekten (IBD), sarcoïdose gerelateerde uveitis, Juveniele Idiopathische Artritis (JIA), erfelijke autoinflammatoire aandoeningen waaronder Blau syndroom |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Algemeen: infusiereacties, antistoffen tegen infliximab. Bij de ziekte van Crohn: anemie, bloed in de faeces, leukopenie, flush, virale/bacteriële infecties, neutropenie, botbreuk en allergische reacties zijn bij kinderen vaker gemeld. Bij colitis ulcerosa: bovenste luchtweginfecties, faryngitis, buikpijn, koorts en hoofdpijn komen het vaakst voor bij kinderen. In studieverband werd bij kinderen vaker een botbreuk gemeld, maar een causaal verband met gebruik van infliximab is niet vastgesteld
Zeer vaak (> 10%): virale infecties (zoals herpes, COVID-19 (bij s.c.-toediening)). Buikpijn.
Vaak (1-10%): bacteriële infecties, koorts. Hoofdpijn, duizeligheid, vertigo, hypo-esthesie, paresthesie. Plotselinge roodheid van hals en gezicht, tachycardie. Op serumziekte gelijkende reactie. Hogere- en lagere-luchtweginfecties, dyspneu, sinusitis. Epistaxis. Misselijkheid, diarree, obstipatie, dyspepsie, gastro-intestinale bloedingen, gastro-oesofageale reflux. Leverfunctiestoornissen, verhoogde transaminasewaarden. Huiduitslag, jeuk, urticaria, psoriasis (incl. psoriasis pustulosa), toegenomen transpiratie, droge huid. Spierpijn, artralgie, rugpijn. Vermoeidheid, pijn op de borst, reacties op de injectieplaats (zoals pijn, zwelling, uitslag en korstvorming), pijn. Anemie, leukopenie, neutropenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reacties. Hypertensie, hypotensie, bradycardie, syncope, aritmie, palpitaties, ecchymose, hematomen, petechiën, tromboflebitis, vasospasme, cyanose, perifere ischemie, nieuw of verergerend hartfalen. Bronchospasme, pleuritis, pleurale effusie, pulmonaal oedeem, allergische reactie van de luchtwegen. Abcessen, cellulitis, verstoord genezingsproces, actieve (met name extrapulmonale) tuberculose, schimmelinfectie (bv. candidiase, onychomycose), lymfadenopathie, lupusachtig syndroom. Convulsies, neuropathie, begin of verergering van demyelinisatie, lijkend op MS. Depressie, verwardheid, agitatie, amnesie, apathie, nervositeit, slaperigheid, slapeloosheid. Conjunctivitis, endoftalmitis, keratitis, keratoconjunctivitis, hordeolum, periorbitaal oedeem. Cheilitis, diverticulitis, pancreatitis, cholecystitis, intestinale perforatie, intestinale stenose. Schimmelachtige dermatitis/onychomycosis, eczeem/seborroe, bulleuze eruptie, hyperkeratose, rosacea, abnormale huidpigmentatie, huidpapilloom, alopecia. Urineweginfectie (incl. pyelonefritis), vaginitis. Oedeem, opvliegers, (koude) rillingen. Auto-antilichamen, complementfactorafwijking. Lymfocytose, lymfopenie, trombocytopenie. Dyslipidemie. Gewichtstoename.
Zelden (< 0,1%): gestoorde bloedsomloop. Anafylactische shock, granulomateuze laesies, toxische epidermale necrose, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, furunculose, lineaire IgA bulleuze dermatose (LABD), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), lichenoïde reacties, sarcoïd-achtige reactie. Meningitis, sepsis (soms fataal), opportunistische infecties (zoals pneumocystose, histoplasmose, aspergillose, cryptokokkose, coccidioïdomycose, blastomycose, atypische mycobacteriën, listeriosis, salmonellose, cytomegalovirus), parasitaire infecties, reactivering hepatitis B. Agranulocytose (ook bij zuigelingen die in utero zijn blootgesteld aan infliximab), pancytopenie, trombotische trombocytopenische purpura. Lymfoom, non-Hodgkinlymfoom, ziekte van Hodgkin, leukemie, melanoom, baarmoederhalskanker.
Zeer zelden (< 0,01%): myelitis transversa. Hepatocellulaire beschadiging.
Verder zijn gemeld: tijdelijk minder goed zien tijdens of binnen 2 uur na de infusie. Serumziekte, vasculitis, hemolytische anemie, idiopatische trombocytopenische purpura. Na herbehandeling zijn ernstige infusiereacties gemeld. Cerebrovasculaire accidenten (vrijwel gelijktijdig met infusie). Myocardischemie of -infarct en aritmie (soms gelijktijdig met infusie), pericardeffusie. Interstitiële longziekte (incl. pneumonitis en longfibrose). Geelzucht, leverfalen. Polyneuropathie (chronisch inflammatoir demyeliniserend en multifocaal motorisch), Guillain-Barrésyndroom, neuritis optica, verergering van dermatomyositis. Complicaties na een ingreep ( zowel infectieuze als niet-infectieuze complicaties). Hepatosplenisch T-cellymfoom (vooral bij adolescenten en jongvolwassen mannen met ziekte van Crohn of colitis ulcerosa), Merkel-celcarcinoom, Kaposi-sarcoom. Vaccin doorbraakinfectie na in utero blootstelling.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Een risico op ontwikkeling van maligniteiten of het hepatosplenisch T-cellymfoom bij kinderen en adolescenten die behandeld worden met TNF-blokkers kan niet worden uitgesloten.
(Reactivering van) infecties: wees voorzichtig bij een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infecties en bij gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva. Voor aanvang van de behandeling dient screening op tuberculose plaats te vinden met bv. een thoraxfoto, tuberculine huidtest (Mantoux) en/of 'interferon gamma release assay' (IGRA). Bij latente tbc profylactisch anti-tuberculose therapie starten alvorens tot behandeling met infliximab over te gaan. Ook antituberculosetherapie starten bij risicofactoren op het ontwikkelen van tuberculose of indien adequate behandeling van tuberculose niet kon worden bevestigd. Bij een vastgestelde inactieve tuberculose, maatregelen nemen om activatie te voorkomen. Risicopatiënten screenen op hepatitis B voor aanvang van de behandeling. Dragers van het virus die behandeling met infliximab nodig hebben zorgvuldig monitoren op symptomen van actieve ziekte en bij reactivering van hepatitis B de behandeling staken. Bij ontwikkeling van ernstige infecties, sepsis of vermoeden van acute tuberculose de behandeling staken.
Comorbiditeit: wees voorzichtig bij mild hartfalen (NYHA-klasse I-II), COPD en zware rokers en bij (een voorgeschiedenis van) klinische symptomen van radiografisch aangetoonde demyeliniserende aandoeningen. Bij uitbreiding of verergering van de symptomen de toediening staken.
Acute infusie-effecten waaronder anafylactische shock en uitgestelde overgevoeligheidsreacties kunnen met name optreden tijdens de eerste en tweede infusie. Deze verminderen doorgaans door de infusiesnelheid te verlagen of tijdelijk te onderbreken. De infusie-effecten kunnen ook worden vermeden door vóór de infusie te behandelen met bijvoorbeeld antihistaminica, hydrocortison en/of paracetamol. Na subcutane toediening kunnen reacties op de injectieplaats optreden zoals pijn, zwelling, uitslag en korstvorming. Deze vinden direct plaats of binnen 24 uur na s.c.injectie en verdwijnen meestal vanzelf. Systemische reacties na subcutane toediening zoal uitslag, jeuk, voorbijgaand erytheem en oedeem, zijn licht tot matig van aard. Uitgestelde overgevoeligheidsreacties na een herbehandeling met infliximab na 2–4 jaar kunnen voorkomen (tot 12 dagen na de infusie). Tijdens de behandeling kunnen zich antilichamen tegen infliximab ontwikkelen; deze zijn niet altijd detecteerbaar in serum en kunnen leiden tot ernstige overgevoeligheidsreacties.
Controleer vaccinatiestatus en werk indien nodig vaccinaties bij vóór de start van de behandeling. Aan een zuigeling die in utero is blootgesteld aan infliximab niet eerder een levend vaccin toedienen dan ten minste 12 maanden na de geboorte. Als er een klinisch voordeel is, overweeg eerder toedienen als bij de zuigeling de infliximabconcentratie niet waarneembaar is of als infliximab alleen tijdens het eerste trimester van de zwangerschap is toegediend. Geen levend vaccin aan een zuigeling toedienen die borstvoeding krijgt, terwijl de moeder infliximab krijgt, tenzij bij de zuigeling geen infliximab aantoonbaar is.
Antistoffen tegen infliximab kunnen zich ontwikkelen. Er is een verband waargenomen tussen ontwikkeling van antistoffen en een verminderde responsduur.
Anti-TNF-therapie kan leiden tot het begin van een auto-immuunproces; indien zich na behandeling met infliximab een lupusachtig syndroom ontwikkelt en antilichamen tegen dubbelstrengs DNA (anti-dsDNA) zijn gevonden, dient de behandeling met infliximab te worden gestaakt.
Behandeling met een TNF-blokker vermeerdert de kans op het ontstaan van maligniteiten waaronder lymfoom; wees voorzichtig bij voorgeschiedenis of ontwikkeling van maligniteit. Controleer regelmatig de huid op huidkanker. Bij vrouwen met reumatoïde artritis die behandeld werden met infliximab nam de incidentie van baarmoederhalskanker toe; zet periodiek onderzoek voort. Gevallen van hepatosplenisch T-cellymfoom (HSTCL) zijn gemeld bij behandeling met TNF-blokkers, inclusief infliximab, na behandeling met AZA of 6-MP samen met of vlak voor een TNF-blokker en bij infliximab vooral bij adolescenten en jongvolwassenen mannen met de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. Screen patiënten met colitis ulcerosa die een voorgeschiedenis of een vergroot risico hebben op dysplasie of coloncarcinoom, regelmatig op dysplasie (coloscopie, biopsieën). Wees voorzichtig bij patiënten met een vergroot risico op maligniteit als gevolg van zwaar roken.
Bij operatieve ingrepen de lange halfwaardetijd in overweging nemen. Controleer op (niet-) infectieuze complicaties.
Hematologische afwijkingen: adviseer alle patiënten om onmiddellijk medische hulp te zoeken als er tekenen of symptomen optreden die kunnen duiden op bloeddyscrasieën. Overwegen te stoppen met de behandeling met infliximab bij bevestigde significante hematologische afwijkingen.
Relevant:
Combinatie met anakinra of abatacept wordt ontraden. Bij combinatie van de TNF-α-antagonist etanercept met abatacept, anakinra of een andere IL-1-remmer is een hogere incidentie van ernstige infecties waargenomen dan bij behandeling met etanercept alleen; infliximab is ook een TNF-α-antagonist.
Infliximab heeft een immunosuppressieve werking; vaccinatie met levende micro-organismen kan een gegeneraliseerde infectie veroorzaken en wordt daarom ontraden tijdens gebruik.
Bij neonaten is tot 12 maanden na de geboorte infliximab in serum gedetecteerd. Bij neonaten die in utero zijn blootgesteld aan infliximab, is gedissemineerde BCG-infectie met fatale afloop gemeld na toediening van BCG-vaccin na de geboorte. De fabrikant ontraadt vaccinatie met levende micro-organismen bij neonaten tot ten minste 12 maanden na de geboorte, zie ook Zw. Toediening eerder dan 12 maanden kan worden overwogen bij onmeetbare serumconcentraties van infliximab bij de zuigeling, of als infliximab alleen in het eerste trimester is toegediend.
Toediening van een levend vaccin aan een zuigeling die borstvoeding krijgt, terwijl de moeder infliximab krijgt, wordt niet aangeraden tenzij bij de zuigeling de serumconcentraties van infliximab onmeetbaar zijn.
Niet relevant:
Bij combinatie met azathioprine of mercaptopurine kan de blootstelling aan de actieve metabolieten (thioguanine-nucleotiden) van deze middelen toenemen.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met antibacteriële middelen.
Er bestaat een gering risico op hepatosplenisch T-cellymfoom bij combinatie met azathioprine of mercaptopurine bij de behandeling van inflammatoire darmziekten.
Niet beoordeeld:
Er zijn aanwijzingen dat bij combinatie met methotrexaat en andere immunosuppressiva de vorming van antilichamen tegen infliximab afneemt en de plasmaconcentratie van infliximab stijgt.
Immunomodulantia algemeen:
Relevant:
Levende vaccins:
Bij immunomodulantia met immunosuppressieve werking* kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De NVR-richtlijn Biologicals ontraadt vaccinatie met levende micro-organismen tijdens gebruik van deze middelen.
Bij sommige middelen adviseert de fabrikant het middel een bepaalde termijn voorafgaand aan de vaccinatie met levende micro-organismen te staken, en na een bepaalde termijn te hervatten. Ook ontraadt de fabrikant van sommige middelen vaccinatie met levende micro-organismen bij neonaten, zoals het BCG- en Rotavirus-vaccin. Voor meer informatie wordt verwezen naar de stofteksten van de individuele stoffen.
Niet-levende vaccins:
Tijdens gebruik van middelen met immunosuppressieve werking* kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden of kan een titerbepaling worden gedaan. Zie ook de LCI-richtlijn Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.
Immunocyanine:
De werking van immunocyanine kan worden verminderd door middelen met een immunosuppressieve werking*.
*De volgende immunomodulantia hebben een immunosuppressieve werking:
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
SELECTIEVE IMMUNOSUPPRESSIVA | ||
---|---|---|
Orencia
|
L04AA24 | |
Otezla
|
L04AA32 | |
Arava
|
L04AA13 | |
Cellcept, Myfenax
|
L04AA06 | |
L04AA04 | ||
Rinvoq
|
L04AA44 |
OVERIGE IMMUNOSUPPRESSIVA | ||
---|---|---|
Imuran, Jayempi
|
L04AX01 | |
Emthexate, Metoject, Injexate
|
L04AX03 |
TUMORNECROSEFACTOR-ALFA-ANTAGONISTEN | ||
---|---|---|
Humira, Amgevita, Hyrimoz, Idacio, Imraldi, Yuflyma
|
L04AB04 | |
Enbrel
|
L04AB01 | |
Simponi
|
L04AB06 |
INTERLEUKINEREMMERS | ||
---|---|---|
Kineret
|
L04AC03 | |
Simulect
|
L04AC02 | |
Ilaris
|
L04AC08 | |
Taltz
|
L04AC13 | |
Enspryng
|
L04AC19 | |
Cosentyx
|
L04AC10 | |
Spevigo
|
L04AC22 | |
RoActemra, Tyenne
|
L04AC07 | |
Stelara
|
L04AC05 |
CALCINEURINEREMMERS | ||
---|---|---|
Neoral, Sandimmune
|
L04AD01 | |
Prograft, Modigraf, Adport, Tacni, Advagraf, , Envarsus, Conferoport, Dailiport, Tacforius
|
L04AD02 |
FINGOLIMOD | ||
---|---|---|
Gilenya
|
L04AE01 |
TOFACITINIB | ||
---|---|---|
Xeljanz
|
L04AF01 |
BARICITINIB | ||
---|---|---|
Olumiant
|
L04AF02 |
RITLECITINIB | ||
---|---|---|
Litfulo
|
L04AF08 |
BELIMUMAB | ||
---|---|---|
Benlysta
|
L04AG04 |
SIROLIMUS | ||
---|---|---|
Rapamune
|
L04AH01 |
EVEROLIMUS | ||
---|---|---|
Afinitor, Certican
|
L04AH02 |
ECULIZUMAB | ||
---|---|---|
Soliris, Epysqli
|
L04AJ01 |
RAVULIZUMAB | ||
---|---|---|
Ultomiris
|
L04AJ02 |
TERIFLUNOMIDE | ||
---|---|---|
Aubagio
|
L04AK02 |