Propofol (2,6-di-isopropylfenol) is een kortwerkend i.v.-anestheticum. Versterkt waarschijnlijk de remmende werking van GABA op de signaaloverdracht. Heeft ook een anti-emetisch effect. Propofol verlaagt de cerebrale doorbloeding, intracraniële druk en het cerebrale metabolisme. Werkingsduur: inslapen binnen 1 minuut; duur van de anesthesie is 5-10 min tot ca. 1 uur (afhankelijk van dosering en comedicatie).
Propofol is voor 98% gebonden aan plasma-eiwitten. Propofol is wijdverspreid en wordt snel uit het lichaam geklaard. De klaring vindt plaats via metabole processen, voornamelijk in de lever, en is daar afhankelijk van de bloedstroom om inactieve conjugaten van propofol en zijn metaboliet quinol te vormen, die worden uitgescheiden in de urine [SmPC Propol Lipuro].
Na een enkelvoudige dosis van 3 mg/kg intraveneus toegediend, was de klaring van propofol per kg lichaamsgewicht als volgt afhankelijk van de leeftijd: De gemiddelde klaring was bij neonaten < 1 maand (n=25) (20 mL/kg/min) significant lager vergeleken met oudere kinderen (n=36, leeftijd tussen 4 maanden - 7 jaar). Bovendien was de interindividuele variabiliteit significant bij pasgeborenen (3,7-78 mL/kg/min). Bij oudere kinderen was de gemiddelde propofol klaring na een enkele bolus injectie van 3 mg/kg 37,5 ml/min/kg (4-24 maanden) (n=8), 38,7 ml/min/kg (11-43 maanden) (n=6), 48 ml/min/kg (1-3 jaar) (n=12), 28,2 ml/min/kg (4-7 jaar) (n=10) vergeleken met 23,6 ml/min/kg bij volwassenen (n=6) [SmPC Propol Lipuro].
Bij (premature) neonaten zijn na een IV bolus van 3 mg/kg de volgende mediane (range) farmacokinetische parameters gevonden (Allegaert, de Hoon et al. 2007, Allegaert, Peeters, et al. 2007):
Allegaert, de Hoon et al 2007 (n=9) | Allegaert, Peeters et al. 2007 (n=25) | |
Cl (ml/min/kg) | 13,6 (3,7-78,2) | 19,6 |
Vd (l/kg) | 3,7 (1,33-7,96) | 5,56 |
Bij oudere kinderen (4 maanden tot 12 jaar) zijn de volgende gemiddelde farmacokinetische parameters gevonden (Murat et al. 1996, Raoof et al. 1995, Saint-Maurice et al. 1989):
t½ (min) | 100-141 |
Cl (ml/min/kg) | 30,6-49 |
Vd (l/kg) | 2,4-10,9 |
Algemene anesthesie
(Premature) neonaten: off-label
> 1 mnd: on-label
Procedurele sedatie
< 3 jaar: Off-label
> 3 jaar: On-label
Sedatie op de IC
On-label
Inj.emulsie 10 mg/ml; 20 mg/ml
Anesthesie, algemeen |
---|
|
Sedatie van beademde patienten op de IC |
---|
Procedurele sedatie, alleen of in combinatie met locale of regionale anesthesie |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Bij gebruik als kalmerend middel bij kinderen jonger dan 16 jaar zijn ernstige bijwerkingen gemeld zoals metabole acidose, hyperlipidemie, rabdomyolyse en hartfalen, soms met fatale afloop. Deze bijwerkingen kunnen samen voorkomen in de context van het ''propofol infusie syndroom''.
Zeer vaak (> 10%): lokale pijn bij inductie.
Vaak (1-10%): hypotensie, bradycardie (geïsoleerde meldingen van progressie tot asystolie zijn beschreven). Tijdelijke apneu, hoesten en hikken tijdens inductie. Tijdens het ontwaken: hoofdpijn, misselijkheid en braken.
Soms (0,1-1%): trombose, flebitis. Tachycardie tijdens inductie.
Zelden (0,01-0,1%): epileptiforme bewegingen, incl. convulsies en opisthotonus (kan voorkomen tijdens de inductie, anesthesie én tijdens het ontwaken).
Zeer zelden (< 0,01%): anafylaxie (mogelijk met angio-oedeem, bronchospasme, erytheem, hypotensie). Postoperatieve bewusteloosheid. Longoedeem. Pancreatitis. Postoperatieve koorts. Seksuele ontlading. Verkleuring van de urine (meestal groen, na langdurige toediening). Na accidentele extravasculaire toediening: lokale pijn, zwelling, weefselnecrose (na extravasculaire toediening).
Verder zijn gemeld: hartaritmie, hartfalen, Brugada-syndroom-type ECG. Ademhalingsdepressie (dosisafhankelijk). Euforische stemming, seksuele ontremming, priapisme, verslaving, misbruik. Onwillekeurige bewegingen. Hepatomegalie. Rabdomyolyse. Nierfalen. Metabole acidose, hyperkaliëmie, hyperlipidemie.
Combinaties van enkele bijwerkingen kunnen gezamenlijk voorkomen in het kader van het 'propofol-infusiesyndroom', vooral bij ernstig zieke patiënten die vaak meerdere risicofactoren hebben voor het ontwikkelen van deze bijwerkingen. Als onderdeel hiervan worden gezien: aritmieën, het Brugada-type ECG, hartfalen, rabdomyolyse, nierfalen, hepatomegalie, metabole acidose, hyperkaliëmie en hyperlipidemie. Risicofactoren hierbij zijn: verminderde zuurstoftoevoer naar de weefsels, sepsis, ernstige neurologische schade en het gebruik van een propofoldosering > 4 mg/kg/uur langer dan 48 uur.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
De productinformatie van propofol vermeldt overgevoeligheid voor soja en pinda als contra-indicatie. Uit de literatuur blijkt dat allergische reacties op propofol zeldzaam zijn, dat de hoeveelheden voedseleiwitten in een propofolproduct verwaarloosbaar zijn en dat een voorgeschiedenis van voedselallergie geen voorspeller is van propofolallergie [Sommerfield 2019; Murphy 2011; Bagley 2021; Wiskin 2015; Gelberg 2019].
Overgevoeligheid en Brugada-syndroom, vanwege een verhoogd risico op hartritmestoornissen.
Cave tensiedaling bij snel inspuiten. Pijnlijk bij toedienen: eventueel lidocaine toevoegen. Propofol lipuro is minder pijnlijk bij inspuiten dan propofol.
Propofol is een lipide formulering. Dit kan hyperlipidemie veroorzaken. Kinderen hebben een groter risico op 'fat overload'-syndroom (let in het bijzonder op bij een ketogeen dieet). Controleer plasmalipidenspiegels.
Cave propofol infusie syndroom.
Wees terughoudend bij kinderen met (verdenking op) mitochondriale aandoeningen, ernstige cachexie en hemodynamisch instabiele patiënten.
Misbruik en afhankelijkheid van propofol zijn gemeld. Toepassing van propofol zonder de borging van een gezekerde luchtweg kan leiden tot fatale respiratoire complicaties.
Wees voorzichtig bij cardiale, respiratoire, renale of hepatische stoornissen, en bij hypovolemie of verzwakking. Houd bij ernstig overgewicht rekening met ongewenste hemodynamische bijwerkingen.
Niet toepassen voor de algehele anesthesie bij kinderen < 1 maand; neonaten hebben een aanzienlijk verminderde klaring met een grote interindividuele variatie, hierdoor kan relatieve overdosering optreden met ernstige cardiovasculaire depressie.
Target controlled infusion (TCI) wordt afgeraden bij kinderen < 2 jaar wegens onvoldoende gegevens.
Weeg herhaald of langer durend (≥ 3 uur) gebruik bij kinderen < 3 jaar zorgvuldig af; in onderzoek is neurotoxiciteit gemeld.
Bij toediening aan epilepsie-patiënten is er kanstoename op convulsies; met vertraging kunnen epileptiforme bewegingen optreden. De vertraging kan variëren van enkele uren tot dagen. Ook bij niet-epileptische patiënten kunnen epilepsie-aanvallen voorkomen.
Postoperatieve bewusteloosheid komt voor, eventueel in combinatie met een verhoogde spiertonus.
Bij sedatie voor intensive care zorg zijn risicofactoren voor metabole aandoeningen en orgaanfalen:
Speciale aandacht is vereist bij patiënten met een hoge intracraniale druk en een lage gemiddelde arteriële druk; de intracerebrale perfusiedruk kan afnemen.
Patiënten met mitochondriale aandoeningen kunnen gevoelig zijn voor verergering van hun aandoening bij het ondergaan van anesthesie, ingrepen en intensivecare-zorg. Vroege vormen van verergering van mitochondriale ziekte en het propofol-infusiesyndroom kunnen op elkaar lijken. Behoud normothermie en zorg voor voldoende koolhydraten en hydratie.
Dagelijkse bezigheden zoals autorijden kunnen enige tijd nadelig beïnvloed worden.
Hulpstoffen
Niet relevant: het risico op ernstige hartritmestoornissen is verhoogd bij combinatie met andere middelen waarbij ernstige hartritmestoornissen zoals torsade de pointes zijn gemeld. Propofol wordt in de praktijk gebruikt in een bewaakte setting.
Niet beoordeeld: bij combinatie met lokale anesthetica, inhalatie-anesthetica, opioïden, benzodiazepineagonisten, geneesmiddelen voor premedicatie en spierrelaxantia is verlenging en versterking van de anesthesie, versterking van de ademhalingsdepressie en versterking van de circulatoire depressie mogelijk. Bij combinatie met lokale anesthetica kan een lagere dosering nodig zijn.
De sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Fentanyl kan de plasmaconcentratie van propofol tijdelijk verhogen en versterkt de mate van apneu.
Bradycardie en hartstilstand kunnen voorkomen bij combinatie met suxamethonium en neostigmine.
Valproïnezuur kan de behoefte aan propofol voor algehele anesthesie verlagen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN | ||
---|---|---|
Suprane
|
N01AB07 | |
Sedaconda
|
N01AB06 | |
Sevorane
|
N01AB08 |
BARBITURATEN | ||
---|---|---|
Pentothal
|
N01AF03 |
OPIOIDE ANAESTHETICA | ||
---|---|---|
Rapifen
|
N01AH02 | |
N01AH01 | ||
Ultiva
|
N01AH06 | |
Sufenta, Dzuveo
|
N01AH03 |
OVERIGE ALGEMENE ANAESTHETICA | ||
---|---|---|
Ketanest S
|
N01AX14 | |
Etomidaat lipuro
|
N01AX07 | |
N01AX11 |