Lokaal anestheticum van het amidetype. Lokale anesthetica geven een reversibele blokkade van de impulsgeleiding langs zenuwbanen, door vermindering van de permeabiliteit van de zenuwcelmembraan voor natrium-ionen. Ze blokkeren de natriumkanalen van de zenuwcel, die gezien worden als een receptor voor lokale anesthetica. Het ontstaan van de actiepotentiaal door verhoging van de permeabiliteit voor natrium wordt vertraagd. De depolarisatiesnelheid neemt af en de excitatiedrempel wordt hoger. Dit leidt tot reversibele lokale gevoelloosheid. De uitvalvolgorde van de zenuwfuncties is: pijn, temperatuur, aanraking en druk. De werking hangt af van de pH van de omgeving, die de hoeveeldheid vrije base beïnvloedt; de vrije base (lidocaïne) is de vorm die door de celmembraan heen migreert. In ontstoken weefsel is de pH lager, en het lokale anesthetische effect verminderd.
Tevens klasse Ib anti-aritmicum. In hartspiervezels remt lidocaïne de grote tijdelijke verhoging van de permeabiliteit van de membraan voor natrium tijdens de plateaufase van de actiepotentiaal; ook verhoogt het de kaliumefflux tijdens de repolarisatiefase. De prikkelgeleiding in de sinusknoop en de supraventriculaire gebieden blijven vrijwel onaangetast. Lidocaïne vertraagt de prikkelgeleiding en geeft negatieve inotropie, negatieve chronotropie en hypotensie. Na een myocardinfarct kan lidocaïne een betere doorbloeding van de kransslagaders geven.
Lidocaïne wordt voornamelijk gemetaboliseerd tot monoethylglycinexylidide (MEGX) door oxidatieve N-desethylering door CYP1A2 en, in mindere mate, door CYP3A4. CYP1A2 verschijnt bij 1-3 levensmaanden, CYP3A4 verschijnt tijdens de eerste levensweek. In deze periode is CYP3A4 verantwoordelijk voor een deel van de transformaties die normaal gesproken door CYP3A4 worden uitgevoerd. Na de daaropvolgende N-desethylering wordt glycinexylidide (GX) gevormd, maar in mindere mate dan MEGX. Minder dan 10% wordt in onveranderde vorm met de urine uitgescheiden. Lidocaïne is een anticonvulsivum met een hoge leverextractieratio (0,65-0,75) en daarom is de klaring gerelateerd aan de leverbloedstroom. Daarom wordt leverdoorbloeding tijdens hypothermie geassocieerd met een verminderde klaring van 21,8 - 24%. Normaal gesproken is ongeveer 64-70% lidocaïne gebonden aan alfa-1-glycoproteïnezuur (AAG). Bij pasgeborenen zijn de AAG-niveaus laag en de vrije, biologisch actieve, fractie van lidocaïne is relatief hoog bij pasgeborenen. De vrije fractie die wordt waargenomen bij kinderen ouder dan 1 jaar is vergelijkbaar met die gemeten bij volwassenen, namelijk variërend van 30% tot 40% voor lidocaïne [Mazoit 2004; van den Broek 2011; SmPC RVG 55119].
Bij zuigelingen en kinderen (0,5 - 3 jaar) werden de volgende farmacokinetische parameters gevonden na een IV bolus van 1 mg/kg tijdens algehele anesthesie zonder significante verschillen met volwassenen [Finholt 1986]:
Variabelen |
Kinderen (n=10) |
Volwassen (n=8) |
Leeftijd (jr) |
0.5 – 3 |
18 – 51 |
Gewicht (kg) |
4.5 – 14 |
48 – 82 |
T1/2 (min) |
58 ± 19 |
43 ± 16 |
Vd (l/kg) |
1.11 ± 0.34 |
0.71 ± 0.28 |
Cl (ml/kg/min) |
11.1 ± 1.8 |
9.8 ± 1.4 |
(Alle) waarden geven het gemiddelde ± SEM weer. Gemiddelde leeftijd en gewicht zijn onbekend.
Bij neonaten, zuigelingen en oudere kinderen (0 - 18 jaar) werden de volgende farmacokinetische parameters gevonden na een IV bolus van 1,5 mg/kg tijdens algemene anesthesie met verlengde T1/2 bij premature en a terme neonaten in vergelijking met oudere leeftijdsgroepen [LeDez 1987]:
Variabelen |
Preterme neonaten (n=1) |
A terme neonaten (n=5) |
1 mnd-2 jaar (n=8) |
Kinderen (n=9) |
Adolescenten (n=6) |
Leeftijd (jr) |
NR |
0.025 ± 0.043 |
0.35 ± 0.14 |
3.46 ± 0.78 |
15.33 ± 1.47 |
Gewicht (kg) |
0.74 |
3.57 ± 0.6 |
6.63 ± 1.4 |
14.78 ± 2.53 |
58.97 ± 10.36 |
T1/2 (min) |
191.4 |
145.3 ± 31.8 |
77.9 ± 31.7 |
52.5 ± 10.9 |
86.2 ± 28.2 |
(Alle) waarden vertegenwoordigen gemiddelde ± SD. NR: niet gerapporteerd.
Bij premature pasgeborenen werden de volgende farmacokinetische parameters gevonden na een subcutane injectie van 1 - 2 mg/kg tijdens lokale anesthesie met verlengde T1/2 bij premature pasgeborenen in vergelijking met volwassenen [Mihaly 1978]:
Variabelen |
Preterme neonaten (n=4) |
Volwassenen (n=11) |
Leeftijd - Postnatale leeftijd (dagen) - GA (weken) |
18.75 (5 – 42) GA: 31.35 (26 – 38) |
NR |
Gewicht (kg) |
2.03 (1.2 – 3.2) |
NR |
T1/2 (uur) |
3.16 (3.03 – 3.30) |
1.80 (1.22 – 2.23) |
Vd (l/kg) |
2.75 (1.44 – 4.99) |
1.11 (0.58 – 1.91) |
Cl (l/kg/uur) |
0.610 (0.307 – 1.141) |
0.550 (0.318 – 0.726) |
(Alle) waarden vertegenwoordigen gemiddelde en range ± SD. NR: niet gerapporteerd. GA = gestational age
Bij kinderen (3,5 - 9 jaar) werden de volgende farmacokinetische parameters gevonden na een IV bolus van 5 mg/kg tijdens caudale anesthesie met verlengde T1/2 bij kinderen vergeleken met volwassenen [Ecoffey 1984]:
Variabele |
Kinderen (n=11) |
Volwassenen |
Leeftijd |
5.3 ± 0.5 |
De farmacokinetiek van lidocaïne na caudale anesthesie bij kinderen is vergelijkbaar met die bij volwassenen, behalve de T1/2, die iets langer is bij kinderen. De langere T1/2 wordt toegeschreven aan een grotere Vd bij kinderen omdat de Cl van lidocaïne bij kinderen vergelijkbaar is met die bij volwassenen. [Benowitz 1987; Tucker 1975] |
Gewicht (kg) |
19.5 ± 1.8 |
|
T1/2 (min) |
155 ± 27 |
|
Vd (l/kg) |
3.05 ± 0.40 |
|
Cl (ml/kg/min) |
15.4 ± 1.2 |
Alle waarden geven het gemiddelde ± SEM weer.
Farmacokinetische gegevens uit PopPK-onderzoeken bij (premature) pasgeborenen met epileptische aanvallen [van den Broek 2011, van den Broek 2013; Favié 2020 ]:
Variabele |
van den Broek et al. 2011 [2] (n=46) |
van den Broek et al. 2013 [10] (n=26) |
Favié et al. 2020 [11] (n=153) |
Leeftijd (mediaan/gemiddelde, range/SD) - GA (weken) |
38 (25.0-42.7) |
39.4 (34.1 – 42.7) |
37.0 ± 4.84 |
Cl (l/h/kg)a |
0.463d |
0.523d,e |
0.506d,f |
Proportioneel effect van hypothermie hypothermie op klaring (Cl) |
|
0.760b |
0782c |
Vd (l/kg) a |
2.963d |
3.114d |
2.663d |
T1/2 tijdens normothermie (uur) |
|
4.1 |
|
T1/2 tijdens hypothermie (uur) |
|
5.5 |
|
GA: zwangerschapsduur. a Normotherme omstandigheden. b CI was 24% lager tijdens hypothermie vergeleken met normothermie. c CI was 21,8% lager tijdens hypothermie vergeleken met normothermie. d Lichaamsgewicht (BW) heeft een significant effect op Vd en Cl. e Onderkoeling (33,5°C) heeft een significant effect op Cl. f Postmenstruele leeftijd (PMA) en onderkoeling (33,5°C) hebben een significant effect op Cl.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Anesthesie (infiltratie, geleidings): On-label
Aritmieen: Off-label
Neonatale convulsies: Off-label
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Conc. voor infusieopl. (hydrochloride als 1-water) 100 mg/ml; 10 mg/ml; 20 mg/ml
Xylocaine-adrenaline (combinatiepreparaat): Per ml inj.vlst.:
Lidocaïnehydrochloride (als 1-water) 10 mg, Epinefrine (als waterstoftartraat) 5 microg,
Lidocaïnehydrochloride (als 1-water) 20 mg Epinefrine (als waterstoftartraat) 5 microg
Spray 100 mg/ml
Zalf 50 mg/g
Gel (hydrochloride-1-water) 20 mg/g
Gel, oraal (hydrochloride-1-water) 20 mg/ml
Oordruppel 5 mg/ml
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Aritmieën |
---|
|
Neonatale epileptische aanvallen: Neonaten ZONDER hypothermie |
---|
|
Neonatale epileptische aanvallen: Neonaten MET hypothermie |
---|
|
Lokale verdoving |
---|
|
Pijn bij doorkomen van tanden |
---|
|
Perifere zenuw blokkade |
---|
|
Epidurale anesthesie |
---|
|
Langdurige chronische pijn; sikkelcel crisis |
---|
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
In het algemeen: slaperigheid, paresthesie en duizeligheid. Overdosering kan leiden tot slaperigheid, paresthesie en duizeligheid met verdere effecten zoals agitatie, wazig zien, koud zweet, spraakstoornissen, tremoren, convulsies, ademhalingsdepressie, anorexie, gehoor- en slikstoornissen, verminderde elektrische geleiding (bradycardie, reentryaritmieën, atrioventriculair (AV) blok) en verminderde contractiliteit van de hartspier (hypotensie). Hartritmestoornissen (AV-blok) en cardiovasculaire collaps. Toxische reacties treden op bij lidocaïneconcentraties vanaf 5 - 9 mcg/ml. Dit is ook afhankelijk van de toedieningsweg en risicofactoren van de patiënt. Over het algemeen liggen therapeutische concentraties tussen 1 (1,5) - 5 mcg/ml. Voor de behandeling van neonatale convulsies wordt echter gestreefd naar een therapeutisch bereik van 6 tot 7 mcg/ml na voltooiing van de initiële infuusdosis. IV-doses mogen plasmaspiegels van 9 mcg/ml niet overschrijden [van den Broek 2013; Favié 2020; Donald 2004; Berde 2002; Takasaki 1984; NVZA 2022; Kituu 2012].
Neonaten die therapeutische hypothermie ondergaan zijn mogelijk nog minder gevoelig voor cardiotoxiciteit in vergelijking met normotherme neonaten, omdat de basisfrequentie al verlaagd is door de hypothermie zelf [van den Broek 2013; Favié 2020;].
Bijwerkingen door lokale anesthetica van het amidetype zijn zeldzaam, maar kunnen voorkomen als gevolg van overdosering of onbedoelde intravasculaire injectie en kunnen ernstig zijn. Overgevoeligheid voor meerdere geneesmiddelen van het amidetype is gemeld binnen deze subgroep van de lokale anesthetica. Bij ouderen kan de incidentie van bijwerkingen hoger zijn.
Als lokaal anestheticum: Vaak (1-10%): duizeligheid, bradycardie, hypotensie, hypertensie, misselijkheid, braken. Voorbijgaande neurologische symptomen treden met name op na spinale en epidurale anesthesie (tot 5 dagen).
Soms (0,1-1%): symptomen van toxiciteit op het centrale zenuwstelsel als spraakstoornissen, gevoelloosheid van de tong, licht gevoel in het hoofd, tinnitus, wazig zien en tremoren, gevolgd door sufheid, convulsies, bewusteloosheid en eventueel ademhalingsstilstand.
Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties (urticaria, oedeem, bronchospasme, ademnood en circulatoire symptomen incl. anafylactische shock), persisterende anesthesie, paresthesie, parese tot aan het caudasyndroom, neuropathie, perifere zenuwbeschadiging, hoofdpijn met tinnitus en lichtschuwheid, laesies van de hersenzenuwen, neurosensorische doofheid bij toediening in het hoofd-/halsgebied) arachnoïditis, dubbelzien, hartstilstand, hartritmestoornissen, ademhalingsdepressie. Ernstige bijwerkingen komen voor als gevolg van overdosering en per abuis gegeven intravasculaire injectie.
Verder zijn gemeld: Horner-syndroom, methemoglobinemie.
Als anti-aritmicum bovendien: Zeer vaak (> 10%): dysforie. Vaak (1-10%): Verwardheid, rusteloosheid, prikkelbaarheid, euforie, hallucinaties en depressie. Slaperigheid, duizeligheid, vertigo, dysartrie, tinnitus, beven, tintelingen en paresthesie, wazig zien. Zelden (0,01-0,1%): spiertrekkingen tot aan gegeneraliseerde convulsies, verminderd bewustzijn tot aan coma. Bradycardie, AV-blok tot aan hartstilstand. Hypotensie. Ademhalingsdepressie tot aan ademhalingsstilstand. Zeer zelden (< 0,01%): ventriculaire tachycardie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Bij toepassing voor neonatale aanvallen: hypo- en hyperkaliëmie, (vermoeden van) cardiomyopathie (bijv. bij diabetische moeder), complexe aangeboren hartafwijking. Vermijd combinatie met fenytoïnegebruik Favié 2020; Weeke 2015]. Fenytoïne heeft een additief effect op de hartdepressieve werking van lidocaïne.
Als anti-aritmicum: Een bestaande hypokaliëmie voorafgaand aan de behandeling corrigeren. Met name bij aanhoudende ventriculaire tachycardie of ventrikelfibrilleren, na een recent hartinfarct, bij lever- of nierfunctiestoornis, structureel hartlijden en/of een slechte linkerkamerfunctie kan verergering van de aritmie optreden. Voorzichtigheid is verder geboden bij ouderen, slechte algehele conditie, sinusknoopdisfunctie, AV-geleidingsstoornissen, convulsies, ernstige ademhalingsdepressie, bradycardie, hartfalen en hypotensie. Bij verdenking van maligne hyperthermie geen lokaal anaesthetica van het amidetype gebruiken. Men dient rekening te houden met kruisovergevoeligheid met andere lokaal anaesthetica van het amidetype. Allergische reacties (astmatische aanvallen, bronchospasmen, anafylactische shock) als gevolg van de i.v. toedieningen van sulfiet kunnen voorkomen. Vooral astmapatiënten vormen een risicogroep. Beademingsapparatuur moet aanwezig zijn. Teneinde bijwerkingen te voorkomen, worden de volgende voorzorgsmaatregelen aanbevolen: 1. Gebruik zoveel mogelijk de minimaal effectieve dosis en overschrijd de maximale dosis niet. 2. Dien de injectie langzaam toe en aspireer infiltratie- of geleidingsanesthesie enkele malen ter voorkoming van een intravasculaire injectie.
Bij neonatale epileptische aanvallen:
Alleen toepassen op de NICU onder zorgvuldige ECG-bewaking. Bij veranderingen in ECG-complexen en/of hartritme lidocaïne onmiddellijk staken.
Gebruik alleen lage concentraties (< 20 mg/ml). Altijd afbouwen volgens schema. Effect vaak niet direct zichtbaar op aanvallen, maar effect gezien op EEG < 6 uur na start behandeling. Een wachttijd van 30-60 minuten om het effect waar te nemen wordt aanbevolen, waarna de noodzaak voor aanvullende therapie moet worden beoordeeld.
Obesitas:
Vanwege het hogere lichaamsgewicht (toename van het absolute verdelingsvolume) bij zwaarlijvige kinderen moeten laaddoses worden berekend op basis van het totale lichaamsgewicht en continue infusiesnelheden op basis van het ideale lichaamsgewicht [Ross 2015; Heath 2022].
Vóór toediening dienen materialen voor bewaking en resuscitatie onder handbereik te zijn. Bij het zetten van een uitgebreid blok vooraf een i.v.-lijn aanbrengen.
Bij toepassing als anti-aritmicum is controle van ECG, bloeddruk, bewustzijnsgraad en de ademhaling aangewezen.
Een bestaande hypokaliëmie, hypoxie en stoornissen van het zuur-base-evenwicht corrigeren voorafgaand aan de behandeling met hoge doses als anti-aritmicum. Controleer de vochtbalans, de serumelektrolyten en het zuur-base-evenwicht regelmatig bij langdurige parenterale behandeling met lidocaïne.
Niet profylactisch toepassen bij patiënten die recent een myocardinfarct hebben gehad, vanwege meer kans op hartfalen en vroegtijdig overlijden.
Met name bij aanhoudende ventriculaire tachycardie (of ventrikelfibrilleren), na een recent myocardinfarct, bij sinusknoopdisfunctie, AV-geleidingsstoornissen, bradycardie, hartfalen, structureel hartlijden en/of een slechte linkerkamerfunctie kan verergering van de aritmie optreden; lokale anesthetica kunnen de geleiding vertragen.
Met name bij hypovolemische patiënten kan ernstige hypotensie en bradycardie optreden bij een centrale blokkade; beperk het risico door vooraf de circulatie te vullen met een kristallijne of colloïdale oplossing. Behandel hypotensie onmiddellijk met i.v.-sympathicomimetica.
Toxische verschijnselen kan men bij lokale anesthesie voorkomen door altijd de laagst mogelijke concentratie te gebruiken en de injectie langzaam toe te dienen en daarbij enkele malen te aspireren alvorens te injecteren, zodat niet per ongeluk een intravasculaire injectie kan worden gegeven. Wees extra voorzichtig bij injecties in zeer vaatrijke gebieden, zoals in de mondholte, pararectaal, paravaginaal.
Epidurale en spinale anesthesie kunnen leiden tot plotselinge arteriële hypotensie, met name bij ouderen. Behandel hypotensie onmiddellijk met i.v.-sympathicomimetica, zo nodig herhalen.
Wees voorzichtig (doseer lager) bij een lever- of nierfunctiestoornis.
Wees verder voorzichtig bij ouderen, slechte algehele conditie, convulsies, ernstige ademhalingsdepressie, myasthenia gravis. Acidose vermindert de plasma-eiwitbinding, zodat de concentratie vrij lidocaïne hoger wordt.
Pas lokale anesthetica niet toe in ontstoken gebied: de systemische absorptie is hoger en de werking neemt af.
Pas geen continue intra-articulaire infusie toe met lidocaïne; chondrolyse van het schoudergewricht is gemeld.
Bij toepassing in het hoofd-/halsgebied bestaat meer kans op toxische effecten op het centrale zenuwstelsel.
Bij verdenking van maligne hyperthermie: gebruik geen lokale anesthetica van het amidetype (zoals lidocaïne).
Lidocaïne is waarschijnlijk porfyrinogeen.
Lidocaïne niet intrathecaal toedienen; cauda-equinasyndroom met persisterende paresthesie, darm- en urinewegdisfunctie of paralyse van de lagere ledematen is gemeld.
Houd rekening met kruisovergevoeligheid met andere lokale anesthetica van het amidetype (bv. articaïne, (levo)bupivacaïne, prilocaine, ropivacaïne).
Lokale anesthetica kunnen tijdelijk de motoriek en alertheid verzwakken en kleine invloed hebben op de mentale functies en coördinatie van de patiënt.
Verwijder een tourniquet na i.v. regionale anesthesie in meerdere stappen, om massale systemische opname te voorkomen.
Hulpstoffen:
Methylparahydroxybenzoaat in injectievloeistof kan in zeldzame gevallen bronchospasmen geven. Niet intrathecaal, intracisternaal noch intra- of retrobulbair toepassen.
Natrium: wees voorzichtig met natrium in injectievloeistof bij een natriumbeperkt dieet.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Relevant:
Afname lidocaïne: de plasmaconcentratie kan dalen door efavirenz, etravirine en nevirapine.
Toename lidocaïne: cobicistat en HIV-proteaseremmers kunnen het metabolisme remmen.
Niet beoordeeld:
Gelijktijdige toediening van een β-blokker of cimetidine met intraveneuze infusie van lidocaïne kan de eliminatie van lidocaïne vertragen.
Fenytoïne kan de plasmaconcentratie van lidocaïne verlagen, maar heeft een additief effect op de cardiodepressieve werking van lidocaïne.
Middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken, kunnen het effect op het myocard versterken.
Middelen met een anticholinerge werking kunnen het effect op de AV-geleiding versterken.
Lidocaïne kan het effect van opioïden en niet-depolariserende spierrelaxantia versterken.
Interacties Lokale anaesthetica algemeen:
Niet beoordeeld: lokale anesthetica van het ester-type zijn derivaten van 4-aminobenzoëzuur en zouden de werking van sulfonamiden kunnen antagoneren.
Combinatie met een vasoconstrictor
Inhalatie-anesthetica kunnen het hart sensibiliseren voor catecholamines, waardoor hartritmestoornissen kunnen optreden.
Bij gebruik van een niet-selectieve β-blokker kan ernstige hypertensie en bradycardie optreden.
Bij gebruik van methylergometrine, ergotamine of van andere vasoconstrictiva kunnen aanhoudende hypertensie of cerebrovasculaire accidenten ontstaan.
Het bloeddrukverhogende effect van adrenaline kan door tricyclische antidepressiva worden versterkt.
Fenothiazines kunnen het bloeddrukverhogende effect van adrenaline verminderen of omkeren.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
AMIDEN | ||
---|---|---|
Marcaine 0,25 %, 0,5%, Exparel, Bucain
|
N01BB01 | |
N01BB10 | ||
Instillagel, Cathejell
|
N01BB52 | |
Emla
|
N01BB20 | |
Rapydan
|
N01BB52 | |
N01BB03 | ||
Citanest
|
N01BB04 | |
Naropin
|
N01BB09 |
ESTERS VAN BENZOEZUUR | ||
---|---|---|
N01BC01 |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.