Lokaal anestheticum van het amidetype. Tevens klasse Ib anti-arrhythmicum. Lidocaïne vermindert de prikkelbaarheid van het ventrikel en verlengt de refractaire periode. In therapeutische doses vermindert de contractiliteit van de hartspier niet en treedt geen bloeddrukverlaging op.
Neonaten: T1/2: 1,5-2 uur, metabolieten 2 uur (MEGX) resp 10 uur (GX)
Anesthesie (infiltratie, geleidings): On-label
Aritmieen: Off-label
Neonatale convulsies: Off-label
Conc. voor infusieopl. (hydrochloride als 1-water) 100 mg/ml; 10 mg/ml; 20 mg/ml
Xylocaine-adrenaline (combinatiepreparaat): Per ml inj.vlst.:
Lidocaïnehydrochloride (als 1-water) 10 mg, Epinefrine (als waterstoftartraat) 5 microg,
Lidocaïnehydrochloride (als 1-water) 20 mg Epinefrine (als waterstoftartraat) 5 microg
Spray 100 mg/ml
Zalf 50 mg/g
Gel (hydrochloride-1-water) 20 mg/g
Gel, oraal (hydrochloride-1-water) 20 mg/ml
Ga snel naar:
Aritmieën |
---|
|
Lokale verdoving |
---|
|
Neonatale epileptische aanvallen |
---|
|
Neonatale epileptische aanvallen: Neonaten ZONDER hypothermie |
---|
|
Neonatale epileptische aanvallen: Neonaten MET hypothermie |
---|
|
Pijn bij doorkomen van tanden |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Sufheid, paresthesie, duizeligheid, slaperigheid. Ten gevolge van overdosering: duizeligheid, sufheid, agitatie, wazig zien, koud zweet, spraakstoornissen, tremoren, convulsies, ademdepressie, anorexie, gehoor- en slikstoornissen, hypotensie, ritmestoornissen (AV blok), cardiovasculaire collaps, epileptogeen bij spiegels vanaf 7 mcmol/ml.
Als lokaal anestheticum: Vaak (1-10%): paresthesieën, duizeligheid, bradycardie, hypotensie, hypertensie, misselijkheid, braken. Soms (0,1-1%): symptomen van toxiciteit op het centrale zenuwstelsel als spraakstoornissen, gevoelloosheid van de tong, licht gevoel in het hoofd, tinnitus, wazig zien en tremoren, gevolgd door sufheid, convulsies, bewusteloosheid en eventueel ademhalingsstilstand. Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties, anafylactische shock, neuropathie, perifere zenuwbeschadiging, arachnoïditis, dubbelzien, hartstilstand, hartritmestoornissen, ademhalingsdepressie. Ernstige bijwerkingen komen voor als gevolg van overdosering, te snelle resorptie en per abuis gegeven intravasculaire injectie.
Als anti-aritmicum zijn verder ook gemeld: overgevoeligheidsreacties komen zelden voor. Uitlokking van een aanval van porfyrie, zenuwachtigheid, euforie, psychose, slikstoornissen. Depressie van het myocard, AV-blok.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij toepassing neonatale epileptische aanvallen: hypo-en hyperkaliemie, (verdenking) cardiomyopathie (bijv bij diabetische moeder), congenitale hartafwijking.
Overgevoeligheid voor lokaal anesthetica van het amide-type of voor het betreffende conserveermiddel. Tweede- en derdegraads AV-blok (eerstegraads is een relatieve contra-indicatie). Andere geleidingsstoornissen. Niet-cardiale shock. Ernstig hartfalen.
Als anti-aritmicum: Een bestaande hypokaliëmie voorafgaand aan de behandeling corrigeren. Met name bij aanhoudende ventriculaire tachycardie of ventrikelfibrilleren, na een recent hartinfarct, bij lever- of nierfunctiestoornis, structureel hartlijden en/of een slechte linkerkamerfunctie kan verergering van de aritmie optreden. Voorzichtigheid is verder geboden bij ouderen, slechte algehele conditie, sinusknoopdisfunctie, AV-geleidingsstoornissen, convulsies, ernstige ademhalingsdepressie, bradycardie, hartfalen en hypotensie. Bij verdenking van maligne hyperthermie geen lokaal anaesthetica van het amidetype gebruiken. Men dient rekening te houden met kruisovergevoeligheid met andere lokaal anaesthetica van het amidetype. Allergische reacties (astmatische aanvallen, bronchospasmen, anafylactische shock) als gevolg van de i.v. toedieningen van sulfiet kunnen voorkomen. Vooral astmapatiënten vormen een risicogroep. Beademingsapparatuur moet aanwezig zijn. Teneinde bijwerkingen te voorkomen, worden de volgende voorzorgsmaatregelen aanbevolen: 1. Gebruik zoveel mogelijk de minimaal effectieve dosis en overschrijd de maximale dosis niet. 2. Dien de injectie langzaam toe en aspireer infiltratie- of geleidingsanesthesie enkele malen ter voorkoming van een intravasculaire injectie.
Orale gel:
Bij gebruik in de mond-, keelholte kunnen slikproblemen (risico op aspiratie) optreden. Bij kinderen jonger dan 3 jaar en andere kinderen die het residu moeilijk kunnen uitspuwen, is het aangewezen om Xylocaine 2% Viskeus met een watje plaatselijk aan te brengen.
Bij neonatale epileptische aanvallen: Uitsluitend op de NICU toepassen onder zorgvuldige ECG bewaking. Bij veranderingen van ECG complexen en/of hartritme onmiddellijk lidocaine staken. Alleen lage concentraties (< 20 mg/ml) gebruiken. Altijd afbouwen volgens schema.
Effect vaak niet direct zichtbaar op aanvallen, maar effect op EEG te zien < 6 uur na start behandeling.
Een bestaande hypokaliëmie voorafgaand aan de behandeling corrigeren. Met name bij aanhoudende ventriculaire tachycardie of ventrikelfibrilleren, na een recent hartinfarct, bij lever- of nierfunctiestoornis, structureel hartlijden en/of een slechte linkerkamerfunctie kan verergering van de aritmie optreden. Voorzichtigheid is verder geboden bij ouderen, slechte algehele conditie, sinusknoopdisfunctie, AV-geleidingsstoornissen, convulsies, ernstige ademhalingsdepressie, bradycardie, hartfalen. Bij verdenking van maligne hyperthermie geen lokaal anesthetica van het amidetype gebruiken. Men dient rekening te houden met kruisovergevoeligheid met andere lokaal anesthetica van het amidetype. Allergische reacties (astmatische aanvallen, bronchospasmen, anafylactische shock) als gevolg van de i.v. toedieningen van sulfiet kunnen voorkomen. Vooral astmapatiënten vormen een risicogroep. Beademingsapparatuur moet aanwezig zijn. De volgende voorzorgsmaatregelen zijn aan te bevelen om bijwerkingen te voorkomen: 1. Gebruik zoveel mogelijk de minimaal effectieve dosis en overschrijd de maximale dosis niet. 2. Dien de injectie langzaam toe en aspireer infiltratie- of geleidingsanesthesie enkele malen om een intravasculaire injectie te voorkomen.
Relevant:
Afname lidocaïne: de plasmaconcentratie kan dalen door efavirenz, etravirine en nevirapine.
Toename lidocaïne: cobicistat en HIV-proteaseremmers kunnen het metabolisme remmen.
Niet beoordeeld: gelijktijdige toediening van een β-blokker of cimetidine met intraveneuze infusie van lidocaïne kan de eliminatie van lidocaïne vertragen.
Fenytoïne kan de plasmaconcentratie van lidocaïne verlagen, maar heeft een additief effect op de cardiodepressieve werking van lidocaïne.
Middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken, kunnen het effect op het myocard versterken.
Middelen met een anticholinerge werking kunnen het effect op de AV-geleiding versterken.
Lidocaïne kan het effect van opioïden en niet-depolariserende spierrelaxantia versterken.
Interacties Lokale anaesthetica algemeen:
Niet beoordeeld: lokale anesthetica van het ester-type zijn derivaten van 4-aminobenzoëzuur en zouden de werking van sulfonamiden kunnen antagoneren.
Combinatie met een vasoconstrictor
Inhalatie-anesthetica kunnen het hart sensibiliseren voor catecholamines, waardoor hartritmestoornissen kunnen optreden.
Bij gebruik van een niet-selectieve β-blokker kan ernstige hypertensie en bradycardie optreden.
Bij gebruik van methylergometrine, ergotamine of van andere vasoconstrictiva kunnen aanhoudende hypertensie of cerebrovasculaire accidenten ontstaan.
Het bloeddrukverhogende effect van adrenaline kan door tricyclische antidepressiva worden versterkt.
Fenothiazines kunnen het bloeddrukverhogende effect van adrenaline verminderen of omkeren.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
AMIDEN | ||
---|---|---|
Marcaine 0,25 %, 0,5%, Exparel, Bucain
|
N01BB01 | |
Chirocaine
|
N01BB10 | |
Instillagel, Cathejell
|
N01BB52 | |
Emla, Rapydan
|
N01BB20 | |
N01BB03 | ||
Citanest
|
N01BB04 | |
Naropin
|
N01BB09 |
ESTERS VAN BENZOEZUUR | ||
---|---|---|
N01BC01 |