Pleister: On-label
Toon SmPC tekstPer pleister: Lidocaïne 70 mg Tetracaïne 70 mg
Creme: Per g crème: Lidocaïne 70 mg Tetracaïne 70 mg
Lokaal anestheticum van het amidetype (lidocaïne) en van het estertype (tetracaïne) komen na aanbrengen van de crème of pleister vrij in de epidermale en dermale lagen van de huid en bewerkstelligen daar plaatselijk analgesie. Zowel lidocaïne als tetracaïne blokkeren de natriumionkanalen die nodig zijn voor de initiatie en geleiding van zenuwimpulsen. De diepte van de cutane verdoving van de intacte huid neemt toe met de inwerktijd van crème en pleister. De pleister bevat een warmte-vrijmakend bestanddeel dat een temperatuur van maximaal 40 °C (gem. 26–34 °C) kan bereiken.
De farmacokinetische gegevens bij kinderen zijn beperkt, met name bij kinderen jonger dan 3 jaar. In het enige onderzoek bij kinderen tot nu toe kregen slechts negen kinderen onder drie jaar Rapydan; van deze werd slechts bij 4 een volledige reeks farmacokinetische monsters verkregen en bij 1 kind waren helemaal geen monsters genomen. Het risico van een hogere systemische blootstelling bij kleine kinderen (jonger dan drie jaar) kan niet worden uitgesloten. De beschikbare farmacokinetische gegevens suggereren dat de
lidocaïneblootstelling (AUC en Cmax) omgekeerd gecorreleerd is met de leeftijd. Over het algemeen kan bij lidocaïnewaarden hoger dan 5000 ng/ml toxiciteit worden waargenomen en zelfs lage concentraties van 1000 ng/ml zijn al wel geassocieerd met antiaritmische activiteit.
De volgende tabel geeft de beschikbare C-max-gegevens voor lidocaïne en tetracaïne naar leeftijd en behandelgroep. Door het beperkte aantal geëxponeerde patiënten kunnen geen harde conclusies uit de gegevens worden getrokken over de veiligheid bij kinderen onder 3 jaar. (bron SPC Rapydan)
Cmax Lidocaine | Tetracaine | ||
4 mnd-2 jaar | 1 pleister |
14,3 (n=2); range: 6,6-22,1 |
<0,9 (n=2) |
2 pleisters |
141 (n=6); range: 4,6-331 |
0,2 (n=6), range 0-1,33 | |
3-6 jaar | 1 pleister | 13,4 (n=7); range 2,0-63,3 | 0,7 (n=7); range 0-3,97 |
2 pleisters | 16,8 (n=7); range5,0-33,8 | <0,9 (n=7) | |
7-12 jaar | 1 pleister | 4,7 (n=9); range 0-12,3 | 7,2 (n=9); range 0-64,9 |
2 pleisters | 2,1 (n=5); range 0-4,9) | <0,9 (n=6) |
Lokale verdoving |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
AMIDEN | ||
---|---|---|
Marcaine 0,25 %, 0,5%
|
N01BB01 | |
Chirocaine
|
N01BB10 | |
Xylocaine
|
N01BB02 | |
Instillagel, Cathejell
|
N01BB52 | |
Emla
|
N01BB20 | |
N01BB03 | ||
Citanest
|
N01BB04 | |
Naropin
|
N01BB09 |
ESTERS VAN BENZOEZUUR | ||
---|---|---|
N01BC01 |
Bij gebruik volgens voorschrift zijn systemische bijwerkingen onwaarschijnlijk omdat dan weinig wordt geresorbeerd. Zeer vaak (> 10%): erytheem (bij 71%), verbleken, lokaal oedeem. Vaak (1-10%): huiduitslag. Soms (0,1-1%): vesicobulleuze uitslag, jeuk, contacteczeem, reactie op de toepassingsplaats, lokaal pijn. Zelden (0,01-0,1%): urticaria, maculopapuleuze uitslag, huidirritatie, exfoliatie van de huid, huidverkleuring, paresthesie, ooglidoedeem, zwelling van het gezicht, smaakverandering. Allergische of anafylactoïde reacties kunnen optreden, met name door tetracaïne.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor lokaal anesthetica van het amidetype of het estertype, voor para-aminobenzoëzuur (tetracaïnemetaboliet), borax of een van de andere hulpstoffen. De pleister en crème niet gebruiken op slijmvliezen of plaatsen waar de huidbarrière niet meer intact is.
Voorzichtigheid is geboden bij gebruik in de buurt van de ogen in verband met kans op cornea–laesies; bij contact met het oog, het oog onmiddellijk uitspoelen. Lidocaïne heeft in concentraties boven 0,5–2% bactericide en antivirale eigenschappen; daarom het gebruik vermijden voorafgaand aan het intradermaal injecteren van levende vaccins. . Crème noch pleister gebruiken onder occlusief verband; bij de pleister o.a. vanwege de warmteproducerende eigenschappen. De kans op methemoglobinemie is het meest aanwezig bij patiënten met aangeboren of idiopathische methemoglobinemie; er is geen melding van methemoglobinemie bekend. Voorzichtigheid is geboden bij een lever-, nier- of hartfunctiestoornis en een verhoogde gevoeligheid voor systemische circulatoire effecten van lidocaïne en tetracaïne, zoals acuut zieke of verzwakte personen die hebben.
Relevant
Afname lidocaïne: de plasmaconcentratie kan dalen door efavirenz, etravirine en nevirapine.
Toename lidocaïne: boceprevir, elvitegravir, HIV-proteaseremmers en telaprevir kunnen het metabolisme remmen.
Niet beoordeeld: gelijktijdige toediening van een β-blokker of cimetidine met intraveneuze infusie van lidocaïne kan de eliminatie van lidocaïne vertragen.
Fenytoïne kan de plasmaconcentratie van lidocaïne verlagen, maar heeft een additief effect op de cardiodepressieve werking van lidocaïne.
Middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken, kunnen het effect op het myocard versterken.
Middelen met een anticholinerge werking kunnen het effect op de AV-geleiding versterken.
Lidocaïne kan het effect van opioïden en niet-depolariserende spierrelaxantia versterken.
Interacties lokale anesthetica algemeen
Niet beoordeeld: lokale anesthetica van het ester-type zijn derivaten van 4-aminobenzoëzuur en zouden de werking van sulfonamiden kunnen antagoneren.
Combinatie met een vasoconstrictor
Inhalatie-anesthetica kunnen het hart sensibiliseren voor catecholamines, waardoor hartritmestoornissen kunnen optreden.
Bij gebruik van een niet-selectieve β-blokker kan ernstige hypertensie en bradycardie optreden.
Bij gebruik van methylergometrine, ergotamine of van andere vasoconstrictiva kunnen aanhoudende hypertensie of cerebrovasculaire accidenten ontstaan.
Het bloeddrukverhogende effect van adrenaline kan door tricyclische antidepressiva worden versterkt.
Fenothiazines kunnen het bloeddrukverhogende effect van adrenaline verminderen of omkeren.