Infecties:
<3 mnd: Off-label
>3 mnd: On-label
Meningitis:
1 mnd-3 mnd: Off-label
> 3 mnd: On-label
Infecties bij CF: On-label
Poeder voor inj.vlst. (als 3-water) 500 mg, 1000 mg
Meropenem is een bactericide β-lactamantibioticum, behorend tot de carbapenems. Het remt de synthese van de bacteriecelwand door binding aan penicillinebindende eiwitten (PBP's). Het werkingsspectrum is zeer breed en omvat Gram-positieve en Gram-negatieve, aerobe en anaerobe bacteriën. Meropenem is ongevoelig voor alle serine β-lactamasen, ook is het bestand tegen afbraak door het nierenzym dehydropeptidase-1. De tijd dat de concentratie meropenem hoger is dan de minimum remmende concentratie (T>MIC) correleert het best met de werkzaamheid van meropenem.
Doorgaans gevoelig zijn o.a. Enterococcus faecalis, meticilline-gevoelige stafylokokken (o.a. S. aureus ('MSSA') en S. epidermidis), Streptococcus agalactiae (groep B), Streptococcus milleri groep (S. anginosis, S. constellatus, S. intermedius) Streptococcus pneumoniae, Streptococcus pyogenes (groep A), Citrobacter freudii, Citrobacter koseri, Enterobacter spp., Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Klebsiella spp. (K. oxytoca, K. pneumoniae), Morganella morganii, Neisseria meningitidis, Proteus spp. (P. mirabilis, P. vulgaris), Serratia marcescens, Clostridium perfringens, Peptoniphilus asaccharolyticus, Peptostreptococcus spp. (P. micros, P. anaerobius, P. magnus), Bacteroides caccae, Bacteroides fragilis groep, Prevotella bivia en Prevotella disiens.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Acinetobacter spp., Burkholderia cepacia en Pseudomonas aeruginosa. Enterococcus faecium is van nature intermediair gevoelig voor meropenem en de resistentie bedraagt ≥ 50% in één of meer EU-landen.
Inherent resistent zijn: Stenotrophomonas maltophilia, Legionella spp., Chlamydophila pneumoniae en Chlamydophila psittaci, Coxiella burneti en Mycoplasma pneumoniae.
T1/2 =
Neonaten <2000 gram: <1 week: 3 uur
Neonaten >2000 gram: <1 week: 2 uur
A terme neonaat - 6 maanden: 1,6 uur
Volwassenen: 1 uur.
Leeftijd | Klaring [SmPC] |
2 – 5 maanden | 4,3 ml/min/kg |
6 – 23 maanden | 5,3 ml/min/kg |
2 – 5 jaar | 6,2 ml/min/kg |
6 – 12 jaar | 5,8 ml/min/kg |
Indicatie: Bacteriele infecties |
---|
Indicatie: Infecties bij cystische fibrose |
---|
Indicatie: Meningitis |
---|
Aanpassingen als volgt:
Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen, hoofdpijn, paresthesie, orale en vaginale candidiasis, reversibele trombocytose, eosinofilie, trombocytopenie en neutropenie, reversibele stijging van leverfunctiewaarden.
Hemodialyse en peritoneaal dialyse: 50% van normale keerdosis en interval tussen twee doseringen: 24 uur
CEFALOSPORINES VAN DE EERSTE GENERATIE | ||
---|---|---|
Keforal
|
J01DB01 | |
Keflin
|
J01DB03 | |
Kefzol
|
J01DB04 |
CEFALOSPORINES VAN DE TWEEDE GENERATIE | ||
---|---|---|
Ceclor
|
J01DC04 | |
J01DC02 |
CEFALOSPORINES VAN DE DERDE GENERATIE | ||
---|---|---|
J01DD01 | ||
Fortum
|
J01DD02 | |
Cedax
|
J01DD14 | |
Rocephin
|
J01DD04 |
MONOBACTAM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Cayston
|
J01DF01 |
CARBAPENEM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
J01DH51 |
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Ontstekingsverschijnselen en pijn op de injectieplaats. Huiduitslag, jeuk. Trombocytemie, stijgingen van de serum transaminasen, alkalische fosfatase of LDH.
Soms (0,1-1%): orale en vaginale candidiasis. Paresthesie. Urticaria, ernstige huidreacties zoals toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), erythema multiforme. Tromboflebitis. Trombocytopenie, eosinofilie, leukopenie, neutropenie. Stijging van waarden bilirubine, creatinine en/of ureum in het bloed.
Zelden (0,01-0,1%): convulsies. Delier.
Verder zijn nog gemeld: angio-oedeem, anafylactische reacties, andere ernstige huidreacties zoals acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP) en geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Agranulocytose, hemolytische anemie. Pseudomembraneuze colitis (variërend van licht tot levensgevaarlijk).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor andere carbapenem–antibiotica. Ernstige overgevoeligheid voor andere bètalactam–antibiotica (penicillinen, cefalosporinen).
Meropenem is een reserve antibioticum. Bij cystic fibrosis op strikte indicatie, altijd in combinatie met aminoglycoside.
Normaal doseringsinterval:
Kinderen > 4 weken: 8 uur.
Kinderen < 4 weken: doseringsinterval afhankelijk van leeftijd en gewicht.
Ernstige huidreacties: waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), erythema multiforme, acuut gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP) en het DRESS-syndroom zijn gemeld; indien zich symptomen van ernstige huidreacties ontwikkelen (huiduitslag met koorts, malaise, vermoeidheid, spier- en/of gewrichtspijn, blaren, laesies in de mond, conjunctivitis, hepatitis en/of eosinofilie) het gebruik van meropenem onmiddellijk staken en een andere behandeling overwegen.
Bij gestoorde leverfunctie regelmatig de transaminasen en bilirubinespiegels controleren.
Bij aanhoudende ernstige diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
Door gebruik kan de Coombs-test fout-positief worden.
Relevant: de plasmaconcentratie van valproïnezuur kan sterk dalen; dit effect treedt vaak binnen 24 uur op.
Tetracyclines (bacteriostatisch effect) kunnen in vitro het bactericide effect van meropenem antagoneren. Dit berust op de aanname dat bactericide antibiotica uitsluitend groeiende bacteriën kunnen doden. Het klinische belang daarvan is alleen aannemelijk gemaakt bij meningitis, endocarditis en bij patiënten met ernstige neutropenie. Bij deze levensbedreigende infecties moet de combinatie worden vermeden.
Interacties carbapenems algemeen:
Relevant: de plasmaconcentratie van valproïnezuur kan sterk dalen, dit effect treedt vaak binnen 24 uur op.
Tetracyclines (bacteriostatisch effect) kunnen in vitro het bactericide effect van ertapenem antagoneren. Dit berust op de aanname dat bactericide antibiotica uitsluitend groeiende bacteriën kunnen doden. Het klinisch belang daarvan is alleen aannemelijk gemaakt bij meningitis, endocarditis en bij patiënten met ernstige neutropenie. Bij deze levensbedreigende infecties moet de combinatie worden vermeden.
Interactie antibacteriele middelen algemeen:
Relevant: de werking van oraal buiktyfusvaccin kan worden verminderd bij gelijktijdige inname van antibacteriële middelen. Gescheiden inname met een interval van 3 dagen wordt aanbevolen. Alternatief: parenteraal buiktyfusvaccin.
Het effect van cumarinederivaten kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met orale anticonceptiva (dit geldt niet voor de enzyminducerende antibiotica rifabutine en rifampicine) of met TNF-α-antagonisten.