On-label
Toon SmPC tekstPoeder voor infusieopl. (als di-Na-zout) 500 mg, 1000 mg, 2000 mg
Breed-spectrum derdegeneratie-cefalosporine. Ceftriaxon bindt zich aan penicillinebindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood. Het werkingsspectrum is breed. Ceftriaxon is resistent tegen ontleding door het merendeel van de β-lactamasen (zoals TEM–1), maar wordt geïnactiveerd door β–lactamasen die effectief cefalosporinen hydrolyseren zoals AmpC-type enzymen. Werkingsduur: ca. 24 uur.
Gewoonlijk gevoelig zijn: Staphylococcus spp. (indien coagulase negatief), Staphylococcus aureus (uitgezonderd MRSA), Streptococcus spp. waaronder Streptococcus pneumoniae (uitgezonderd de penicilline–resistente stammen), Streptococcus pyogenes, Streptococcus viridans), Groep B streptococci (incl. Streptococcus agalactiae), Borrelia spp. (o.a. B. burgdorferi), Citrobacter spp. (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii), Escherichia coli (uitgezonderd ESBL–producerende stammen), Haemophilus influenzae, Haemophilus para–influenzae, Klebsiella spp. waaronder Klebsiella pneumoniae, Klebsiella oxytoca (uitgezonderd ESBL–producerende stammen), Moraxella catarrhalis, Morganella morganii (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen), Neisseria gonorrhoeae, Neisseria meningitidis, Proteus mirabilis, Proteus vulgaris (sommige stammen), Salmonella spp., Shigella spp. en Treponema pallidum.
Verminderd gevoelig zijn: Staphylococcus epidermidis en Enterobacter spp. waaronder Enterobacter aerogenes en Enterobacter cloacae.
Doorgaans ongevoelig (vaak resistent) zijn: Streptococcus pneumoniae (de penicilline-resistente stammen), Aeromonas spp., Achromobacter spp., Alcaligenes spp., cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii, van Enterobacter spp., van Morganella spp. en van Serratia spp.; verder Flavobacterium spp., Proteus vulgaris (sommige stammen), Providencia spp., Bacteroides spp. waaronder Bacteroides fragilis, Mycobacteria en Rickettsia spp.
Resistent: alle Staphylococcus spp. die meticilline-resistent zijn (waaronder derhalve MRSA), zijn ook resistent voor ceftriaxon. ESBL-producerende stammen van Escherichia coli en Klebsiella spp. zijn altijd resistent. Inherent resistent zijn verder: Enterococcus spp. (waaronder E. faecalis en E. faecium), Listeria monocytogenes, Acinetobacter spp. (o.a. A. baumannii), Pseudomonas spp. (waaronder P. aeruginosa), Stenotrophomonas maltophilia, Clostridium difficile, Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Mycoplasma spp., Legionella spp., en Ureaplasma urealyticum.
Na eenmalige intraveneuze toediening van ceftriaxon aan (premature) neonaten zijn de volgende farmacokinetische parameters gevonden (Martin et al. 1984):
Leeftijd | <1 week | 1-4 weken | 3-9 maanden |
n= | 4 | 8 | 8 |
Dosis (mg/kg) | 50 | 50-100 | 100 |
t½ (uur) | 16,2 | 9,2 | 7,1 |
Cl (ml/min/kg) | 0,37 | 0,77 | 1,03 |
Vd (ml/kg) | 450 | 480 | 394 |
Zwangerschapsduur en gewicht blijken geen effect te hebben op de kinetiek van ceftriaxon, tevens is er geen verschil in de Cmax na intraveneuze of intramusculaire toediening (Mulhall, de Louvois, and James 1985). De Cmax varieert van 134-230 mg/l na een eenmalige dosis van 50 mg/kg (Mulhall, de Louvois, and James 1985, McCracken et al. 1983, Steele et al. 1983)
Ga snel naar:
Indicatie: Ernstige bacteriele infecties |
---|
|
Indicatie: Profylaxe van meningokokkose |
---|
Indicatie: Vroeg (stadium II) en laat (stadium III) gedissemineerde Lyme borreliose |
---|
|
Indicatie: Pre-operatieve profylaxe |
---|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: maximaal 2 g/dag.
CEFALOSPORINES VAN DE EERSTE GENERATIE | ||
---|---|---|
Keforal
|
J01DB01 | |
Keflin
|
J01DB03 | |
Kefzol
|
J01DB04 |
CEFALOSPORINES VAN DE TWEEDE GENERATIE | ||
---|---|---|
Ceclor
|
J01DC04 | |
J01DC02 |
CEFALOSPORINES VAN DE DERDE GENERATIE | ||
---|---|---|
J01DD01 | ||
Fortum
|
J01DD02 | |
Cedax
|
J01DD14 |
MONOBACTAM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Cayston
|
J01DF01 |
CARBAPENEM-ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
J01DH51 | ||
Meronem
|
J01DH02 |
Tromboflebitis, koorts, misselijkheid, braken, diarree, candida vaginalis, bloedbeeldafwijkingen, hoofdpijn en tijdelijke verhoging leverenzymen. Zelden: convulsies, pseudomembraneuze colitis.
Vooral bij kinderen zijn (reversibele) precipitaties in de nieren (m.n. bij kinderen >3 jaar) of urinewegen gemeld, vooral wanneer behandeld werd met hoge doses en in aanwezigheid van andere risicofactoren zoals vochtbeperking of bedlegerigheid. In sommige gevallen leidde dit tot ureter-obstructie, (postrenale) acute nierinsufficiëntie en/of anurie.
Vaak (1-10%): diarree, misselijkheid, braken, stomatitis, glossitis. Exantheem, allergische dermatitis, jeuk, urticaria en oedeem. Eosinofilie, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, granulocytopenie.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, (draai)duizeligheid.
Zelden (0,01-0,1%): koorts, rillingen, anafylactische of anafylactoïde reacties (bv. bronchospasmen). Neerslag van ceftriaxon-calciumzout in de galblaas, reversibele cholelithiase, stijging van leverenzymwaarden. Oligurie, hematurie, verhoogd serumcreatinine. Genitale schimmelinfectie. Flebitis (bij i.v.-toediening).
Zeer zelden (< 0,01%): pseudomembraneuze colitis en gastro-intestinale hemorragie. Pancreatitis. Stollingsafwijkingen.
Verder zijn gemeld: erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN; Lyell–syndroom). Agranulocytose. Pijn op de injectieplaats (m.n. bij i.m.-injectie zonder lidocaïne). Verlengde stollingstijd.
(Doorgaans reversibele) precipitaties in de galblaas vooral na hoge doses, asymptomatisch of gepaard met misselijkheid, braken en pijn.
Tijdens de behandeling van spirochetose (bv. leptospirose, lymeborreliose, syfilis) kunnen binnen enkele uren na toediening Jarisch-Herxheimer-achtige reacties optreden (hypotensie, tachycardie, vasodilatatie, koorts, rillingen, hoofd- en spierpijn, rigor). Dit is het gevolg van een inflammatiereactie na het vrijkomen van endotoxinen en lipoproteïnen na de cellysis van deze bacteriën.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Wegens hoge incidentie van hyperbilirubinaemie en veelvuldige combinatie met calciumhoudende middelen heeft toepassing van ceftriaxon bij pasgeborenen niet de voorkeur van Nederlandse neonatologen.
Ceftriaxon dient niet te worden gemengd of gelijktijdig te worden toegediend met intraveneuze calciumbevattende oplossingen. De oplossingen mogen wel na elkaar worden toegediend als de infusielijn grondig wordt gespoeld. Bij neonaten jonger dan 28 dagen is de combinatie gecontraïndiceerd, ceftriaxon mag niet worden toegediend bij intraveneuze toediening van calciumbevattende oplossingen.
Cefalosporinen kunnen in het algemeen worden gegeven aan patiënten, die overgevoelig zijn voor penicillinen, hoewel kruisreacties zijn gemeld. Speciale zorg is geïndiceerd bij patiënten, die eerder een anafylactische reactie hadden door penicillinen.
Ceftriaxon is niet actief tegen bacteriën die atypische pneumonie veroorzaken of tegen verscheidene andere bacteriële species die pneumonie kunnen veroorzaken, inclusief P. aeruginosa.
Men dient bedacht te zijn op het voorkomen van symptomen die kunnen wijzen op het ontstaan van galstenen. Het staken van de behandeling met ceftriaxon in deze symptomatische gevallen is ter beoordeling van de behandelend specialist.
Pseudomembraneuze colitis kan optreden tijdens het gebruik van antibiotica. Indien zich pseudomembraneuze colitis ontwikkelt, dient de ceftriaxon behandeling gestaakt te worden en een geschikte therapie te worden gestart.
De behandeling dient, nadat de patiënt koortsvrij is geworden, nog tenminste drie dagen te worden voortgezet. Behandeling gedurende tenminste 10 dagen is noodzakelijk bij infecties veroorzaakt door Streptococcus pyogenes
Kruisovergevoeligheid met andere β–lactamantibiotica kan voorkomen.
Neerslagen van calciumceftriaxon kunnen bij echografisch onderzoek van de galblaas als schaduwen worden waargenomen en verward worden met galstenen. De neerslagen verdwijnen na het beëindigen van de behandeling. In symptomatische gevallen wordt een conservatieve niet-operatieve behandeling aanbevolen.
Bij langdurig gebruik het bloedbeeld regelmatig controleren. Agranulocytose (aantal granulocyten < 0,5 × 109/l), treedt meestal na 10 dagen op, vooral bij een totale dosis van ≥ 20 gram. Indien een patiënt tijdens de behandeling een anemie ontwikkelt, overweeg dan de diagnose met cefalosporine geassocieerde anemie; staak de behandeling totdat de oorzaak is vastgesteld. Deze immuun–gemedieerde hemolytische anemie kán fataal verlopen.
Bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
Invloed op diagnostische testen: door gebruik van cefalosporinen kan de Coombs-test fout-positief worden, zo ook niet–enzymatische glucosebepalingen in de urine en testen op galactosemie. Bepaalde meetsystemen geven onjuiste, verlaagde bloedglucosewaarden aan.
Relevant: er zijn incidentele meldingen van ceftriaxon-calcium-neerslagen in de longen en nieren van neonaten, soms met fatale afloop. Ceftriaxon dient niet te worden gemengd of gelijktijdig te worden toegediend met intraveneuze calciumbevattende oplossingen. De oplossingen mogen wel na elkaar worden toegediend als de infusielijn grondig wordt gespoeld. Bij neonaten jonger dan 28 dagen is de combinatie gecontraïndiceerd, ceftriaxon mag niet worden toegediend bij intraveneuze toediening van calciumbevattende oplossingen.
Interacties cefalosporines
Relevant: het risico op nefrotoxiciteit is verhoogd bij combinatie met ciclosporine en cisplatine. De combinatie wordt bij voorkeur vermeden. Het risico op nefrotoxiciteit kan tot 6 maanden na staken van cisplatine aanwezig zijn.
Niet relevant: het risico op nefrotoxiciteit is verhoogd bij combinatie met amfotericine B.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met carboplatine of lisdiuretica.
Niet beoordeeld: het risico op nefrotoxiciteit kan toenemen bij combinatie met bepaalde cefalosporines, polymyxines, vancomycine en NSAID's. Er is een verminderde renale klaring van gentamicine en amikacine opgetreden bij combinatie met indometacine bij prematuren en bij combinatie met andere NSAID's.
Aminoglycosiden kunnen de neuromusculaire blokkade (vooral de ademhalingsdepressie) veroorzaakt door perifeer werkende spierrelaxantia versterken.
Neomycine kan bij orale toediening de absorptie van sommige andere farmaca (met name digoxine en fenoxymethylpenicilline) verminderen en de werking van cumarinederivaten versterken.
Bij combinatie met verschillende betalactam-antibiotica kan een synergistische werking optreden tegen bepaalde bacteriën, zoals Pseudomonas aeruginosa en Enterococcus faecalis.
Aminoglycosiden kunnen in vitro worden geïnactiveerd door bepaalde penicillines; in vivo is deze inactivering alleen gezien bij ernstige nierfunctiestoornis.
Interacties antibacteriele middelen algemeen
Relevant: de werking van oraal buiktyfusvaccin kan worden verminderd bij gelijktijdige inname van antibacteriële middelen. Gescheiden inname met een interval van 3 dagen wordt aanbevolen. Alternatief: parenteraal buiktyfusvaccin.
Het effect van cumarinederivaten kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met orale anticonceptiva (dit geldt niet voor de enzyminducerende antibiotica rifabutine en rifampicine) of met TNF-α-antagonisten.