Pijnbestrijding, anesthesie: Off-label
Toon SmPC tekstInj.vlst. (als citraat) 5 µg/ml; 50 µg/ml
Opiaatagonist met sterk analgetische werking (ca. 10× sterker dan fentanyl). Werking: i.v. onmiddellijk, epiduraal na 5–10 min (volwassenen), circa 3 min (kinderen 4–12 jaar). Werkingsduur: dosisafhankelijk, bij volwassenen bij 0,5–1 microg/kg lichaamsgewicht i.v. ca. 30–60 min, bij kinderen 4–12 jaar epiduraal 0,75 microg/kg circa 200 min. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.
Geen informatie
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Pijnbestrijding, anesthesie |
---|
|
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN | ||
---|---|---|
Suprane
|
N01AB07 | |
N01AB06 | ||
Sevorane
|
N01AB08 |
BARBITURATEN | ||
---|---|---|
Pentothal
|
N01AF03 |
OPIOIDE ANAESTHETICA | ||
---|---|---|
Rapifen
|
N01AH02 | |
N01AH01 | ||
Ultiva
|
N01AH06 |
OVERIGE ALGEMENE ANAESTHETICA | ||
---|---|---|
N01AX01 | ||
Ketanest S
|
N01AX14 | |
Etomidaat lipuro
|
N01AX07 | |
Diprivan, Propofol Lipuro
|
N01AX10 |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Zeer vaak (> 10%): sedatie, pruritus. Vaak (1-10%): neonatale tremor, duizeligheid, hoofdpijn, tachycardie, hypertensie, hypotensie, bleekheid, neonatale cyanose, misselijkheid, braken, huidverkleuring, spiertrekkingen, urineretentie, urine-incontinentie, koorts. Soms (0,1-1%): rinitis, overgevoeligheid, apathie, nervositeit, ataxie, neonatale dys-/hypokinesie, dystonie, hyperreflexie, hypertonie, neonatale hypotonie, slaperigheid, visusstoornissen, aritmie, ECG-afwijkingen, AV-blok, bradycardie, cyanose, bronchospasme, hoest, dysfonie, hik, hypoventilatie, ademhalingsstoornis, allergische dermatitis, droge huid, hyperhidrose, (neonatale) huiduitslag, rugpijn, spierrigiditeit (incl. hartspier), rillingen, verlaagde of verhoogde lichaamstemperatuur, pijn op injectieplaats, pijn. Verder zijn gemeld: anafylactische shock, anafylactische reactie, convulsies, coma, paresthesieën, cerebrale hypoperfusie (na snelle bolusinjectie), miosis, hartstilstand, shock, ademhalingsstilstand, apneu, ademhalingsdepressie, longoedeem, laryngospasme, erytheem.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Acute ademhalingsdepressie, astma en chronisch obstructieve longziekten. Hersentrauma, verhoogde intracraniële druk. Hypovolemie, hypotensie. Myasthenia gravis. Acute leverporfyrie. Epiduraal: ernstige hemorragie of shock, sepsis, infectie op de injectieplaats, bloedingsstoornissen (bv. trombocytopenie, coagulopathie) of anticoagulantiagebruik. Voorzichtigheid is geboden bij een gestoorde ademhalingsfunctie en bij een slechte foetale conditie.
Cave vagotonie, spierrigiditeit en ademhalingsdepressie. Voorzichtig bij verhoogde intracraniele druk, myasthenia gravis.
Bij neonaten is er een risico op over- of onderdosering na i.v. toediening vanwege grote variatie in farmacokinetiek.
In het algemeen de totale dosis voorzichtig intraveneus titreren na hartchirurgie, (niet gecontroleerde) hypothyroïdie, longziekte, verminderde respiratoire reserve, obesitas of alcoholisme. Bij verzwakte patiënten en bij ernstige lever- of nierfunctiestoornissen lagere doseringen toepassen. Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden. Het optreden van ademhalingsdepressie en spierrigiditeit maakt gebruik van kunstmatige ademhaling en spierrelaxantia noodzakelijk. De mate en ernst van ademhalingsdepressie is dosisgerelateerd. Een significante ademhalingsdepressie zal optreden bij doses ≥ 8 microg sufentanil. Door langzame intraveneuze injectie kan de incidentie van ademhalingsdepressie en spierrigiditeit worden verlaagd . Analgetische i.v. anesthesie alleen toepassen indien langdurige postoperatieve observatie in 'intensive care' mogelijk is. Epiduraal toegediend sufentanil kan zowel vroege als vertraagde ademhalingsdepressie veroorzaken; de patiënt ten minste twee uur na toediening bewaken. Bij postoperatieve ademhalingsdepressie kan op geleide van de reactie 0,1–0,2 mg naloxon i.v. worden toegediend; zo nodig na 2–3 min herhalen tot gewenst effect intreedt. Deze dosering kan na 45–90 min worden herhaald. Eventueel kan naloxon per infuus worden toegediend in een dosering van max. 5 mg/uur. Bij epidurale toediening verlengt gelijktijdige toediening van 50–75 microg adrenaline de analgesieduur en vermindert de incidentie van vroege ademhalingsdepressie.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Interacties opoiden algemeen
Relevant: bij combinatie van fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol met de niet-selectieve MAO-remmers fenelzine en tranylcypromine is serotonerge toxiciteit gemeld (onder andere opwinding, spierrigiditeit, hyperpyrexie, zweten, bewusteloosheid, soms ademhalingsdepressie en hypotensie). Combinatie van fentanyl of pethidine met fenelzine en tranylcypromine moet worden vermeden; bij oxycodon en tramadol moet men bedacht zijn op de symptomen.
Bij combinatie van pethidine met moclobemide of selegiline is serotonerge toxiciteit gemeld.
Bij toevoeging van een partiële agonist/antagonist, waaronder ook het ontwenningsmiddel nalmefeen, kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. De combinatie moet worden vermeden. In geval van buprenorfinepleister kan het omgekeerde wel: een opioïdagonist kan worden toegevoegd aan een buprenorfinepleister bij chronische hevige pijn.
Naloxon en naltrexon zijn antagonisten van opioïden; bij combinatie kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. Toevoeging van naloxon of naltrexon aan een opioïd wordt ontraden, tenzij naloxon of naltrexon bewust wordt toegepast als antidotum bij overdosering van een opioïd. Andersom kan bij toevoeging van een opioïd aan naloxon of naltrexon acute ademnood optreden.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie van niet-selectieve MAO-remmers met opioïden anders dan fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol; de meeste fabrikanten ontraden echter het gebruik tijdens of binnen 2 weken na behandeling met niet-selectieve MAO-remmers.
Er is ook onvoldoende onderbouwing voor interactie van moclobemide, rasagiline of selegiline met opioïden anders dan pethidine.
Niet beoordeeld: de sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.