Vitamine K-antagonist. Remt de bloedstolling door als antagonist van vitamine K de synthese van de stollingsfactoren II, VII, IX en X en van proteïne–C of proteïne–S te blokkeren. Reeds gevormde stollingsfactoren worden niet beïnvloed.
Geen informatie
Tablet 1 mg
Antistolling |
---|
|
Aanpassingen als volgt:
Bloedingen.
In een studie met warfarine hadden patiënten met creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min een lagere dosering warfarine nodig om een INR binnen het streefgebied te behalen dan patiënten met een betere nierfunctie. Bovendien traden bij deze patiënten vaker ernstige bloedingen op en hadden ze vaker een INR buiten het streefgebied.
Bloedingsneiging.
Vaak (1–10%): bloedingen (gerelateerd aan de dosering, de leeftijd van de patiënt en de onderliggende ziekte).
Zelden (0,01–0,1%): misselijkheid, braken, verlies van eetlust. Allergische reacties (huiduitslag), reversibele alopecia.
Zeer zelden (< 0,01%): hemorragische huidnecrose (meestal in relatie tot gebrek aan proteïne C of S), vasculitis en leverbeschadiging.
Verder is gemeld: calciphylaxis
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Puncties, biopten en OK zijn gecontraindiceerd tijdens coumarinegebruik.
Het duurt 5-7 dagen voordat therapie stabiel is ingesteld. Cave bloedingsneiging. Bij bloedingen tijdens gebruik van coumarine kan als antidotum fytomenadion worden toegediend. Het duurt ongeveer 3 uur voordat de werking van fytomenadion intreedt. Als het effect niet snel genoeg is, kan protrombinecomplex worden toegepast.
De gevoeligheid voor anticoagulantia is individueel verschillend en kan bovendien tijdens de behandeling veranderen o.a. door bepaalde aandoeningen (thyrotoxicose, tumoren, nierziekte, infecties, ontstekingen, gastro-intestinale aandoeningen). Regelmatig is daarom controle van de bloedstolling (INR) (m.n. bij leeftijd ≥ 70 jaar) en bij gelijktijdig gebruik van andere medicatie met invloed op bloedstolling) en de daarop gebaseerde dosis noodzakelijk.
Voorzichtig toepassen bij bloedingen in de voorgeschiedenis gelegen in de tractus digestivus, ulcera of bloedingen in de tractus urogenitalis of tractus respiratorius, cerebrovasculaire bloedingen, en daarnaast bij verhoogde fragiliteit van de vaten (bijvoorbeeld door ernstige hypertensie of diabetes met fundusafwijkingen), hematologische aandoeningen met een verhoogde bloedingsneiging en andere vormen van hemorragische diathesen of hemorragische bloeddyscrasie.
Voorzichtig toepassen bij bekende of verwachte proteïne C- of S-deficiëntie; daarnaast bij gestoorde leverfunctie en ernstige hartinsufficiëntie, omdat resp. de aanmaak en activering of γ-carboxylering van de stollingsfactoren verminderd kan zijn. De INR extra nauwkeurig controleren en bij een leverfunctiestoornis ook de leverfunctie extra controleren.
Na longresectie, operaties aan geslachtsorganen, maag en galwegen, bij hartfalen, arteriosclerose en hypertensie is zorgvuldige bewaking van de met acenocoumarol behandelde patiënt nodig.
Nierinsufficiëntie kan gepaard gaan met stollingsstoornissen of plaatjesdisfunctie; extra voorzichtig zijn bij toepassing van acenocoumarol.
Intra-musculaire injecties vermijden vanwege de kans op hematomen, bijzondere voorzichtigheid is geboden bij intra–arteriële puncties, s.c. en i.v. injecties leiden in het algemeen niet tot complicaties.
Voorzichtig zijn bij het beoefenen van contactsporten of sporten met meer kans op een bloeding. Na een trauma bedacht zijn op een bloeding, die aanvankelijk niet ernstig lijkt of niet gezien wordt.
Overweeg een andere behandeling als controle van de INR niet mogelijk is.
Bij huidnecrose de werking met fytomenadion opheffen en op heparine overgaan.
Calciphylaxis is gemeld bij gebruik van vitamine K-antagonisten, hoofdzakelijk dialysepatiënten in het eindstadium van de nierziekte of bij risicofactoren, zoals proteïne C-of S-deficiëntie, hyperfosfatemie, hypercalciëmie of hypoalbuminemie. Bij vaststellen van calciphylaxis een passende behandeling instellen en overwegen de behandeling te staken.
Voorzichtig toepassen bij kinderen wegens weinig ervaring; INR frequenter controleren.
Volgens de richtlijn Antitrombotica van het Kenniscentrum Mondzorg (KIMO) 2019 is staken van een vitamine K-antagonist (VKA) niet nodig bij een INR ≤ 3,5 (maximaal 24 uur ervoor bepaald). Aanvullende maatregelen (zoals verkleinen van het wondoppervlak, faseren van de behandeling, inhechten resorbeerbare wondverbanden) kunnen overwogen worden bij meerdere factoren die het bloedingsrisico verhogen. Eventueel overleggen met de voorschrijver/trombosedienst als wordt ingeschat dat deze aanvullende maatregelen mogelijk niet voldoende zijn. Bij een recente INR > 3,5 eerst overleggen met de trombosedienst. Als er geen recente (≤ 24 uur oud) INR bekend is, deze eerst bepalen. Bij geleidingsanesthesie hoeft een VKA niet gestaakt te worden. Voor een abcesincisie bij twijfel overleggen met een MKA-chirurg. Bij combinatie van een VKA met een trombocytenaggregatieremmer overleggen met de trombosedienst. Zie voor meer informatie, ook over eventueel te nemen lokale maatregelen, de richtlijn Antitrombotica van het KIMO (2019).
Interacties vitamine K-antagonisten algemeen:
Relevant:
Absorptie: de absorptie neemt af door gelijktijdige inname met colestyramine. Gescheiden toediening (ten minste 4 uur tussenpoos) verlaagt het risico hierop.
Afname VKA's: de werking neemt af door bepaalde inductoren (apalutamide, (fos)aprepitant, bosentan, carbamazepine, enzalutamide, fenobarbital, fenytoïne, griseofulvine, hypericum, primidon, rifabutine, rifampicine, rifaximine). Bovendien kan de werking van fenytoïne worden versterkt door VKA's. Pas op bij staken van de enzyminducerende stof: er treedt dan een toename van het antistollingseffect op.
De werking neemt ook af door azathioprine, flucloxacilline en metformine.
De werking van VKA's wordt in een aantal uren geantagoneerd door vitamine K (vitamine K1 en K2); omgekeerd kunnen VKA's de werking van vitamine K antagoneren. Met vitamine K wordt vooral fytomenadion (vitamine K1) bedoeld, maar ook menaquinon 7 (vitamine K2). Enkelvoudige producten met fytomenadion worden bewust als antidotum toegepast bij overdosering met een VKA. Er zijn echter ook producten in de vrije verkoop die, behalve fytomenadion, nog andere vitamines en mineralen bevatten; bij deze producten is voorzichtigheid geboden. Hetzelfde geldt voor enterale voeding met fytomenadion.
Tijdens het instellen op een thionamide (thyreostatica) kan de behoefte aan VKA's toenemen doordat de schildklierfunctie weer normaal wordt.
Toename VKA's: de werking wordt versterkt door allopurinol, amiodaron, anabole steroïden, androgenen, azolen (fluconazol, itraconazol, ketoconazol, miconazol (gecontraïndiceerd), voriconazol), benzbromaron, cefamandol, cotrimoxazol (gecontraïndiceerd), danazol, disopyramide, disulfiram, fibraten, glucagon (alleen van belang bij doses vanaf 25 mg glucagon per dag gedurende 2 of meer dagen), isoniazide, kinidine, leflunomide (de actieve metaboliet van leflunomide, teriflunomide, heeft mogelijk ander effect op VKA's), metronidazol, noscapine, (es)omeprazol, propafenon, rosuvastatine, tamoxifen en (instelling op) thyreomimetica.
De werking kan ook worden versterkt door SSRI's, duloxetine, trazodon, venlafaxine en hoge doses corticosteroiden; bij gebruik van deze middelen kan de bloedingsneiging toenemen.
NSAID's en salicylaten in antitrombotische dosering (preparaten met max. 100 mg per doseereenheid) versterken de werking van VKA's door farmacodynamische interactie. Ze hebben meestal geen invloed op de farmacokinetiek of het directe effect van de VKA's op de stollingsfactoren. Bij sommige patiënten wordt ook de INR beïnvloed. Door remming van de trombocytenaggregatie en hun ulcerogeen effect blijft de combinatie echter riskant. NSAID's moeten zo min mogelijk worden voorgeschreven aan patiënten die VKA's gebruiken. Bij NSAID-gebruik tot 1 week is dit weinig relevant.
Analgetische doseringen salicylaten (preparaten met meer dan 100 mg per doseereenheid) kunnen een verlenging van de protrombinetijd geven, zodat gelijktijdig gebruik hiervan is gecontraïndiceerd; ook combinatie met fenylbutazon of piroxicam is gecontraïndiceerd.
Het bloedingsrisico neemt toe door acalabrutinib, ibrutinib en zanubrutinib; acalabrutinib, ibrutinib en zanubrutinib remmen de trombocytenaggregatie.
Bij gebruik van antibiotica kan het effect van VKA's worden versterkt. Dit versterkte effect kan het gevolg zijn van het effect van de infectie en/of koorts zelf, en soms ook van een interactie van bepaalde antibiotica. Door eliminatie van bacteriële darmflora kan de productie van vitamine K worden verminderd. Ook is er een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende een koortsperiode. Daarnaast remmen sommige antibiotica het metabolisme van de VKA. De interactie is niet relevant bij gebruik van het antibioticum gedurende maximaal 1 dag.
Overig effect: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers, monoklonale antilichamen bij kanker met een cytostatische component, alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtagen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, tebentafusp, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax) kunnen het effect van VKA's op veel manieren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van de VKA gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming of inductie spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf, leverinsufficiëntie door metastasen en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van een VKA geeft een extra verhoogde bloedingsneiging.
Bepaalde HIV-middelen (HIV-proteaseremmers, cobicistat, efavirenz, etravirine, nevirapine) beïnvloeden het effect van VKA's. HIV-middelen worden in combinatie antiretrovirale therapie (cART) toegepast, daardoor is niet altijd te voorspellen welk effect overheerst. De meeste HIV-middelen versterken het effect, enkele andere HIV-middelen verminderen het effect.
Niet relevant:
Het metabolisme van warfarine wordt geremd door medroxyprogesteron, megestrol, vemurafenib en vismodegib.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met abirateron, anastrozol, bicalutamide, darolutamide, exemestaan, letrozol, nilutamide en monoklonale antilichamen bij kanker.
Niet beoordeeld:
De werking kan worden versterkt door alcohol in grote hoeveelheden, chloralhydraat, glucosamine, kinine en trombolytica.
De werking kan zowel worden versterkt als verzwakt door orale anticonceptiva.
De werking wordt acuut geantagoneerd door protrombinecomplex
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
VITAMINE K-ANTAGONISTEN | ||
---|---|---|
Marcoumar
|
B01AA04 |
HEPARINEGROEP | ||
---|---|---|
Fragmin
|
B01AB04 | |
Orgaran
|
B01AB09 | |
B01AB05 | ||
Heparine Leo
|
B01AB01 | |
Heparine Leo
|
B01AB01 | |
Fraxiparine, Fraxodi
|
B01AB06 | |
Innohep
|
B01AB10 |
TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS EXCL HEPARINE | ||
---|---|---|
Aspirine, Aspro, Alka-Seltzer (acetylsalicylzuur), Ascal (carbasalaatcalcium)
|
B01AC06 | |
Plavix, Grepid, Iscover
|
B01AC04 | |
Flolan, Veletri
|
B01AC09 |
ENZYMEN | ||
---|---|---|
Actilyse, Actilyse Cathflow
|
B01AD02 | |
Medacinase
|
B01AD04 |
DIRECTE TROMBINEREMMERS | ||
---|---|---|
Pradaxa
|
B01AE07 |
OVERIGE ANTITHROMBOTICA | ||
---|---|---|
Defitelio
|
B01AX01 |
DIRECTE REMMERS VAN FACTOR XA | ||
---|---|---|
Xarelto
|
B01AF01 |