Apixaban

Stofnaam
Apixaban
Merknaam
Eliquis
ATC code
B01AF02
Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Reversibele, krachtige, directe en selectieve remmer van stollingsfactor Xa. Hierdoor remt apixaban de vorming van trombine en stolsels.

Farmacokinetiek bij kinderen

  Kinderen Volwassenen
Tmax 2 uur (na een enkele toediening) 3-4 uur
Cl 3,0 L/uur (schijnbare klaring) 3,3 L/uur

(SmPC Eliquis)

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Behandeling van veneuze trombo-embolie (VTE) en preventie van herhaalde VTE:

  Dag 1 -7 Dag 8 en verder
4 tot 5 kg 1,2 mg/dag in 2 doses 0,6 mg/dag in 2 doses
5 tot 6 kg 2 mg/dag in 2 doses 1 mg/dag in 2 doses
6 tot 9 kg 4 mg/dag in 2 doses 2 mg/dag in 2 doses
9 tot 12 kg 6 mg/dag in 2 doses 3 mg/dag in 2 doses
12 tot 18 kg 8 mg/dag in 2 doses 4 mg/dag in 2 doses
18 tot 25 kg 12 mg/dag in 2 doses 6 mg/dag in 2 doses
25 tot 35 kg 16 mg/dag in 2 doses 8 mg/dag in 2 doses
≥ 35 kg 20 mg/dag in 2 doses 10 mg/dag in 2 doses


≥ 4 tot 5 kg:
Dag 1-7: 1,2 mg/dag in 2 doses
Dag 8 en verder: 0,6 mg/dag in 2 doses
≥ 5 tot 6  kg:
Dag 1-7: 2 mg/dag in 2 doses
Dag 8 en verder: 1 mg/dag in 2 doses
≥ 35 kg:
Dag 1-7: 20 mg/dag in 2 doses
Dag 8 en verder: 10 mg/dag in 2 doses≥ 35 kg:
Dag 1-7: 20 mg/dag in 2 doses
Dag 8 en verder: 10 mg/dag in 2 doses≥ 35 kg:
Dag 1-7: 20 mg/dag in 2 doses
Dag 8 en verder: 10 mg/dag in 2 doses

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Filmomhulde tablet 2,5 mg, 5 mg
Granulaat in capsules 0,15 mg, 0,5 mg, 1,5 mg, 2 mg (niet beschikbaar op de Nederlandse markt)

Algemene doseer informatie

  • Start na ten minste 5 dagen initiële parenterale antistollingstherapie;
  • Overschakelen van of naar een parenteraal antistollingsmiddel kan bij de volgende geplande dosis.

Doseringen

Behandeling van veneuze trombo-embolie en preventie van recidiverende veneuze trombo-embolie
  • Oraal
    • 1 maand tot 18 jaar en ≥ 35 kg
      [1]
      • Startdosering: Dag 1-7: 20 mg/dag in 2 doses.
      • Onderhoudsdosering: Dag 8 en verder: 10 mg/dag in 2 doses.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Op basis van gegevens van volwassenen en beperkte gegevens van pediatrische patiënten is er geen dosisaanpassing nodig bij pediatrische patiënten met een lichte tot matige nierfunctiestoornis. Apixaban wordt niet aanbevolen bij pediatrische patiënten met ernstige nierinsufficiëntie. (SmPC Eliquis)

Bijwerkingen bij kinderen

Over het algemeen is het veiligheidsprofiel bij kinderen van 28 dagen tot < 18 jaar vergelijkbaar met dat bij volwassenen en is het over het algemeen consistent in verschillende pediatrische leeftijdsgroepen.

De volgende bijwerkingen werden vaker gerapporteerd in vergelijking met volwassenen, maar in dezelfde frequentiecategorie als de pediatrische patiënten in de standaard zorg (SOC) arm:
Zeer vaak: epistaxis, abnormale vaginale bloeding (SOC-arm: vaak)
Vaak: overgevoeligheid, anafylaxie, pruritus, hypotensie, hematochezia, aspartaat aminotransferase verhoogd, alopecia en bloedingen na de procedure;
In op één na alle gevallen werden verhoogde levertransaminases gemeld bij pediatrische patiënten die gelijktijdig chemotherapie kregen voor een onderliggende maligniteit.
(SmPC Eliquis)

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Preventie van veneuze trombo-embolie bij operatieve knie- of heupvervanging
Vaak (1-10%): anemie (incl. postoperatieve en hemorragische anemie), bloedingen, (waaronder hematoom), kneuzing. Misselijkheid.

Soms (0,1-1%): trombocytopenie. Hypotensie. Neusbloeding, maag-darmbloeding, hematurie, abnormale vaginale bloeding, urogenitale bloeding, postprocedurele bloeding. Jeuk. Verhoogde waarden in bloed van ALAT, ASAT, γ-GT, alkalisch fosfatase en bilirubine.

Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid, allergisch oedeem, anafylaxie. Oogbloeding, haemoptysis, gingivale bloeding, rectale bloeding, spierbloeding. Alopecia.

Verder zijn gemeld: intracraniële of intraspinale bloeding, bloeding in het ademhalingsstelsel, mondbloeding, intra-abdominale bloeding, retroperitoneale bloeding, hemorroïdale bloeding, bloeding op een toedieningsplaats, bloeding na trauma. Angio-oedeem. Positieve test op occult bloed. Huiduitslag, cutane vasculitis.

Preventie van CVA en systemische embolie
Vaak (1-10%): anemie (incl. postoperatieve en hemorragische anemie). Bloedingen waaronder hematoom, oogbloeding, neusbloeding, maag-darmbloeding, rectale bloeding, gingivale bloeding, hematurie. Hypotensie. Misselijkheid. Kneuzing. Verhoogde waarde in bloed van γ-GT.

Soms (0,1-1%): trombocytopenie. Overgevoeligheidsreactie, allergisch oedeem, anafylaxie. Intracraniële of intraspinale bloeding, intra-abdominale bloeding, haemoptysis, hemorroïdale bloeding, mondbloeding, abnormale vaginale bloeding, urogenitale bloeding, bloeding op een toedieningsplaats, postprocedurele bloeding, bloeding na trauma. Positieve test op occult bloed. Huiduitslag, jeuk, alopecia. Verhoogde waarden in bloed van ALAT, ASAT, alkalisch fosfatase en bilirubine.

Zelden (0,01-0,1%): bloeding in het ademhalingsstelsel, retroperitoneale bloeding, spierbloeding.

Verder zijn gemeld: angio-oedeem, cutane vasculitis.

Behandeling van DVT en PE, en preventie van recidiverende DVT en PE
Vaak (1-10%): anemie (incl. postoperatieve en hemorragische anemie), trombocytopenie. Bloedingen waaronder hematoom, neusbloeding, mondbloeding, gingivale bloeding, maag-darmbloeding, rectale bloeding, abnormale vaginale bloeding, urogenitale bloeding, hematurie. Misselijkheid. Huiduitslag. Kneuzing. Verhoogde waarden in bloed van γ-GT, ALAT.

Soms (0,1-1%): overgevoeligheidsreactie, allergisch oedeem, anafylaxie. Hypotensie. Oogbloeding, haemoptysis, hemorroïdale bloeding, bloeding op een toedieningsplaats, postprocedurele bloeding, spierbloeding, bloeding na trauma. Positieve test op occult bloed. Jeuk, alopecia. Verhoogde waarden in bloed van ASAT, alkalisch fosfatase en bilirubine.

Zelden (0,01-0,1%): intracraniële of intraspinale bloeding, bloeding in het ademhalingsstelsel.

Verder zijn gemeld: intra-abdominale bloeding, retroperitoneale bloeding. Angio-oedeem. Cutane vasculitis.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • actieve klinisch significante bloeding;
  • leverziekte die gepaard gaat met coagulopathie en een klinisch relevant bloedingsrisico;
  • laesie of aandoening met significant meer kans op ernstige bloedingen zoals:
    • (recente) gastro-ulceratie;
    • (verdenking op) oesofagusvarices;
    • maligne neoplasmata met meer kans op bloedingen;
    • recent letsel/operatie aan hersenen, ruggenmerg of ogen;
    • recente intracraniële bloeding;
    • arterioveneuze malformaties;
    • vasculair aneurysma;
    • ernstige bloedvatafwijking in de hersenen of het ruggenmerg.

Mogelijk wordt gebruik ontraden bij morbide obesitas of na bariatrische chirurgie; neem in deze gevallen contact op met de apotheker.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Schrijf geen DOAC's voor bij patiënten met het antifosfolipidensyndroom (APS), met name bij veel kans op trombo-embolische aandoeningen (dit is: positief getest op alledrie de antifosfolipidetesten). Rivaroxaban is bij deze patiënten in verband gebracht met meer kans op een recidief van trombose in vergelijking met warfarine; dit geldt mogelijk ook voor de andere DOAC's. Beoordeel of de behandeling met een DOAC voortgezet moet worden bij patiënten met APS, met name bij een toegenomen kans op trombo-embolische aandoeningen en overweeg om over te stappen op een vitamine K-antagonist.

Wees extra voorzichtig bij aandoeningen met een toegenomen bloedingsneiging; ook bij een hogere leeftijd of laag lichaamsgewicht is er meer kans op bloedingen. Staak de behandeling bij optreden van een ernstige bloeding. Onderbreek de behandeling met apixaban vóór een operatie of andere procedure met een bloedingsrisico, bij een matig of groot risico minstens 48 uur van tevoren, bij een klein risico ten minste 24 uur; herstart de behandeling zo snel mogelijk. Bij katheterablatie voor atriumfibrilleren hoeft de behandeling met apixaban niet onderbroken te worden.

Maak bij patiënten met actieve kanker een nauwkeurige afweging tussen de kans op een veneuze trombo–embolie en de toegenomen kans op bloedingen.

Volgens de NIV-richtlijn Antitrombotisch beleid, module periprocedureel beleid DOAC's (2021) is tijdelijk staken van een DOAC niet nodig bij een vooraf geschat laag risico op bloedingen zoals bij een i.m.-injectie < 1 ml.

Volgens de richtlijn Antitrombotica van het Kenniscentrum Mondzorg (KIMO) 2019 is staken van apixaban niet nodig bij extracties, parodontale behandeling, implantaatplaatsing, biopteren, operatieve verwijdering van gebitselementen, apexresectie, sinusbodemelevatie of peri-implantaire chirurgie. Aanvullende maatregelen (zoals verkleinen van het wondoppervlak, faseren van de behandeling, inhechten resorbeerbare wondverbanden) kunnen overwogen worden bij meerdere factoren die het bloedingsrisico verhogen. Eventueel overleggen met de voorschrijver als deze aanvullende maatregelen mogelijk niet voldoende zijn. Bij geleidingsanesthesie hoeft apixaban niet gestaakt te worden. Voor een abcesincisie bij twijfel overleggen met een MKA-chirurg. Bij een combinatie van apixaban met een trombocytenaggregatieremmer overleggen met de voorschrijver of het veilig is kortdurend de medicatie aan te passen. Zie voor meer informatie, ook over eventueel te nemen lokale maatregelen, de richtlijn Antitrombotica van het KIMO (2019).

Bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15–29 ml/min) kunnen de plasmaconcentraties van apixaban significant verhoogd zijn, wat leidt tot meer kans op bloedingen. Het gebruik wordt niet aanbevolen bij een creatinineklaring < 15 ml/min en dialyse; voorzichtig toepassen bij volwassenen met een creatinineklaring van 15–29 ml/min vanwege de verhoogde plasmaspiegels van apixaban. Bij kinderen met een creatinineklaring 15–29 ml/min wordt gebruik niet aanbevolen, vanwege onvoldoende gegevens.

Controleer de leverfunctie voor het begin van de behandeling. Indien niet gecontra-indiceerd kan apixaban met voorzichtigheid worden gebruikt bij lichte of matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–9); het gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore ≥ 10) wordt ontraden. Er is geen ervaring van het gebruik bij patiënten met ALAT/ASAT > 2× ULN of totaal bilirubine ≥ 1,5× ULN; apixaban alleen gebruiken onder nauwkeurige controle van deze waarden voor en tijdens de behandeling. Er zijn geen gegevens bij kinderen met een verminderde leverfunctie.

Epidurale of intrathecale verblijfskatheters bij volwassenen ten minste 5 uur vóór de eerste dosis van apixaban verwijderen. Als dit niet mogelijk of niet wenselijk is, dan tussen de laatste dosis apixaban en het verwijderen van de katheter een tijdsinterval van 20–30 uur aanhouden (tweemaal de halfwaardetijd) en de laatste dosis weglaten. De volgende dosis ten minste 5 uur na het verwijderen van de katheter geven. Patiënten na spinale of epidurale anesthesie of punctie nauwlettend controleren op tekenen van een neurologische functiestoornis. Bij kinderen waarbij een epidurale of intrathecale verblijfskatheter geplaatst of verwijderd moet worden de behandeling met dabigatran tijdelijk staken vanwege onvoldoende gegevens; overweeg een kortwerkend parenteraal antistollingsmiddel.

Apixaban kan de resultaten van stollingstests (PT, aPTT, INR) beïnvloeden, de uitkomsten zijn zeer variabel.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Apixaban is substraat voor CYP3A4 en P-gp.

Relevant:
Afname apixaban: de concentratie daalt door krachtige CYP3A4-inductoren en etravirine; de combinatie wordt ontraden.

Toename apixaban: de concentratie stijgt door atazanavir en krachtige CYP3A4-remmers; de combinatie moet worden vermeden.

Niet relevant:
Toename apixaban: de concentratie stijgt door diltiazem.

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met azitromycine en protonpompremmers.

Niet beoordeeld:
Atenolol verlaagt de AUC en Cmax met 15-18%, deze afname is klinisch niet relevant.

Er is beperkte ervaring met behandeling met apixaban in de aanbevolen dosis bij atriumfibrilleren bij combinatie met een trombocytenaggregatieremmer bij patiënten met acuut coronair syndroom en/of die PCI ondergaan nadat hemostase is bereikt.

Interacties DOACs algemeen
Onderstaande farmacodynamische interacties gelden voor alle DOAC’s. Daarnaast kunnen farmacokinetische interacties per DOAC verschillend zijn omdat DOAC's op verschillende wijze worden gemetaboliseerd, zie hiervoor de afzonderlijke stofmonografieën.

Relevant:
De bloedingsneiging neemt toe bij combinatie met Bruton's tyrosinekinase (BTK)-remmers (zoals ibrutinib), NSAID's of salicylaten in antitrombotische dosering.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met SSRI's.
Niet beoordeeld:
Het bloedingsrisico neemt toe bij combinatie met trombocytenaggregatieremmers, trombolytica, VKA's, heparine of een LMWH. Volgens de productinformatie is combinatie gecontraïndiceerd met VKA's, heparine of een LMWH, behalve bij overstappen van of naar de DOAC, of wanneer heparine wordt gegeven in doses die noodzakelijk zijn om een centrale veneuze of arteriële katheter open te houden.

Het bloedingsrisico kan toenemen bij combinatie met duloxetine en venlafaxine.

 

ANTITHROMBOTICA

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

VITAMINE K-ANTAGONISTEN
B01AA07

Fenprocoumon

Marcoumar
B01AA04
HEPARINEGROEP

Dalteparine

Fragmin
B01AB04

Danaparoide

Orgaran
B01AB09
B01AB05

Heparine

Heparine Leo
B01AB01

Nadroparine

Fraxiparine, Fraxodi
B01AB06

Tinzaparine

Innohep
B01AB10
TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS EXCL HEPARINE

Acetylsalicylzuur (carbasalaatcalcium)

Aspirine, Aspro, Alka-Seltzer (acetylsalicylzuur), Ascal (carbasalaatcalcium)
B01AC06

Clopidogrel

Plavix, Grepid, Iscover
B01AC04

Epoprostenol

Flolan, Veletri
B01AC09
ENZYMEN

Alteplase (r-tPA)

Actilyse, Actilyse Cathflow
B01AD02

Urokinase

Medacinase
B01AD04
DIRECTE TROMBINEREMMERS

Dabigatran

Pradaxa
B01AE07
OVERIGE ANTITHROMBOTICA

Defibrotide

Defitelio
B01AX01
DIRECTE REMMERS VAN FACTOR XA

Rivaroxaban

Xarelto
B01AF01

Referenties

  1. Bristol-Myers Squibb/Pfizer EEIG, SmPC Eliquis Filmtbl 2,5 mg (EU/1/11/691/001-015) Rev. 34, 19-08-2024, www.ema.europa.eu
  2. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, bijwerkingen, waarschuwingen, contra-indicaties), Geraadpleegd 17 maart 2025
  3. KNMP Informatorium Medicamentorum, (interacties, verminderde nierfunctie), Geraadpleegd 17 maart 2025

Wijzigingen

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering