Calcium is van belang voor de botvorming en speelt een rol bij de bloedstolling, de spieractiviteit, het handhaven van de permeabiliteit van de membranen en bij de voortgeleiding van de zenuwprikkels in de neuromusculaire overgangen. Colecalciferol (vitamine D3) speelt een essentiële intermediaire rol bij de skeletopbouw en -instandhouding, onder meer door handhaving van de calcium-/fosforspiegel. Hiertoe bevordert het de fosfaat- en calciumresorptie uit het maag-darmkanaal en de terugresorptie van calcium door de nieren en mobiliseert het calcium uit botweefsel. De toediening van calcium en vitamine D3 neutraliseert een eventuele stijging van het parathyroïdhormoon (PTH) die het gevolg is van een calciumtekort en die aanleiding geeft tot een verhoogde botresorptie.
Tijdens het oplossen van het bruisgranulaat wordt het calciumzout omgezet in het goed resorbeerbare calciummono- en -dicitraat.
Geen informatie
Per kauwtablet "500/400": Calciumcarbonaat 1.25 g (calcium 500 mg) Colecalciferol 400 IE (=10 mcg)
Per kauwtablet "500/800": Calciumcarbonaat 1.25 g (calcium 500 mg) Colecalciferol 800 IE (=20 mcg)
Per kauwtablet "1000/800": Calciumcarbonaat 2,5 g (calcium 1000 mg) Colecalciferol 800 IE (=20 mcg)
| Calcium- en vitamine D tekort |
|---|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Soms (0,1-1%): hypercalciurie en hypercalciëmie.
Zelden (0,01-0,1%): gastro-intestinale klachten zoals opgeblazen gevoel, dyspepsie, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, flatulentie, obstipatie. Huiduitslag, jeuk, urticaria.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties zoals anafylaxie, angio-oedeem of laryngaal oedeem. Melk-alkalisyndroom (zie rubriek Overdosering).
Verder zijn gemeld bij patiënten met nierfunctiestoornissen: hyperfosfatemie, nefrolithiase, nefrocalcinose.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij nierfunctiestoornissen een ander middel kiezen of voorzichtig zijn; bij ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt colecalciferol niet normaal gemetaboliseerd en moeten andere vormen van vitamine D worden gebruikt. Bij renale rachitis en renale osteodystrofie is toepassing van colecalciferol niet zinvol.
Immobiele patiënten met osteoporose hebben meer kans op hypercalciëmie.
Controleer bij langdurig gebruik en bij hoge doseringen regelmatig de serumcalciumspiegel, calciumuitscheiding in de urine, fosfaatspiegel en de nierfunctie (door meting van het serumcreatinine). Bij licht tot matig gestoorde nierfunctie of nefrolithiase in de voorgeschiedenis deze parameters zorgvuldig controleren en zo nodig de dosering verlagen; bij hypercalciurie > 300 mg/etmaal de behandeling (tijdelijk) staken. Bij hypercalciëmie de dosering verlagen of behandeling staken. Wees bedacht op het risico op calcificaties van de weke weefsels. Bij ouderen die hartglycosiden of diuretica (zie rubriek Interacties) gebruiken, frequenter de calciumspiegel en nierfunctie controleren. Additionele toevoeging van calcium of vitamine D (in genees- of voedingsmiddelen) dient alleen onder strikt medisch toezicht te geschieden, hierbij is het noodzakelijk dat wekelijks de serumcalciumspiegel en de calciumuitscheiding in de urine worden bepaald. Wees voorzichtig bij sarcoïdose, omdat het metaboliseren van vitamine D tot de actieve vorm versneld kan zijn; controleer het calciumgehalte in serum en urine.
Voeding
Calciumcarbonaat algemeen:
Relevant:
Bij gelijktijdige inname kan de absorptie van ijzerzouten afnemen. Aanbevolen wordt ijzer (gewoon preparaat) 2 uur vóór of 4 uur na calciumcarbonaat in te nemen. Een ijzerpreparaat met gereguleerde afgifte moet worden vervangen door een gewoon preparaat.
Calciumcarbonaat en orale fosfaten gaan elkaars werking tegen. Bij gebruik van calciumcarbonaat als fosfaatbinder is de combinatie met een fosfaat niet rationeel. Bij gebruik van calciumcarbonaat als antacidum of calciumsuppletie moet het fosfaat ruim VOOR calciumcarbonaat worden ingenomen.
Niet relevant:
De binding van fosfaat aan calciumcarbonaat kan worden geremd door H2-antagonisten en protonpompremmers.
Colecalciferol:
Niet beoordeeld:
Enzyminducerende middelen, zoals fenytoïne of fenobarbital, kunnen de plasmaconcentratie verlagen door versterking van het metabolisme.
Colestyramine en orlistat kunnen de absorptie verminderen; colecalciferol moet ten minste 1 uur voor of 4-6 uur na colestyramine worden ingenomen; bij orlistat wordt een tussenpoos van ten minste 2 uur geadviseerd.
Thiaziden kunnen het risico op hypercalciëmie verhogen.
Combinatie met digoxine kan leiden tot hartritmestoornissen als gevolg van mogelijke hypercalciëmie.
Paraffine kan de absorptie verminderen.
Corticosteroïden kunnen de werking verminderen doordat ze de absorptie en terugresorptie van calcium remmen.
Calciumzouten algemeen
Relevant: oraal toegediende calciumzouten verminderen de absorptie van de volgende middelen (met aanbevolen gebruiksadvies):
Er zijn incidentele meldingen van calcium-ceftriaxon-neerslagen in de longen en nieren van neonaten, soms met fatale afloop. Ceftriaxon dient niet te worden gemengd of gelijktijdig te worden toegediend met intraveneuze calciumbevattende oplossingen. De oplossingen mogen wel na elkaar worden toegediend als de infusielijn grondig wordt gespoeld. Bij neonaten jonger dan 28 dagen is de combinatie gecontraïndiceerd, ceftriaxon mag niet worden toegediend bij intraveneuze toediening van calciumbevattende oplossingen.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met moxifloxacine, (lev)ofloxacine of van hoge intraveneuze doses calcium met digoxine of adrenaline.
Niet beoordeeld:
De absorptie van zink, ketoconazol, estramustine en natriumfluoride kan afnemen.
Bij intraveneuze toediening van calciumzouten kan door antagonisme voor de calciumkanalen de effectiviteit van verapamil en mogelijk ook van andere calciumantagonisten worden verminderd.
Bij gebruik van hoge doses calciumzouten en thiazidediuretica (verminderen calciumuitscheiding) neemt het risico op hypercalciëmie toe.
Citraat verhoogt de absorptie van aluminiumionen, waardoor bij combinatie van calciumcitraat en algeldraat (bij hyperfosfatemie) een risico op aluminiumintoxicatie bestaat. Bij het oplossen van calcium in bruistabletten en bruisgranulaat ontstaat calciumcitraat.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
| CALCIUM | ||
|---|---|---|
|
Calci-chew, Cacit
|
A12AA04 | |
| A12AA06 | ||
| KALIUM | ||
|---|---|---|
| A12BA01 | ||
| A12BA02 | ||
| A12BA30 | ||
| OVERIGE MINERAALSUPPLEMENTEN | ||
|---|---|---|
|
Magnence
|
A12CC05 | |
| A12CC01 | ||
|
Magmedi
|
A12CC04 | |
| A12CC03 | ||
| A12CC02 | ||
| A12CX | ||
|
Selenase
|
A12CE02 | |
| A12CB01 | ||
Symptomen van hypercalciëmie zijn: anorexie, misselijkheid en braken, obstipatie, dorst, uitdroging, botpijn, spierzwakte, vermoeidheid, mentale stoornissen, polydipsie en polyurie; later kalkafzetting in nieren en andere organen, achteruitgang van de nierfunctie, cardiale aritmieën, coma, convulsies. Symptomen van het melk-alkali syndroom zijn: frequente drang tot urineren, aanhoudende hoofdpijn, aanhoudend verlies van eetlust, misselijkheid, braken, ongebruikelijke vermoeidheid of zwakheid, hypercalciëmie, alkalose, vermindering van nierfunctie, verkalking van zacht weefsel.