Off-label
Toon SmPC tekstInj.vlst. (Na-zout) 10000 IE/ml
Inj.vlst. (Na-zout) 12500 IE/ml
Inj.vlst. (Na-zout) 25000 IE/ml
Laagmoleculair heparine (LMWH) met zwakkere antifactor IIa-activiteit en sterkere antifactor Xa-activiteit en een geringer effect op stollingsparameters zoals de trombinetijd en aPTT dan ongefractioneerd heparine.
Dalteparine heeft een langere halfwaardetijd in vergelijking tot heparine.
Kinderen jonger dan ongeveer 2 tot 3 maanden of lichter dan 5 kg hebben een verhoogde laagmoleculair
gewicht heparine (LMWH) behoefte per kg, waarschijnlijk vanwege hun groter distributievolume.
Alternatieve verklaringen voor de verhoogde LMWH behoefte per lichaamsgewicht bij jonge kinderen
omvatten gewijzigde heparinefarmacokinetiek en/of een afgenomen expressie van antistollingsactiviteit
van heparine bij kinderen vanwege afgenomen antitrombineplasmaconcentraties.
Indicatie: Profylaxe trombo-embolische complicaties |
---|
|
Indicatie: Behandeling veneuze trombose |
---|
|
Indicatie: Hemodialyse |
---|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
VITAMINE K-ANTAGONISTEN | ||
---|---|---|
B01AA07 | ||
Marcoumar
|
B01AA04 |
HEPARINEGROEP | ||
---|---|---|
Orgaran
|
B01AB09 | |
Clexane
|
B01AB05 | |
Heparine Leo
|
B01AB01 | |
Fraxiparine, Fraxodi
|
B01AB06 | |
Innohep
|
B01AB10 |
TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS EXCL HEPARINE | ||
---|---|---|
Aspegic, Aspirine, Aspro, Ascal, Alka-Seltzer
|
B01AC | |
Flolan, Veletri
|
B01AC09 |
ENZYMEN | ||
---|---|---|
Actilyse
|
B01AD02 | |
Medacinase
|
B01AD04 |
VITAMINE K-ANTAGONISTEN | ||
---|---|---|
B01AA07 | ||
Marcoumar
|
B01AA04 |
HEPARINEGROEP | ||
---|---|---|
Orgaran
|
B01AB09 | |
Clexane
|
B01AB05 | |
Heparine Leo
|
B01AB01 | |
Fraxiparine, Fraxodi
|
B01AB06 | |
Innohep
|
B01AB10 |
TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS EXCL HEPARINE | ||
---|---|---|
Aspegic, Aspirine, Aspro, Ascal, Alka-Seltzer
|
B01AC | |
Flolan, Veletri
|
B01AC09 |
ENZYMEN | ||
---|---|---|
Actilyse
|
B01AD02 | |
Medacinase
|
B01AD04 |
Bloedingen, HITT syndroom (heparine geinduceerde trombocytopenie en trombose)
Vaak (1–10%): pijn of subcutane hematomen op de injectieplaats. Milde trombocytopenie (type I, meestal reversibel), bloedingen. Reversibele verhoging van transaminasen (ASAT, ALAT).
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid.
Zelden (0,01–0,1%): (voorbijgaande) alopecia, huidnecrose.
Verder zijn gemeld: spinale of epidurale hematomen, (fatale) bloedingen (o.a. intracranieel of retroperitoneaal). Huiduitslag. Immunologische trombocytopenie (type II) met/zonder trombotische complicaties. Anafylactische reactie. Hyperkaliëmie (door hypoaldosteronisme, met name bij diabetes mellitus of chronisch nierfalen). Osteoporose (na langdurig gebruik).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Cave: bij overdosering protamine toedienen, heeft echter een partiële werking: overleg met hematoloog. Cefalinetijd is geen goede maat voor antistolling.
Het verdient aanbeveling het trombocytenaantal te controleren vóór aanvang en tijdens behandeling. Wees extra voorzichtig bij een snel ontwikkelende trombocytopenie en bij ernstige trombocytopenie (< 100 × 109/l).
De kans op spinale/epidurale hematomen, eventueel gepaard gaande met langdurige of permanente verlamming neemt toe bij gebruik van epidurale verblijfskatheters òf gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de hemostase beïnvloeden òf traumatische of herhaalde epidurale of spinale punctie. Aanbrengen of verwijderen van een epidurale of spinale katheter uitstellen tot 10–12 uur na de doses dalteparine voor tromboseprofylaxe en bij hogere doses dalteparine (zoals 100–120 IE/kg lichaamsgewicht om de 12 uur of 200 IE/kg lichaamsgewicht eenmaal per dag) het aanbrengen of verwijderen van de katheter uitstellen tot 24 uur na de toediening van dalteparine. Extra voorzichtig zijn als ook anticoagulantia worden gebruikt. Indien tijdens de regelmatige controle een neurologische beschadiging wordt opgemerkt, is dringend decompressie van het ruggenmerg nodig.
Voorzichtig toepassen bij ernstige lever– en nierinsufficiëntie, leeftijd > 80 jaar, oncontroleerbare hypertensie, hypertensieve of diabetische retinopathie en andere aandoeningen waarbij bloedingen kunnen optreden. Het gebruik van dalteparine wordt niet aanbevolen bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). Als het echter hierbij gebruikt wordt de anti-Xa concentratie controleren, evenals bij een andere fysiologische nierfunctie (zoals bij neonaten). Overwogen kan worden deze concentratie tevens te bepalen bij erg magere, ziekelijk obese of zwangere patiënten, kinderen of bij het bestaan van meer kans op bloedingen of het opnieuw optreden van trombose.
Tevens voorzichtig zijn bij gebruik van hoge doseringen, zoals bij behandeling van diepveneuze trombose, longembolie of instabiele coronaire aandoeningen, of na een recente operatieve ingreep.
Dalteparine kan hyperkaliëmie veroorzaken, met name bij diabetes mellitus, chronisch nierfalen, reeds aanwezige metabole acidose, reeds verhoogde kaliumspiegels en bij gebruik van kaliumsparende geneesmiddelen. Er is meer kans op hyperkaliëmie bij langdurig gebruik. Bij gebruik langer dan 7 dagen bij risicopatiënten de plasmakaliumwaarde bepalen vóór de behandeling en regelmatig gedurende de behandeling.
Bij positieve of onbekende resultaten van in-vitro testen op antilichamen tegen bloedplaatjes in aanwezigheid van (laagmoleculaire) heparinen de behandeling staken.
Bij acute hemodialysepatiënten gedurende de eerste weken regelmatig de antifactor Xa-spiegels controleren, daarna is minder frequente controle mogelijk.
De antifactor Xa-activiteit van de laagmoleculaire heparinen is onderling niet vergelijkbaar, zodat bij overschakeling aanpassing van de dosering noodzakelijk kan zijn.
Niet i.m. toedienen en i.m.–toediening van andere geneesmiddelen vermijden bij dagdoses > 5000 IE, vanwege de kans op hematomen.
Interacties heparinegroepen algemeen
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met NSAID's, inclusief salicylaten.
Niet beoordeeld: de anticoagulerende werking wordt versterkt door andere antitrombotica.