Pneumokokken vaccin ( 10 valent)

Stofnaam
Pneumokokken vaccin ( 10 valent)
Merknaam
Synflorix
ATC code
J07AL52

Pneumokokken vaccin ( 10 valent)

Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Bevat kapselpolysacchariden van tien Streptococcus pneumoniae-serotypen. Het geeft geen immuniteit tegen de overige serotypen, behalve het kruisreactieve serotype 19A.

Farmacokinetiek bij kinderen

Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Actieve immunisatie tegen pneumokokken:
≥ 6 weken - 5 jaar: 2 of 3 doses a 0, 5 ml/dosis

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Injectiesuspensie WWSP 0,5 ml

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

Immunisatie pneumokokken
  • Intramusculair
    • Premature zuigelingen Zwangerschapsduur 26 weken tot 37 weken
      [1]
      • 0,5 ml/dosis Als volgt. Schema met 4 doses, waarvan de eerste 3 doses met telkens 1 maand tussentijd wordt gegeven (eerste dosis bij leeftijd van 2 maanden) en de 4e dosis tenminste 6 maanden na de 3e dosis.
    • 6 weken tot 7 maanden
      [1]
      • 0,5 ml/dosis Als volgt. Schema met 4 doses, waarvan de eerste 3 doses met telkens 1 maand tussentijd wordt gegeven en de 4e dosis tenminste 6 maanden na de 3e dosis, bij voorkeur bij een leeftijd van 12-15 maanden.
        Schema met 3 doses, waarvan de eerste 2 doses met 2 maanden tussentijd worden gegeven; de derde dosis wordt minimaal 6 maanden na de 2e dosis gegeven..
    • 7 maanden tot 12 maanden
      [1]
      • 0,5 ml/dosis Als volgt. Schema met 3 doses, waarvan de eerste 2 doses met 1 maand tussentijd worden gegeven; De derde (booster)dosis wordt in het 2e levensjaar gegeven, ten minste 2 maanden na de laatste primaire dosis.
    • 12 maanden tot 5 jaar
      [1]
      • 0,5 ml/dosis als volgt:. 2 doses met een interval van minimaal 2 maanden.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Bijwerkingen bij kinderen

Zeer vaak (> 10%): pijn, roodheid en zwelling op de injectieplaats, koorts ≥ 38°C (leeftijd < 2 jaar), prikkelbaarheid, slaperigheid, verminderde eetlust.

Vaak (1-10%): reacties op injectieplaats zoals induratie, koorts > 39°C bij leeftijd < 2 jaar. Na boostervaccinatie tevens: koorts ≥ 38°C bij leeftijd 2–5 jaar.

Soms (0,1-1%): reacties op injectieplaats zoals jeuk, hematoom, hemorragie en nodule, abnormaal huilen, apneu bij zeer premature kinderen (≤28 weken zwangerschap), diarree, braken, huiduitslag. Na de boostervaccinatie tevens: diffuse zwelling gevaccineerde ledemaat, jeuk, hoofdpijn, misselijkheid (leeftijd 2–5 jaar), koorts > 40ºC bij leeftijd < 2 jaar of > 39ºC bij leeftijd 2–5 jaar.

Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties zoals dermatitis, atopische dermatitis, eczeem, (koorts)stuipen, urticaria, hypotoon-hyporesponsieve episode.

Zeer zelden (< 0,01%): anafylaxie, angio-oedeem, ziekte van Kawasaki.

[SmPC Synflorix]

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contraindicaties bij kinderen

  • acute ernstige ziekte met koorts;
  • overgevoeligheid voor één van de dragereiwitten.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

De bescherming tegen otitis media is substantieel lager dan tegen invasieve ziekten.

Gegevens over veiligheid en immunogeniciteit zijn beschikbaar voor met hiv geïnfecteerde zuigelingen (asymptomatisch of met milde symptomen volgens de WHO-classificatie), HIV-negatieve zuigelingen geboren uit HIV-positieve moeders, kinderen met sikkelcelziekte en kinderen met een milt disfunctie. Deze zijn niet beschikbaar voor personen in andere specifieke immuungecompromitteerde groepen. Vaccinatie moet dan per individueel geval worden beoordeeld.

Het vaccin vervangt niet het 23-valent pneumokokken-polysaccharidevaccin bij kinderen ouder dan twee jaar met aandoeningen die meer kans geven aan invasieve ziekten door Streptococcus pneumoniae zoals sikkelcelanemie, asplenie, HIV-infectie, chronische ziekten of andere immuuncompromitterende aandoeningen; indien van toepassing een interval van ten minste acht weken aanhouden tussen de toediening van Synflorix (10-valent vaccin) en het 23-valent vaccin.

Aanbevolen wordt profylactisch antipyretische medicatie toe te dienen bij gelijktijdige toediening met vaccins met hele pertussiscellen en bij epileptische stoornissen of koortsstuipen in de voorgeschiedenis; er zijn echter aanwijzingen dat profylactische toediening van paracetamol de immuunrespons op Synflorix zou kunnen reduceren; de klinische relevantie is onbekend.

Bij de toediening van de primaire immunisatieserie aan zeer premature kinderen (geboren ≤ week 28 van de zwangerschap) ademhalingscontrole gedurende 48–72 uur overwegen vanwege het potentiële risico van apneu, vooral bij kinderen met een voorgeschiedenis van onvoldoende rijping van de longen; aangezien het voordeel van vaccinatie groot is bij deze groep kinderen, de vaccinatie echter niet onthouden of uitstellen.

[SmPC Synflorix]

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Niet beoordeeld:
De fabrikant van Zostavax® ontraadt gelijktijdige toediening van zostervaccin en 23-valent pneumokokkenvaccin, en adviseert een interval van ten minste 4 weken aan te houden. Hoewel er bij combinatie een afname van de antistofrespons op zostervaccin is waargenomen, is er geen correlatie tussen de hoogte van de antistoftiters en de bescherming tegen herpes zoster. Bovendien is in een studie aangetoond dat zostervaccin even effectief is bij gelijktijdige toediening van 23-valent pneumokokkenvaccin als bij een interval van ten minste 4 weken.

Vaccins algemeen:
Gelijktijdig geven van vaccins

  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met andere dode vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • parenteraal toegediende levende vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met oraal toegediende levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • twee parenteraal toegediende levende vaccins worden bij voorkeur met een interval van ten minste 4 weken toegediend. Reden hiervoor is het induceren van de productie van interferonen gedurende 1-2 weken door het ene vaccin, die kunnen interfereren met de immuunrespons op het andere vaccin. Indien dit niet mogelijk is, kunnen ze ook tegelijkertijd worden toegediend.


Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten
Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij chikungunya-vaccin, ebolavaccin en varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.

Relevant:
Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (corticosteroïden, bepaalde immunomodulantia, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CAR-T-celtherapie (axicabtageen ciloleucel, lisocabtageen maraleucel, tisagenlecleucel), CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking , monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking , alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, eribuline, hydroxycarbamide, ivosidenib, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, trabectedine, venetoclax).

Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.

 

BACTERIELE VACCINS

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

CHLOLERAVACCINS

Cholera vaccin

Dukoral
J07AE01
HAEMOPHILUS INFLUENZAE B-VACCINS
J07AG01
MENINGOKOKKENVACCINS

Meningococcen A, C, W135, Y vaccin

Nimenrix, Menveo, MenQuadfi
J07AH08

Meningococcen B vaccin

Bexsero, Trumenba
J07AH09
J07AH07
KINKHOESTVACCINS
J07AJ52
PNEUMOKOKKENVACCINS

Pneumokokken vaccin (13,15 en 20 valent)

Prevenar 13, Prevenar 20, Vaxneuvance
J07AL02
J07AL01
TUBERCULOSEVACCINS
J07AN01
BUIKTYFUSVACCINS

Buiktyfusvaccin

Typhim, Typherix
J07AP03

Referenties

  1. GlaxoSmithKline, SmPC Synflorix (EU/1/09/508/001) 24-5-2023, Rev. 36, www.ema.europa.eu
  2. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 25-8-2025
  3. Informatorium Medicamentorum, Interacties, Geraadpleegd 25-8-2025

Wijzigingen

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering