Haemophilus influenzae B vaccin (HiB)

Stofnaam
Haemophilus influenzae B vaccin (HiB)
Merknaam
Act-Hib
ATC code
J07AG01

Haemophilus influenzae B vaccin (HiB)

Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties

Voor ouders op Apotheek.nl
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Vaccin met dood, bacterieel materiaal. De koppeling van capsulair polyribosylribitolfosfaat (PRP) aan tetanustoxoïd induceert een T-cel afhankelijke immunorespons bij jonge kinderen met als resultaat een IgG anti-PRP respons met immunologisch geheugen. PRP alléén blijkt bij jonge kinderen onvoldoende bescherming te bieden. Het vaccin biedt geen bescherming tegen bacteriële meningitis, die wordt veroorzaakt door de niet-gekapselde vorm van Haemophilus influenzae type B, Neisseria meningitidis of Streptococcus pneumoniae.

Farmacokinetiek bij kinderen

Geen informatie

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Geregistreerd voor actieve immunisatie van zuigelingen en peuters tegen invasieve infecties veroorzaakt door Haemophilus Influenzae type b, dosis 0,5 ml

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Injectiepoeder 10 microg; wegwerpspuit met solvens 0,5 ml.

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

RIJKSVACCINATIE PROGRAMMA HiB (haemofilus influenzae B)
  • Intramusculair
    • 2 maanden
      [1]
      • 1e vaccinatie 0,5 ml/dosis, éénmalig.
      • Kan tegelijk met DKTP injectie, in dat geval beide injecties in verschillende lichaamsdelen toedienen. Rijksvaccinatieprogramma maakt gebruik van gecombineerd DKTP-HiB of DKTP-HiB-HepB vaccin (zie betreffende monografien)

         

    • 3 maanden
      [1]
      • 2e vaccinatie 0,5 ml/dosis, éénmalig.
      • Kan tegelijk met DKTP injectie, in dat geval beide injecties in verschillende lichaamsdelen toedienen. Rijksvaccinatieprogramma maakt gebruik van gecombineerd DKTP-HiB of DKTP-HiB-HepB vaccin (zie betreffende monografien)

    • 4 maanden
      [1]
      • 3e vaccinatie 0,5 ml/dosis, éénmalig.
      • Kan tegelijk met DKTP injectie, in dat geval beide injecties in verschillende lichaamsdelen toedienen. Rijksvaccinatieprogramma maakt gebruik van gecombineerd DKTP-HiB of DKTP-HiB-HepB vaccin (zie betreffende monografien)

    • 11 maanden
      [1]
      • 4e vaccinatie 0,5 ml/dosis, éénmalig.
      • Kan tegelijk met DKTP injectie, in dat geval beide injecties in verschillende lichaamsdelen toedienen. Rijksvaccinatieprogramma maakt gebruik van gecombineerd DKTP-HiB of DKTP-HiB-HepB vaccin (zie betreffende monografien)

Vaccinatie haemofilus influenzae B: alternatief schema
  • Intramusculair
    • 6 maanden tot 12 maanden
      • Indien de eerste vaccinatie plaatsvindt op de leeftijd 6-12 maanden het volgende vaccinatieschema toepassen:
        1e vaccinatie: willekeurig moment, wanneer kind leeftijd 6-12 maanden heeft: 0,5 ml/dosis eenmalig
        2e vaccinatie: 1-2 maanden na 1e vaccinatie: 0,5 ml/dosis eenmalig
        3e vaccinatie: op leeftijd 14-18 maanden: 0,5 ml/dosis eenmalig

        Indien de eerste vaccinatie plaatsvindt na de leeftijd van 12 maanden, is 1 dosis (0,5 ml/dosis eenmalig) voldoende.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Bijwerkingen bij kinderen

Zeer vaak (> 10%): reactie op de injectieplaats (roodheid, pijn, zwelling). Prikkelbaarheid, rusteloosheid. Gebrek aan eetlust. Vaak (1-10%): huilen (oncontroleerbaar of abnormaal), braken, diarree, pyrexie (soms boven 39° C). Soms (0,1-1%): (atypische) huiduitslag. Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties zoals huiduitslag, jeuk, urticaria, angio–oedeem, larynxoedeem, anafylactische en anafylactoïde reactie. Convulsies (met of zonder koorts), vasovagale reactie. Oedeem van de onderste ledematen, afnemend binnen 24 uur. Bij zeer premature kinderen (≤ 28 weken zwangerschap): apneu.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10%): reactie op de injectieplaats (roodheid, pijn, zwelling en/of ontsteking). Prikkelbaarheid, rusteloosheid. Gebrek aan eetlust.

Vaak (1-10%): huilen (oncontroleerbaar of abnormaal). Braken, diarree. Koorts (soms boven 39° C).

Soms (0,1-1%): (atypische) huiduitslag.

Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties zoals angio–oedeem, larynxoedeem, anafylactische en anafylactoïde reactie, (gegeneraliseerde) huiduitslag, jeuk, urticaria. Convulsies (met of zonder koorts), vasovagale reactie. Oedeem van de onderste ledematen, meestal na de primaire injecties, soms gepaard gaand met cyanose, roodheid, purpura en overmatig huilen; deze verschijnselen verdwijnen zonder sequelae binnen 24 uur.

 

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contraindicaties bij kinderen

Acute infectieziekte met hoge koorts. Overgevoeligheid voor tetanustoxoïd.

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • acute infectieziekte met hoge koorts;
  • overgevoeligheid voor tetanustoxoïd.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Het vaccin kan het optreden van ziekte niet volledig voorkomen. Het vaccin biedt geen bescherming tegen andere serotypen van Haemophilus influenzae dan serotype b, noch tegen meningitis van andere oorsprong. Bij primaire immunisatie in zeer premature kinderen (≤ 28 weken zwangerschap) is er het risico van apneu; respiratoire functies gedurende 48–72 uur monitoren, in het bijzonder voor kinderen met een nog niet volledig ontwikkeld ademhalingsstelsel in de anamnese. Gezien het belang van vaccineren, vaccinatie niet stoppen bij deze kinderen of het ze onthouden. Patiënten met een immunodeficiëntie (door immunosuppressiva, HIV, functionele of anatomische asplenie of genetisch defect) vertonen een verminderde immunologische respons. In verband met de kans op hematoomvorming voorzichtig bij trombocytopenie of bloedstollingsstoornissen. Immunisatie met dit vaccin vervangt niet de standaard immunisatie tegen tetanus.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Het vaccin kan het optreden van ziekte niet volledig voorkomen. Het vaccin biedt geen bescherming tegen andere serotypen van Haemophilus influenzae dan serotype B, noch tegen meningitis van andere oorsprong. Patiënten met een immunodeficiëntie (door immunosuppressiva, HIV, functionele of anatomische asplenie of genetisch defect) vertonen een verminderde immunologische respons. Immunisatie met dit vaccin vervangt niet de standaard immunisatie tegen tetanus.

Bij primaire immunisatie in zeer premature kinderen (≤ 28 weken zwangerschap) is er het risico van apneu; respiratoire functies gedurende 48–72 uur monitoren, in het bijzonder voor kinderen met een nog niet volledig ontwikkeld ademhalingsstelsel. Gezien het voordeel van vaccineren bij deze groep groot is, vaccinatie níet uitstellen bij deze kinderen óf het ze onthouden.

In verband met de kans op hematoomvorming voorzichtig bij trombocytopenie of bloedstollingsstoornissen.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Interacties vaccins algemeen:

Gelijktijdig geven van vaccins

  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met andere dode vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • parenteraal toegediende levende vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met oraal toegediende levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • twee parenteraal toegediende levende vaccins worden bij voorkeur met een interval van ten minste 4 weken toegediend. Reden hiervoor is het induceren van de productie van interferonen gedurende 1-2 weken door het ene vaccin, die kunnen interfereren met de immuunrespons op het andere vaccin. Indien dit niet mogelijk is, kunnen ze ook tegelijkertijd worden toegediend.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten

Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.

Van zostervaccin is niet bekend of het een interactie geeft met bloedproducten; er hoeft geen interval te worden aangehouden.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.

Relevant:

Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (immunosuppressiva, corticosteroïden, bepaalde Middelen bij inflammatoire aandoeningen, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar), monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking (zie aldaar), alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtagen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax)

Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken (zie aldaar) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.

 

BACTERIELE VACCINS

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

CHLOLERAVACCINS

Cholera vaccin

Dukoral
J07AE01
MENINGOKOKKENVACCINS

Meningococcen A, C, W135, Y vaccin

Nimenrix, Menveo, MenQuadfi
J07AH08

Meningococcen B vaccin

Bexsero, Trumenba
J07AH09
J07AH07
KINKHOESTVACCINS
J07AJ52
PNEUMOKOKKENVACCINS

Pneumokokken vaccin

Synflorix, Prevenar 13, Pneumovax 23, Vaxneuvance, Apexxnar
J07AL02
TUBERCULOSEVACCINS
J07AN01
BUIKTYFUSVACCINS

Buiktyfusvaccin

Typhim, Typherix
J07AP03

Referenties

  1. RIVM, Rijksvaccinatieprogramma, Geraadpleegd 25 okt 2014
  2. Sanofi Pasteur MSD, SPC Act-Hib RVG 17508, www.cbg-meb.nl, (geraadpleegd 30 okt 2009), http://db.cbg-meb.nl/IB-teksten/h17508.pdf
  3. GlaxoSmithKline BV, SPC Hiberix RVG 19510, www.cbg-meb.nl, (geraadpleegd 30 okt 2009), http://db.cbg-meb.nl/IB-teksten/h19510.pdf
  4. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas ( Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen)., Geraadpleeg 26-3-2022
  5. Informatorium Medicamentorum, (Interacties), Geraadpleegd 3-2-2022

Wijzigingen

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering