Off-label
Toon SmPC tekstPoeder voor oplossing voor injectie 1 mg, 3.5 mg
Proteasoomremmer. Remt reversibel de activiteit van het 26S-proteasoom eiwitcomplex (ubiquitine-proteasoom systeem) dat overbodige of beschadigde eiwitten in de cel afbreekt. Het ubiquitine-proteasoom systeem speelt een essentiële rol in de regulatie van de ombouw van specifieke eiwitten. Remming van het 26S-proteasoom voorkomt deze gerichte eiwitafbraak en leidt tot celdood (apoptose). Kankercellen zijn gevoeliger voor de pro-apoptotische effecten van proteasoomremming dan normale cellen.
De volgende kinetische parameters van bortezomib bij de behandeling van ALL zijn gevonden (na een dosis van 1,3 mg/m2, n=3) [Horton 2007]:
Cmax: 63 ng/ml
t½: 725 min
Cl: 38 ml/uur/m2
Indicatie: Acute alloantistof gemedieerde nierrejectie (acute AMR) |
---|
|
Indicatie: Recidiverende/refractaire ALL |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
METHYLHYDRAZINEN | ||
---|---|---|
Natulan
|
L01XB01 |
MONOKLONALE ANTILICHAMEN | ||
---|---|---|
Blincyto
|
L01XC19 | |
Qarziba
|
L01XC | |
Yervoy
|
L01XC11 | |
Mabthera
|
L01XC02 |
PROTEINEKINASEREMMERS | ||
---|---|---|
Sprycel
|
L01XE06 | |
Glivec
|
L01XE01 | |
Tasigna
|
L01XE08 | |
Caprelsa
|
L01XE12 |
OVERIGE ONCOLYTICA | ||
---|---|---|
Amsidine
|
L01XX01 | |
Spectrila (colaspase), Erwinase (crisantaspase)
|
L01XX02 | |
Siklos
|
L01XX05 | |
L01XX19 | ||
Lysodren
|
L01XX23 | |
Oncaspar
|
L01XX24 | |
Vesanoid
|
L01XX14 |
De volgende bijwerkingen zijn gemeld in mono- of combinatietherapie.
Zeer vaak (> 10%): trombocytopenie, (febriele) neutropenie, (hemolytische) anemie. Verminderde eetlust. Perifere neuropathie, gevoelsstoornis (o.a. paresthesie, hypo-esthesie). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Spierpijn. Vermoeidheid, koorts, asthenie.
Vaak (1-10%): infectie met herpes zoster, bovenste luchtweginfectie, bronchitis, pneumonie, (interstitiële) longontsteking, infectie met herpes simplex, schimmelinfectie. Leukopenie, lymfopenie. Dehydratie, elektrolytstoornissen (van o.a. Na+, K+, Ca2+, Mg2+, PO4 3-), hyperurikemie, hypo- of hyperglykemie. Stemmingsstoornis, slaapstoornis, angststoornis. Bewustzijnsverlies (inl. syncope), duizeligheid, smaakstoornis, lethargie, hoofdpijn. Oogzwelling, conjunctivitis, visusstoornis. Vertigo. Hypertensie, (orthostatische) hypotensie. Dyspneu, keelpijn, hoesten, bloedneus. Stomatitis, gastro-intestinale bloeding, dyspepsie, buikpijn, flatulentie. Afwijkende leverenzymwaarden. Huiduitslag, jeuk, erytheem, droge huid. Spierspasmen, spierzwakte, pijn in de ledematen. Verminderde nierfunctie. Oedeem, koude rillingen, malaise, gewichtsafname.
Soms (0,1-1%): sepsis, herpes-meningo-encefalitis, hordeolum, cellulitis, oorinfectie, tandinfectie. Pancytopenie, leukocytose, coagulopathie, lymfadenopathie. Overgevoeligheidsreactie (zoals angio-oedeem). Hyperthyroïdie, inadequate ADH-secretie, Cushingsyndroom. Tumorlysissyndroom, hypoproteïnemie, afwijkende urinezuurspiegel, diabetes mellitus, vochtretentie. Psychische of psychotische stoornis, hallucinaties, verwardheid, onrust. Tremor, ataxie, dyskinesie, posterieur encefalopathiesyndroom, coördinatie- of evenwichtsstoornis, insult, postherpetische neuralgie, spraakstoornis, rustelozebenensyndroom, migraine, ischias, afwijkende reflexen, parosmie. Oogbloeding, blefaritis, oogontsteking, dubbelzien, droge ogen, verhoogde traanproductie. Gehoorbeschadiging (incl. doofheid), dysacusis (incl. tinnitus). Hartstilstand, harttamponade, hartfibrilleren, hartfalen, palpitaties, tachy- of bradycardie, angina pectoris, pericarditis, cardiomyopathie. Diepveneuze trombose, tromboflebitis, hematoom, overmatig blozen, opvliegers, vasculitis. Alveolaire bloeding, longembolie, pleurale effusie, longoedeem, bronchospasme, hypoxie, pleuritis, hik, rinorroe, dysfonie. Pancreatitis, hematemese, mondulceratie of -blaarvorming, beslagen tong, gastro-enteritis, (ischemische) colitis, gastro-oesofageale refluxziekte, dysfagie, ileus, prikkelbaredarmsyndroom. Hepatitis, cholestase. Erythema multiforme, urticaria, dermatitis, acute febriele neutrofiele dermatose, toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom, petechiën, purpura, psoriasis, overmatig zweten, acne, pigmentatiestoornis. Gewrichtszwelling of -stijfheid, artritis, myopathie. Nierfalen, urineweginfectie, hematurie, urineretentie, oligurie, pollakisurie, dysurie, proteïnurie, azotemie. Vaginale bloeding, erectiele disfunctie. Reactie op de injectieplaats, gezichtsoedeem, borstkaspijn, het koud hebben, dorst. Hyperbilirubinemie, gewichtstoename.
Zelden (0,01-0,1%): meningitis, erysipelas, tonsillitis, mastoïditis, varicella. Maligne of benigne neoplasma. Diffuse intravasculaire stolling, trombocytose, hyperviscositeitssyndroom, trombocytopenische purpura. Anafylactische shock, type III immuuncomplex-gemedieerde reactie, amyloïdose. Hypothyroïdie, acidose, hypo- of hyperchloremie, hyperproteïnemie, hypovolemie, vitamine B-deficientie (incl. B12), jicht, toegenomen eetlust, intolerantie voor alcohol. Zelfmoordgedachten, aanpassingsstoornis, delier, verminderd libido. Hersenoedeem, hersenbloeding, TIA, autonome neuropathie, coma, paralyse, parese, hersenstamsyndroom, ruggenmergcompressie (o.a. door hernia), radiculitis, psychomotorische hyperactiviteit, kwijlen, hypotonie. Cornealetsel, exoftalmie, retinitis, scotoom, dacryoadenitis, fotofobie, fotopsie, optische neuropathie, verminderde visus (incl. blindheid). Oorbloeding, vestibulaire neuronitis. Atriumflutter, myocardinfarct, AV-blok, 'torsade de pointes', linkerventrikelfalen, mitralisklepinsufficiëntie, sinusarrest. Lymfoedeem, erytromelalgie, vasodilatatie, bleekheid. Pulmonale hypertensie, ademhalingsinsufficiëntie, apneu, pneumothorax, atelectase, hemoptyse, hyperventilatie, orthopneu, pneumonitis, longfibrose, respiratoire alkalose, tachypneu, hypocapnie, longinfiltraat, bovenste luchtweg hoestsyndroom. Tongoedeem, cheilitis, periodontitis, gingivale hypertrofie, oesofagitis, maag-darmulceratie en -perforatie, peritonitis, ascites, fecaloom, megacolon, proctalgie, anale fissuur, fecale incontinentie. Leverfalen, Budd-Chiarisyndroom, cytomegalovirushepatitis, cholelithiasis. Lymfocyteninfiltratie in de huid, hand-voetsyndroom, huidulcus, huidverharding, papels, fotosensibilisatie, seborroe, nagelaandoening. Rabdomyolyse, fistel, dactylitis, synoviumcyste. Nierkoliek. Prostatitis, epididymitis, vulva-ulceratie, bekkenpijn. Multi-orgaanfalen. Afwijkend ECG, afwijkende INR.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Acute diffuse infiltratieve pulmonale en pericardiale aandoening. Overgevoeligheid voor borium.
Vooralsnog bestaat er niet voldoende bewijs om de indicatie trombotische trombocytopenische purpura op te nemen. Behandeling door een kinderarts-specialist (hematoloog) die ervaring heeft met gebruik van bortezomib voor deze indicatie.
Controleer vóór iedere toediening van bortezomib (en zo nodig vaker) het bloedbeeld in verband met beenmergremming, waarbij trombocytopenie het vaakst voorkomt. Trombocytopenie heeft een nadir op dag 11 en deze waarde is gerelateerd aan de uitgangswaarde van het aantal trombocyten. Voorzichtig bij syncope in de voorgeschiedenis of comedicatie met een hypotensief effect in verband met (houdingsafhankelijke) hypotensie en instrueer de patiënt om zich te melden bij klachten passend bij hypotensie. Controleer op tekenen van (perifere) neuropathie en verricht zo nodig neurologisch onderzoek. De incidentie van perifere neuropathie stijgt in het begin van de behandeling. De incidentie is hoger bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die geassocieerd worden met neuropathie (zoals thalidomide). Als onderdeel van de differentiaaldiagnose van problemen met het centrale zenuwstelsel de patiënt regelmatig controleren op nieuwe of verergerende neurologische symptomen die mogelijk kunnen wijzen op progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Bij de diagnose PML de behandeling staken. Symptomen als convulsie, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid en blindheid kunnen passen bij de bijwerking reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS). Staak de behandeling als de diagnose RPLS wordt bevestigd. Voorzichtig bij een voorgeschiedenis van of risicofactoren voor een hartaandoening in verband met cardiale bijwerkingen. Maak vóór beginnen van de behandeling een röntgenfoto van de thorax en herhaal dit tijdens de behandeling op indicatie, in verband met mogelijke bijwerkingen in de longen. Voorzichtig bij een hoge tumorlast in verband met meer kans op tumorlysissyndroom. Staak de behandeling bij ernstige mogelijk immuuncomplex-gemedieerde reacties zoals serumziekteachtige reactie, polyartritis met huiduitslag, en proliferatieve glomerulonefritis. Overweeg antivirale profylaxe ter preventie van reactivatie van het herpes zoster-virus.
Niet relevant: de plasmaconcentratie stijgt door ketoconazol.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met overige CYP3A4-remmers, krachtige CYP3A4-inductoren of CYP2C19-remmers.
Interacties oncolytica algemeen
Relevant: de meeste cytostatische oncolytica (niet de tyrosinekinaseremmers en de monoklonale antilichamen) kunnen het effect van cumarinederivaten op vele manireren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van cumarines geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van het cumarinederivaat gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.
Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Dit geldt ook voor de monoklonale antilichamen en de tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar). De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen van natuurlijke oorsprong.
Niet beoordeeld: omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.