Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Blinatumomab

Stofnaam
Blinatumomab
Merknaam
Blincyto
ATC code
L01XC19

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Bispecifieke T-cel-koppelaar (BiTE; antilichaamconstructie). Bindt specifiek aan CD19 op het oppervlak van B-cellen en aan CD3 op het oppervlak van T-cellen. Het activeert T-cellen door CD3 in het T-celreceptorcomplex (TCR) te binden aan CD19 op zowel goedaardige als kwaadaardige B-cellen. Blinatumomab medieert zo de vorming van een cytolytische synaps tussen de T-cel en de tumorcel, waarbij proteolytische enzymen vrijkomen om delende en rustende CD19-positieve cellen te doden. Dit gaat gepaard met een tijdelijke up-regulatie van celadhesiemoleculen, productie van cytolytische eiwitten, afgifte van inflammatoire cytokinen en proliferatie van T-cellen.

Farmacokinetiek bij kinderen

7 mnd-17 jaar, n=93 Geschat gemiddelde
Vd (l/m2) 3,91
Cl (l/uur/m2) 1,88
T1/2 (uur) 2,19

Bron: SmPC

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Label dosisadvies Kinderformularium

Ph-, CD19-pos. precursor-B-ALL, refractair of recidief:
<1 jaar: Off-label
≥1 jaar: On-label

MRD-positieve precursor-B ALL:
<45 kg: Off-label
≥45 kg: Off-label

Hoog-risico eerste recidief Philadelphia-chromosoom-negatieve, CD19-positieve precursor-B ALL:
<1 jaar: Off-label
≥1 jaar: On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Behandeling van refractaire of recidiverende Ph-, CD19 pos precursor-B-ALL:
 1 jaar, < 45 kg:
CYCLUS 1
Dag 1-7: 5 microg./m2/dag continu infuus, max 9 microg./dag;
Dag 8-28: 15 microg./m2/dag, max 28 microg/dag
Dag 29-42: Behandelingsvrij interval
CYCLUS 2
Dag 1-28: 15 microg./m2/dag continu infuus, max 28 microg./dag;
Dag 29-42: Behandelingsvrij interval

≥ 45 kg:
CYCLUS 1
Dag 1-7: 9 microg./dag continu infuus
Dag 8-28: 28 microg./dag.
Dag 29-42: Behandelingsvrij interval
CYCLUS 2
Dag 1-28: 28 microg./dag continu infuus
Dag 29-42: Behandelingsvrij interval

Indien na 2 cycli een complete remissie is bereikt, kunnen 3 extra consolidatie cycli worden gegeven.

Hoog-risico eerste recidief Philadelphia-chromosoom-negatieve, CD19-positieve precursor-B ALL:
≥ 1 jaar, < 45 kg:
Dag 1-28: 15 microg./m2/dag continu infuus, max 28 microg./dag;

≥ 45 kg:
Dag 1-28: 28 microg./dag continu infuus

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Poeder voor infusieopl. 38.5 microg + 10 ml oplosm

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Doseringen

Chemotherapie algemeen
  • Toedieningsweg niet van toepassing
    • 0 jaar tot 18 jaar
      • Dosis en dosisfrequentie van cytostatica zijn afhankelijk van de aandoening en sterk aan nieuwe inzichten onderhevig. Cytostatica worden in de oncologie/hematologie veelal in combinatie gebruikt. Om deze redenen wordt verwezen naar de gedetailleerde behandelprotocollen. Als indicatie worden onderstaand de doseringen van de fabrikant genoemd.

Recidiverende of refractaire Philadelphia-chromosoom-negatieve, CD19 positief precursor-B ALL
  • Intraveneus
    • ≥ 1 maand en < 45 kg
      [1] [2]
      • Startdosering: CYCLUS 1
        Dag 1-7
        5
        microg./m²/dag, continu infuus. Max: 9 microg./dag.
      • Onderhoudsdosering:   Dag 8-28 15 microg./m²/dag, continu infuus. Max: 28 microg./dag.   Dag 29-42: Behandelingsvrij interval
        CYCLUS 2:
        Dag 1 -28: continueer de bovenstaande onderhoudsdosering
        Dag 29-42: Behandelingsvrij interval.
        • 6-12 uur voorafgaand aan elke cyclus (cyclus 1, dag 1) dexamethason 10 mg/m2, max 20 mg PO of IV,
        • gevolgd door dexamethason 5 mg/m2 PO of IV binnen 30 minuten voorafgaand aan de start van blinatumomab infuus.
    • ≥ 1 maand en ≥ 45 kg
      [1] [2]
      • Startdosering: CYCLUS 1
        Dag 1-7
        9
        microg./dag, continu infuus.
      • Onderhoudsdosering:   Dag 8-28 28 microg./dag, continu infuus.   Dag 29-42: Behandelingsvrij interval
        CYCLUS 2:
        Dag 1 -28: continueer de bovenstaande onderhoudsdosering
        Dag 29-42: Behandelingsvrij interval.
        • 6-12 uur voorafgaand aan elke cyclus (cyclus 1, dag 1) dexamethason 10 mg/m2, max 20 mg PO of IV,
        • gevolgd door dexamethason 5 mg/m2 PO of IV binnen 30 minuten voorafgaand de start van blinatumomab infuus.
MRD-positieve precursor-B ALL
  • Intraveneus
    • ≥ 1 maand en < 45 kg
      [2]
      • Dag 1-28:  15 microg./m²/dag, continu infuus. Max: 28 microg./dag.   Dag 29-42: Behandelingsvrij interval.
      • Maximaal 4 cycli

    • ≥ 1 maand en ≥ 45 kg
      [2]
      • Dag 1-28: 28 microg./dag, continu infuus.   Dag 29-42: behandelingsvrij interval.
      • Maximaal 4 cycli

Hoog-risico eerste recidief Philadelphia-chromosoom-negatieve, CD19-positieve precursor-B ALL
  • Intraveneus
    • ≥ 1 maand en < 45 kg
      [1]
      • 15 microg./m²/dag, continu infuus. Max: 28 microg./dag.
      • Behandelduur:

        28 dagen cyclus

        • 6-12 uur voorafgaand aan elke cyclus (cyclus 1, dag 1) dexamethason 10 mg/m2, max 20 mg PO of IV,
        • gevolgd door dexamethason 5 mg/m2 PO of IV binnen 30 minuten voorafgaand aan de start van blinatumomab infuus.
    • ≥ 1 maand en ≥ 45 kg
      [1]
      • 28 microg./dag, continu infuus.
      • Behandelduur:

        28 dagen cyclus

        • 6-12 uur voorafgaand aan elke cyclus (cyclus 1, dag 1) dexamethason 10 mg/m2, max 20 mg PO of IV,
        • gevolgd door dexamethason 5 mg/m2 PO of IV binnen 30 minuten voorafgaand aan de start van blinatumomab infuus.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.

GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.

Bij milde nierfunctiestoornissen is aanpassing niet nodig. Er zijn geen gegevens bekend over patienten met ernstige nierfunctiestoornissen.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Bijwerkingen bij kinderen

Bij kinderen komen de volgende bijwerkingen vaker voor: infusiegerelateerde reacties, hypertensie, koorts, gewichtstoename, anemie, trombocytopenie en leukopenie.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10%): infecties, niet gespecificeerd (bij ca. 42%; de verwekker kan een bacterie, virus, schimmel, of ander pathogeen zijn; fataal verloop is mogelijk). Infusiegerelateerde reacties (bij ca. 43%, met symptomen als (erythemateuze) huiduitslag, gezichtsoedeem, myalgie, tachypneu, acute nierbeschadiging, hypo- en hypertensie, cytokineafgiftesyndroom en koorts). Cytokineafgiftesyndroom (met symptomen als koorts, koude rillingen, tachycardie, bloeddrukdaling, bronchospasmen, hoofdpijn, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, verhoogd totaal bilirubine). Hypotensie. Hoest. Hoofdpijn (ca. 34%), tremor. Slapeloosheid. Tachycardie. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Huiduitslag (erythemateus, maculeus, maculopapuleus). Rugpijn, pijn in extremiteit. Koorts (ca. 69%), koude rillingen, vermoeidheid, oedeem. Stijging leverenzymwaarden. (Febriele) neutropenie, leukopenie, anemie, trombocytopenie, verlaagde immunoglobulinen (incl. hypogammaglobulinemie).

Vaak (1–10%): pneumonie, sepsis. Overgevoeligheid. Tumorlysissyndroom. Hypertensie, blozen. Encefalopathie (fataal verloop mogelijk), convulsie, paresthesie, afasie, ataxie, hersenzenuwaandoening, hypo-esthesie, cognitieve stoornis, geheugenstoornis, duizeligheid, slaperigheid. Verwardheid, desoriëntatie. Dyspneu, piepende ademhaling, productieve hoest, respiratoir falen. Botpijn. Pijn en ongemak ter hoogte van de borst. Hyperbilirubinemie. Lymfopenie, leukocytose.

Soms (0,1–1%): capillaire-leksyndroom. Cytokinestorm. Inspanningsdyspneu, acuut respiratoir falen. Pancreatitis (mogelijk fataal). Spraakstoornis. Hemofagocytaire histiocytose, lymfadenopathie.

Verder zijn gemeld: leuko-encefalopathie (progressieve multifocale leuko-encefalopathie is nog niet gemeld).

 

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Voor pediatrische patiënten met hoog-risico eerste recidief precursor-B ALL wordt ziekenhuisopname aanbevolen gedurende minimaal de eerste 3 dagen van de cyclus.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Voorafgaand aan en tijdens de behandeling leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, γGT) en totaal bilirubine in het bloed controleren, vooral tijdens de eerste 3 dagen van de eerste 2 cycli. Verhogingen van de enzymwaarden worden meestal in de eerste week van de behandeling waargenomen en zijn meestal voorbijgaand zonder onderbreking of stoppen van de behandeling. Soms is echter onderbreken of definitief staken van de behandeling noodzakelijk.

De kans op het tumorlysissyndroom is groter bij een hoge tumorlast en bij een verminderde nierfunctie. Naast het toepassen van premedicatie is bij iedere patiënt intensieve controle van de nierfunctie en vochtbalans noodzakelijk. Premedicatie wordt ook aangewend ter preventie van ernstige infusiereacties.

Infusiereactie en cytokineafgiftesyndroom zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden en treden doorgaans op binnen 2 dagen na de start van de behandeling; soms komen uitgestelde infusiereacties voor of infusiereacties in latere cycli. Het cytokineafgiftesyndroom gaat vaak gepaard met gedissimineerde intravasale stolling (DIC) en capillaire-leksyndroom; tevens is melding gemaakt van hemofagocytaire lymfohistocytose/macrofaagactivatiesyndroom (MAS). Controleer de patiënt goed op symptomen van infusiereactie en cytokineafgiftesyndroom, vooral in het begin van de eerste en tweede cyclus. Om de kans op het cytokineafgiftesyndroom zo klein mogelijk te houden, de aanbevolen startdosering (cyclus 1, dag 1-7) nauwkeurig opvolgen.

Neurologische bijwerkingen kunnen ernstig zijn en zelfs fataal verlopen. De mediane tijd tussen de start van de behandeling en het optreden van deze bijwerkingen is 2 tot 4 weken. Het merendeel van deze bijwerkingen is reversibel na staken van de behandeling. Ouderen en patiënten met een voorgeschiedenis van neurologische klachten hebben meer kans op neurologische bijwerkingen. Vanwege de exclusiecriteria van de klinische onderzoeken is er beperkte ervaring bij een eerder doorgemaakte of bestaande klinisch significante aandoening van het CZS zoals epilepsie, parese, CVA, afasie, ziekte van Parkinson en psychose. In verband met de verwachte grotere kans op neurologische bijwerkingen zeer voorzichtig zijn met het toedienen van blinatumomab bij aanwezigheid van deze aandoeningen. Het wordt aanbevolen vóór de start van de behandeling bij elke patiënt neurologisch onderzoek uit te voeren en tijdens de behandeling elke patiënt te monitoren op klachten en verschijnselen; onderbreking of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn. Bij optreden van convulsies wordt secundaire profylaxe met een geschikt anti-epilepticum (bv. levetiracetam) aanbevolen.

Het optreden van ernstige infecties, waarvan sommige levensbedreigend of fataal, komt vaker voor bij een baseline ECOG (Eastern Cooperative Oncology Group performance status)-score ≥ 2 dan bij < 2. Controleer nauwkeurig op klachten en verschijnselen van infectie; onderbreken of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn. Ook reactivatie van latente virussen (bv. polyoomvirus (BK-virus)) is waargenomen. Neutropenie (met of zonder koorts) kan levensbedreigend zijn. Controleer gedurende de infusieperiode regelmatig het bloedbeeld, vooral tijdens de eerste 9 dagen van de eerste cyclus.

Levensbedreigende pancreatitis is gemeld. Mogelijk dat een hoge dosis corticosteroïden hierbij een rol heeft gespeeld. De mediane tijd tot optreden van pancreatitis is 7,5 dagen. Controleer nauwgezet op klachten en verschijnselen van pancreatitis; lichamelijk onderzoek, bepalingen van serumamylase en -lipase en beeldvormend onderzoek (bv. echografie) van de buik kunnen nodig zijn. Onderbreek of staak zonodig de behandeling.

Risicofactoren voor optreden van leuko-encefalopathie zijn craniale bestraling en antileukemische chemotherapie (waaronder systemisch methotrexaat in hoge doses of intrathecaal cytarabine). Controleer op klachten en verschijnselen en overweeg bij verdachte verschijnselen een neuroloog te raadplegen.

 

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Interacties monoklonale antilichamen bij kanker algemeen:

Relevant:
VKA's: cytostatische monoklonale antilichamen kunnen het effect van VKA's op vele manieren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van VKA's geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Ook andere factoren spelen een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen. Cytostatische monoklonale antilichamen: brentuximab vedotin, enfortumab vedotin, gemtuzumab ozogamicine, inotuzumab ozogamicine, polatuzumab vedotin, trastuzumab deruxtecan en trastuzumab emtansine.

Levende vaccins: tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen met immunosuppressieve werking (brentuximab vedotin, daratumumab, elotuzumab, enfortumab vedotin, gemtuzumab ozogamicine, inotuzumab ozogamicine, isatuximab, mogamulizumab, mosunetuzumab,  obinutuzumab, polatuzumab vedotin, rituximab, siltuximab, tafasitamab, trastuzumab deruxtecan, en trastuzumab emtansine) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De combinatie moet worden vermeden.

Levende vaccins: tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen die immunomodulerend werken (atezolizumab, avelumab, blinatumomab, cemiplimab, dinutuximab beta, durvalumab, ipilimumab, nivolumab, pembrolizumab) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van monoklonale antilichamen die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met VKA's (uitzondering zijn cytostatische monoklonale antilichamen, zie bij Relevant).

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

MONOKLONALE ANTILICHAMEN

Ipilimumab

Yervoy
L01XC11
PROTEINEKINASEREMMERS

Dasatinib

Sprycel
L01XE06

Imatinib

Glivec
L01XE01
OVERIGE ONCOLYTICA

Amsacrine

Amsidine
L01XX01

Asparaginase

Spectrila (colaspase), Erwinase (crisantaspase)
L01XX02

Hydroxycarbamide

Siklos, Xromi
L01XX05
L01XX19

Mitotaan

Lysodren
L01XX23

Pegaspargase

Oncaspar
L01XX24
L01XX71

Tretinoine oraal

Vesanoid
L01XX14
PROTEASOOMREMMERS

Bortezomib

Velcade
L01XG01

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Referenties

  1. Amgen Europe BV, SmPC Blincyto (EU/1/15/1047/001) 13-07-2021, www.ema.europa.eu
  2. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 02 mei 2019
  3. Informatorium Medicamentorum, (Interacties, verminderde nierfunctie), Geraadpleegd 3-8-2023
  4. Amgen Inc, USA ProductInformation Blincyto (Reference ID: 4421248) Revised: 4/2019

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Wijzigingen

  • 27 oktober 2021 11:09: Correctie van tijdstip van geven van premedicatie op de dag van blinatumomab infusie: de premedicatie moet binnen 30 minuten voorafgaand aan de start van het blinatumomab infuus gegeven worden (en niet binnen 30 minuten vanaf de start van het infuus) Bron: SmPC
  • 21 oktober 2021 09:27: Nieuwe indicatie (hoog risico eerste recidief) o.b.v. SmPC
  • 07 december 2020 12:38: Dosis voor MRD-positieve precursor-B ALL gewijzigd obv SmPC
  • 07 december 2020 12:38: NIeuw toegevoegd op basis van de SmPC

Wijzigingen