Semisynthetisch derivaat van podofyllotoxine. De voornaamste werking van etoposide bestaat waarschijnlijk uit inductie van DNA-'double strand'-breuken door een interactie met DNA-topo-isomerase II of de vorming van vrije radicalen. Hiermee remt etoposide de voortgang in de celcyclus in de pre-mitotische fase (late S– en vroege G2–deel).
Geen informatie
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Toon SmPC tekst Toon SmPC tekstConc. voor infusieopl. 20 mg/ml. Bevat ethanol: varierend per preparaat van 243-260 mg/ml. Eposin bevat daarnaast benzylalcohol 30 mg/ml
Capsule 50 mg, 100 mg
Oncologische aandoeningen |
---|
|
Bij creatinineklaring >50 ml/min/1,73m2:
Dosisaanpassing is niet nodig
Bij creatinineklaring 10-50 ml/min
startdosis verlagen naar 75% van de normale dosis, vervolgens doseren op geleide van klinisch effect en tolerantie door de patiënt
Bij creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min:
een algemeen advies wordt niet gegeven
Informatie
Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van etoposide af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd.
Klinische gevolgen:
De belangrijkste dosisgerelateerde bijwerkingen zijn beenmergdepressie (vooral leukopenie), maagdarmstoornissen en stomatitis.
Zeer vaak (> 10%): anorexie. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie. Hepatotoxiciteit. Alopecia, pigmentatie. Asthenie, malaise. Beenmergdepressie (anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie). Stijging ASAT, ALAT, bilirubine.
Vaak (1-10%): anafylactische reactie (o.a. voorbijgaande roodheid van het gezicht en de hals, tachycardie, bronchospasmen, dyspneu, apneu, verlaagde of verhoogde bloeddruk, koorts, toevallen). Myocardinfarct, aritmie. Hypotensie (na snelle i.v. toediening), hypertensie, bloedingen. Diarree, mucositis (waaronder stomatitis en oesofagitis). Infectie. Duizeligheid. Urticaria, jeuk, huiduitslag. Flebitis (na bolusinjectie). Secundaire leukemie (o.a. acute promyelocytische leukemie).
Soms (0,1-1%): bloeding. Perifere neuropathie.
Zelden (0,01-0,1%): apneu, interstitiële pneumonitis, longfibrose. Convulsies, reversibele corticale blindheid, optische neuritis. Vermoeidheid, slaperigheid. Smaakstoornis, slikstoornis. 'Radiation recall'-dermatitis, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Koorts. Hyperurikemie.
Verder is gemeld: tumorlysissyndroom (bij de hemato-oncologische indicaties).
Hulpstoffen: de hulpstoffen in de capsule kunnen (vertraagde) allergische reacties veroorzaken. De preparaten met de hulpstof benzylalcohol kunnen bij kinderen tot 3 jaar toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Ernstig gestoorde leverfunctie. Ernstige myelosuppressie (die niet veroorzaakt wordt door de indicatie).
Extravasatie:Ernstige reacties zijn net te verwachten.
Infuus controleren op neerslagvorming.
Algemeen cytostatica: diverse cytostatica kunnen aanleiding geven tot overgevoeligheidsreacties. Een noodset (bevattende epinefrine, clemastine en hydrocortison) dient aanwezig te zijn in de behandelkamer. Daarnaast zijn specifieke antidota aanwezig in de noodset.
Dosisbeperkende beenmergdepressie (al dan niet met infecties en bloedingen) is de meest voorkomende toxiciteit van etoposide en kan ook na de behandeling nog optreden. Controleer bij aanvang van de behandeling en voor iedere toediening van etoposide de differentiële telling van de bloedcellen en het Hb-gehalte. Bij eerdere radiotherapie of chemotherapie voldoende tussentijd reserveren om het beenmerg te laten herstellen. Etoposide niet toedienen indien het absolute neutrofielenaantal (ANC) < 1,5 × 109/l of het trombocytenaantal < 100 × 109/l is, tenzij dit komt door de maligne aandoening zelf. Een dosisverlaging is nodig wanneer een ANC < 0,5 × 109/l gedurende > 5 dagen aanhoudt óf verband houdt met koorts/infectie, of indien het trombocytenaantal < 25 × 109/l is.
Secundaire leukemie (met of zonder myelodysplastisch syndroom) kan ontstaan, de mediane latentietijd hiervan is 32 maanden. De oorzaak is onbekend. Een afwijking in chromosoom 11q23 komt voor bij patiënten die secundaire leukemie of een de novo leukemie ontwikkelen.
Bij verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 50 ml/min) en hemodialyse is een aanpassing van dosis noodzakelijk. Controleer tevens nauwgezet de hematologische parameters en het klinisch beeld van de patiënt.
Controleer regelmatig de leverfunctie vanwege de kans op cumulatie van etoposide bij een verminderde leverfunctie.
Bij een laag serum albuminegehalte neemt de kans op bijwerkingen toe.
Waak voor extravasatie bij de intra-veneuze toediening. Lokale toxiciteit van weke delen uit zich in pijn, zwelling, cellulitis en necrose (incl. huidnecrose).
De preparaten die ethanol als hulpstof bevatten, kunnen in hogere doseringen invloed hebben op de rijvaardigheid en schadelijk zijn bij een voorgeschiedenis van bv. alcoholisme, leverziekten of epilepsie, bij jonge kinderen of bij zwangerschap of lactatie. Omdat etoposide als infusievoeistof meestal langzaam wordt gegeven over een periode van 30-60 minuten, zijn de effecten van ethanol verminderd (lagere spiegel).
De preparaten die benzylalcohol als hulpstof bevatten bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen (< 4 w.) vanwege ernstige bijwerkingen (zoals ‘gasping’-syndroom) én niet langer dan één week gebruiken bij jonge kinderen (< 3 j.), vanwege stapeling. Gebruik van benzylalcohol bij nier- of leverfunctiestoornis kan door ophoping leiden tot metabole acidose.
Etoposide is substraat voor CYP3A4 en P-gp.
Relevant:
Toename etoposide: de concentratie stijgt door hoge doses ciclosporine, cobicistat en HIV-proteaseremmers.
Overig effect: de instelling op carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en valproïnezuur kan tijdelijk worden beïnvloed tijdens de chemotherapeutische behandeling, met als mogelijk gevolg een te lage concentratie van het anti-epilepticum. Andersom kan de etoposideconcentratie dalen door carbamazepine, fenobarbital of fenytoïne. Dit 'omgekeerde effect' op etoposide is echter ondergeschikt aan het effect op het anti-epilepticum.
Niet relevant:
Toename etoposide: de concentratie stijgt door atovaquon en netupitant.
Etoposide verlaagt de concentratie van: ciprofloxacine, levofloxacine, ofloxacine en zidovudine; verder kan er bij zidovudine in theorie een additief effect van beenmergdepressie zijn.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met acetylsalicylzuur, fenylbutazon, natriumsulfaat, hypericum, nifedipine, ketoconazol en verapamil.
Interacties oncolytica algemeen:
Relevant:
De meeste cytostatische oncolytica kunnen het effect van VKA's op vele manieren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van VKA's geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van de VKA gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.
Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Dit geldt ook voor de monoklonale antilichamen en de tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar). De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen.
Niet beoordeeld:
Omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
VINCA-ALKALOIDEN EN DERIVATEN | ||
---|---|---|
L01CA01 | ||
L01CA02 |
PODOFYLLOTOXINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Vumon
|
L01CB02 |
TAXANEN | ||
---|---|---|
Taxotere
|
L01CD02 |