Antimetaboliet van pyrimidine. Gemcitabine wordt intracellulair omgezet tot actieve difosfaat- en trifosfaatnucleosiden (resp. dFdCDP en dFdCTP). Gemcitabinedifosfaat remt de DNA-synthese door remming van ribonucleotide reductase; dit enzym katalyseert de vorming van deoxynucleoside-trifosfaten (dCTP). Daarnaast gaat gemcitabinetrifosfaat competitie aan met dCTP voor inbouw in DNA. Nadat gemcitabine is ingebouwd in DNA wordt nog slechts één nucleotide toegevoegd, daarna bestaat er nagenoeg volledige remming van verdere DNA-synthese en wordt apoptose geïnduceerd.
De volgende kinetische parameters zijn gevonden bij kinderen van 2-21 jaar [Reid 2004; Steinherz 2002]:
Dosis (mg/m2) | n= | Cmax (µg/ml) | Vss (l/m2) |
---|---|---|---|
1000 | 6 | 15,6 | 24,1 |
1200 | 6 | 17,5 | 31,8 |
1500 | 5 | 27,2 | 18,5 |
1800 | 5 | 41,0 | 14,2 |
2100 | 4 | 57,2 | 15,8 |
t½: 13,4-62 min
Cl: 2,2 l/min/m2
Poeder voor infvlst: 200 mg, 1000 mg, 2000 mg |
Concentraat voor infvlst 10 mg/ml, 38 mg/ml, 40 mg/ml, 100 mg/ml
Er zijn enkele producten die alcohol bevatten, de meesten zijn echter alcoholvrij
Recidiverende of refractaire solide tumoren en hersentumoren |
---|
|
Recidiverende of refractaire sarcomen |
---|
|
Recidiverend of refractair Hodgkin lymfoom |
---|
|
Aanpassen van de dosering bij nierfunctiestoornissen is niet nodig.
Een algemeen advies wordt niet gegeven.
Dysurie, hypokaliëmie, hypofosfatemie, periode van flauwvallen, attaque.
Zeer vaak (> 10%): Misselijkheid, braken (ca. 60%). Anemie, leukopenie, trombocytopenie. Dyspneu (tot 40%). Huiduitslag (ca. 25%, vaak jeukend), alopecia. Hematurie, proteïnurie (ca. 50%), (perifeer) oedeem. Griepachtige symptomen. Verhoging van levertransaminasen en alkalische fosfatase (ca. 60%).
Vaak (1-10%): febriele neutropenie. Anorexie, stomatitis, ulceratie van de mond, diarree, obstipatie. Hoofdpijn, slapeloosheid, slaperigheid, hoest, rinitis, jeuk, transpireren, rugpijn, spierpijn, verhoogde bilirubine.
Soms (0,1-1%): bronchospasmen, interstitiële pneumonitis. CVA, aritmieën (m.n. supraventriculair gelokaliseerd), hartfalen. Ernstige hepatotoxiciteit incl. leverfalen. Nierfalen. Hemolytisch uremisch syndroom.
Zelden (0,01–0,1%): hypotensie, perifere vasculitis en gangreen, myocardinfarct. Longoedeem, ARDS. Huidulceratie, huiduitslag met blaasjes en zweren, schilfering van de huid, ernstige huidreacties met o.a. desquamatie en bullae, 'radiation recall'-dermatitis, bestralingsmucositis, reacties op injectieplaats. Verhoogde γ-GT.
Zeer zelden (< 0,01%): trombocytose. Capillaire-leksyndroom. Ischemische colitis. Anafylactische reactie, toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Controleer regelmatig (in ieder geval vóór iedere toediening) het bloedbeeld in verband met beenmergremming, die ook na staken van de therapie nog kan optreden. Tevens is regelmatige controle van de nier- en leverfunctie (incl. virologisch onderzoek) aangewezen. Voorzichtig bij nier- en leverinsufficiëntie, omdat hierbij geen onderzoek is verricht. Exacerbatie van een onderliggende gestoorde leverfunctie (levermetastasen, een voorgeschiedenis van alcoholisme, hepatitis, levercirrose) is mogelijk. Capillaire-leksyndroom kan voorkomen en is goed behandelbaar in een vroeg stadium maar er zijn fatale gevallen gemeld. De aandoening houdt een systemische capillaire hyperpermeabiliteit in, waarbij vloeistof en eiwitten vanuit de intravasculaire ruimte in het interstitium lekken. De klinische kenmerken zijn onder andere gegeneraliseerd oedeem, gewichtstoename, hypoalbuminemie, ernstige hypotensie, acute nierfunctiestoornis en longoedeem. Gezien de bijwerkingen tevens voorzichtig zijn bij een voorgeschiedenis van cardiovasculaire aandoeningen. Bij optreden van pulmonale effecten staken van de toediening overwegen. Hemolytisch uremisch syndroom is gemeld, daarom bij aanwijzingen voor micro-angiopathische hemolytische anemie de toediening staken; de nierinsufficiëntie kan irreversibel zijn. Bij combinatie (tegelijkertijd gegeven of ≤ 7 dagen na elkaar) van radiotherapie met gemcitabine (in een dosering van 1000 mg/m² gedurende max. 6 w.) kan een potentieel levensbedreigende mucositis (o.a. oesofagitis, pneumonitis) optreden. Start gemcitabine daarom nadat acute stralingseffecten verdwenen zijn of > 7 dagen na de radiotherapie.
Interacties oncolytica algemeen
Relevant: de meeste cytostatische oncolytica (niet de tyrosinekinaseremmers en de monoklonale antilichamen) kunnen het effect van cumarinederivaten op vele manireren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van cumarines geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van het cumarinederivaat gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.
Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Dit geldt ook voor de monoklonale antilichamen en de tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar). De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen van natuurlijke oorsprong.
Niet beoordeeld: omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
PURINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Evoltra
|
L01BB06 | |
Fludara
|
L01BB05 | |
Puri-Nethol, Xaluprine
|
L01BB02 | |
Atriance
|
L01BB07 | |
Lanvis
|
L01BB03 |
PYRIMIDINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
L01BC01 |