Meningococcen C vaccin

Stofnaam
Meningococcen C vaccin
Merknaam
NeisVac-C
ATC code
J07AH07

Meningococcen C vaccin

Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Groep C meningokokken polysaccharide vaccin geconjugeerd aan tetanustoxoïd. Het induceert de vorming van bactericide antilichamen tegen polysaccharide van Neisseria meningitidis type C. Werkingsduur: onbekend.

Farmacokinetiek bij kinderen

Niet van toepassing

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Actieve immunisatie tegen invasieve ziekte veroorzaakt door Neisseria meningitidis type C,
2 - 4  mnd: 0,5 ml/dosis. 2 doses net een interval van tenminste 2 maanden
≥4  mnd: 0,5 ml/dosis. 1 enkelvoudige dosis

Boosterdoses
Na beëindiging van de primaire immunisatie bij zuigelingen jonger dan 12 maanden dient een boosterdosis gegeven te worden op ongeveer 12-13 maanden leeftijd met een interval van minstens 6 maanden na de laatste NeisVac-C vaccinatie.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Wegwerpspuit 0,5 ml

Doseringen

Vaccinatie tegen invasieve meningokokkenziekten veroorzaakt door Neisseria meningitidis-groepen C
  • Intramusculair
    • ≥ 2 jaar
      [1]
      • NEISVAC-C

        • 2-4 mnd: 0,5 ml/dosis 
          Vaccinatieschema als volgt:
          1 vaccinatie: willekeurig tijdstip, onafhankelijk van leeftijd
          2e vaccinatie: tenminste 2 maanden na 1e vaccinatie
          Aanbevolen wordt een boosterdosis toe te dienen op de leeftijd van 12-13 maanden met een interval van minstens 6 maanden na de laatste vaccinatie.
        • ≥ 4 mnd: 0,5 ml/dosis enkele dosis

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Bijwerkingen bij kinderen

Kinderen 2-17 maanden
Zeer vaak (> 10%): roodheid, lokale pijn en oedeem op de injectieplaats. Prikkelbaarheid, vermoeidheid, koorts. Braken. Huilen, slaperigheid, sedatie. Verminderde eetlust.

Vaak (1-10%): faryngitis, rinitis. Agitatie, rusteloosheid, slaapstoornis. Hoesten. Diarree. Huiduitslag, hyperhidrose.

Soms (0,1-1%): overmatig blozen. Buikpijn, dyspepsie. Roodheid. Pijn in extremiteit. Perifeer oedeem, malaise, koude rillingen.

Zelden (0,1-0,01%): overgevoeligheid (waaronder bronchospasme). Ooglidoedeem. Circulatoire collaps. Ecchymose. Spierstijfheid (waaronder nekstijfheid, gewrichtsstijfheid).

Kinderen 3,5-17 jaar
Zeer vaak (> 10%): roodheid, lokale pijn en oedeem op de injectieplaats. Hoofdpijn.

Vaak (1-10%): faryngitis, rinitis. Duizeligheid, slaperigheid, sedatie. Hoesten. Misselijkheid, buikpijn, braken, diarree. Jeuk, ecchymose, dermatitis. Pijn in extremiteit. Koorts, malaise, vermoeidheid.

Soms (0,1-1%): lymfadenopathie. Overgevoeligheidsreacties (waaronder bronchospasme). Verminderde eetlust. Agitatie. Gevoelsstoornissen (zoals hypo-esthesie, paresthesie, branderig gevoel), convulsie, syncope, huilen. Spierstijfheid, nekpijn, spierpijn, artralgie, rugpijn. Ooglidoedeem. Neusverstopping. Huiduitslag, hyperhidrose, overmatig blozen. Gewrichtspijn. Prikkelbaarheid, asthenie, perifeer oedeem, koude rillingen. Griepachtige verschijnselen.

Zelden (0,1-0,01%): circulatoire collaps.

Algemeen
Gemeld is:  recidief nefrotisch syndroom bij kinderen.

 

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Algemeen
Gemeld zijn: anafylaxie, angio-oedeem (waaronder gelaatsoedeem), immuungemedieerde trombocytopenie, Stevens-Johnson-syndroom, erythema multiforme, petechie, purpura, urticaria, verharding op injectieplaats, dermatitis, apneu, dyspneu, piepen, koortsstuipen, meningisme, hypersomnie, hypotone-hyporesponsieve episode, recidief nefrotisch syndroom bij kinderen.

Volwassenen
Zeer vaak (> 10%): roodheid, lokale pijn en oedeem op de injectieplaats. Hoofdpijn.

Vaak (1-10%): braken. Myalgie. Malaise, koorts.

Soms (0,1-1%): lymfadenopathie, griepachtige verschijnselen.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

overgevoeligheid voor tetanustoxoïd.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Bij de toediening aan zeer premature kinderen (geboren ≤ week 28 van de zwangerschap) ademhalingscontrole gedurende 48–72 uur overwegen vanwege het potentiële risico van apneu, vooral bij kinderen met een voorgeschiedenis van onvoldoende rijping van de longen; aangezien het voordeel van vaccinatie groot is bij deze groep kinderen, de vaccinatie niet onthouden of uitstellen.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Stel vaccinatie uit bij een acute ernstige ziekte die gepaard gaat met koorts. Deze kan verergeren door de bijwerkingen of kan interfereren bij interpretatie mogelijke bijwerkingen.

Het vaccin biedt uitsluitend bescherming tegen meningitis veroorzaakt door Neisseria meningitidis type C, niet tegen andere typen Neisseria meningitidis.

Patiënten met een immunodeficiëntie (door immunosuppressiva of genetisch defect) kunnen een verminderde immunologische respons vertonen.

Bij petechie, purpura en/of symptomen van meningisme zoals nekpijn/stijfheid van de nek of fotofobie na inenting, zowel besmettelijke als niet-besmettelijke oorzaken overwegen, alsmede de mogelijkheid van gelijktijdig optredende meningitis.

Bij familiaire complementdeficiënties (bv. C5- of C3-deficiënties) of behandelingen die terminale complementactivatie remmen (bv. eculizumab) is er een vergroot risico op invasieve ziekte door Neisseria meningitidis serogroep C, ook na antilichaamontwikkeling na vaccinatie.

Immunisatie met dit vaccin vervangt niet de standaard immunisatie tegen tetanus.

 

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Gelijktijdig geven van vaccins

  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met andere dode vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • parenteraal toegediende levende vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met oraal toegediende levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • twee parenteraal toegediende levende vaccins worden bij voorkeur met een interval van ten minste 4 weken toegediend. Reden hiervoor is het induceren van de productie van interferonen gedurende 1-2 weken door het ene vaccin, die kunnen interfereren met de immuunrespons op het andere vaccin. Indien dit niet mogelijk is, kunnen ze ook tegelijkertijd worden toegediend.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten

Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij ebolavaccin en varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.

Relevant:
Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (corticosteroïden, bepaalde immunomodulantia, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar), monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking (zie aldaar), alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtageen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax)

Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken (zie aldaar) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.

BACTERIELE VACCINS

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

CHLOLERAVACCINS

Cholera vaccin

Dukoral
J07AE01
HAEMOPHILUS INFLUENZAE B-VACCINS
J07AG01
MENINGOKOKKENVACCINS

Meningococcen A, C, W135, Y vaccin

Nimenrix, Menveo, MenQuadfi
J07AH08

Meningococcen B vaccin

Bexsero, Trumenba
J07AH09
KINKHOESTVACCINS
J07AJ52
PNEUMOKOKKENVACCINS

Pneumokokken vaccin

Synflorix, Prevenar 13, Pneumovax 23, Vaxneuvance, Apexxnar
J07AL02
TUBERCULOSEVACCINS
J07AN01
BUIKTYFUSVACCINS

Buiktyfusvaccin

Typhim, Typherix
J07AP03

Referenties

  1. Pfizer bv, SmPC NeisVac-C (RVG 26343) 30-05-2021, www.geneesmiddeleninformatiebank.nl
  2. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen) , Geraadpleegd 24 jan 2024
  3. Informatorium Medicamentorum, (Interacties, Verminderde nierfunctie), Geraadpleegd 24 jan 2024

Wijzigingen

  • 08 februari 2024 12:00: Nieuw
  • 08 februari 2024 12:00: Nieuwe monografie (ter vervanging van gecombineerde monografie voor alle meningococcen vaccins)

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering