Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Pneumokokken vaccin (23 valent)

Stofnaam
Pneumokokken vaccin (23 valent)
Merknaam
Pneumovax 23
ATC code
J07AL01

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Bevat 23 Streptococcus pneumoniae-serotypen, die ca. 90% van de invasieve pneumokokkeninfecties veroorzaken. De beschermende antilichaamtiters, specifiek voor elk kapseltype, verschijnen 2–3 weken na de inenting maar kunnen al na 3–5 jaar na de vaccinatie afnemen, soms sneller (bv. bij kinderen en ouderen). De immuniteitsduur is niet precies bekend.

Farmacokinetiek bij kinderen

Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Actieve immunisatie tegen pneumokken: 
2 jaar:
0,5 ml/dosis

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Oplossing voor inj 0,5 ml

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Doseringen

Immunisatie pneumokokken
  • Intramusclair / subcutaan
    • ≥ 2 jaar
      [1]
      • 0,5 ml/dosis, éénmalig.
      • Hervaccinatie kan overwogen worden bij kinderen ouder dan 10 jaar met een verhoogd risico op een ernstige pneumokokkeninfectie en die langer dan 5 jaar geleden gevaccineerd werden of bij kinderen bij wie een snelle daling van antilichaamniveaus tegen pneumokokken wordt vastgesteld. Bij kinderen van 2-10 jaar kan hervaccinatie na 3 jaar overwogen worden bij  een verhoogd risico op een ernstige pneumokokkeninfectie  (bijv bij nefrotisch syndroom, kinderen zonder milt of kinderen met sikkelcelziekte)  

        Gezonde kinderen hoeven niet routinematig gehervaccinaneerd te worden.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Bijwerkingen bij kinderen

Type en ernst van de bijwerkingen bij kinderen zijn vergelijkbaar met die bij volwassenen. Reacties op de injectieplaats en systemische bijwerkingen komen vaker voor bij kinderen vergeleken met volwassenen.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10%): lokale reacties zoals erytheem, oedeem, verharding, gevoeligheid, zwelling. warmte en pijn. Koorts (≤ 38,8° C).

Zelden (< 0,01%): cellulitis op de plaats van injectie. Uitgebreide zwelling van gevaccineerde arm of cellulitis (op injectieplaats).

Verder zijn gemeld: hemolytische anemie, leukocytose, lymfadenitis, lymfadenopathie, trombocytopenie. AnafylactoÏde reacties, angioneurotisch oedeem, serumziekte. Koortsstuipen, syndroom van Guillain-Barré, hoofdpijn, paresthesie, radiculo-neuropathie. Misselijkheid, braken. huiduitslag, urticaria. Artralgie, artritis, myalgie. Asthenie, rillingen, koorts, malaise, verminderde mobiliteit van of perifeer oedeem in geïnjecteerde ledemaat.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Stel vaccinatie uit bij ziekte met significante koorts, andere infecties of wanneer een systemische reactie een aanzienlijk risico zou kunnen vormen, behalve wanneer uitstel een nog groter risico zou zijn.

Zo snel mogelijk vaccineren na het vaststellen van de diagnose (a)symptomatische HIV-infectie.

De antilichaamrespons na vaccinatie kan verminderd zijn bij patiënten met een onderdrukt afweersysteem (bv. genetisch defect, HIV–infectie, immunosuppressieve behandeling (geneesmiddelen, radiotherapie, splenectomie) na de eerste of tweede dosis. Sommige patiënten vertoonden een significante verbetering van de antilichaamrespons gedurende de periode van 2 jaar volgend op het einde van de chemotherapie of immunosuppressieve therapie, vooral bij een groter interval tussen het einde van de behandeling en de start van de vaccinatie.

Vaccin is mogelijk niet doeltreffend bij het voorkomen van een infectie als gevolg van een schedelbasisfractuur of van uitwendig contact met cerebrospinaal vocht.

Een noodzakelijke profylactische behandeling tegen een pneumokokken-infectie met antibiotica niet onderbreken na de vaccinatie.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Niet beoordeeld:
De fabrikant van Zostavax® ontraadt gelijktijdige toediening van zostervaccin en 23-valent pneumokokkenvaccin, en adviseert een interval van ten minste 4 weken aan te houden. Hoewel er bij combinatie een afname van de antistofrespons op zostervaccin is waargenomen, is er geen correlatie tussen de hoogte van de antistoftiters en de bescherming tegen herpes zoster. Bovendien is in een studie aangetoond dat zostervaccin even effectief is bij gelijktijdige toediening van 23-valent pneumokokkenvaccin als bij een interval van ten minste 4 weken.

Vaccins algemeen:

Gelijktijdig geven van vaccins

  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met andere dode vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • parenteraal toegediende levende vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met oraal toegediende levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • twee parenteraal toegediende levende vaccins worden bij voorkeur met een interval van ten minste 4 weken toegediend. Reden hiervoor is het induceren van de productie van interferonen gedurende 1-2 weken door het ene vaccin, die kunnen interfereren met de immuunrespons op het andere vaccin. Indien dit niet mogelijk is, kunnen ze ook tegelijkertijd worden toegediend.


Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten
Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij chikungunya-vaccin, ebolavaccin en varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.

Relevant:
Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (corticosteroïden, bepaalde immunomodulantia, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CAR-T-celtherapie (axicabtageen ciloleucel, lisocabtageen maraleucel, tisagenlecleucel), CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking , monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking, alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, eribuline, hydroxycarbamide, ivosidenib, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, trabectedine, venetoclax).

Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

CHLOLERAVACCINS

Cholera vaccin

Dukoral
J07AE01
HAEMOPHILUS INFLUENZAE B-VACCINS
J07AG01
MENINGOKOKKENVACCINS

Meningococcen A, C, W135, Y vaccin

Nimenrix, Menveo, MenQuadfi
J07AH08

Meningococcen B vaccin

Bexsero, Trumenba
J07AH09
J07AH07
KINKHOESTVACCINS
J07AJ52
PNEUMOKOKKENVACCINS

Pneumokokken vaccin (13,15 en 20 valent)

Prevenar 13, Prevenar 20, Vaxneuvance
J07AL02
TUBERCULOSEVACCINS
J07AN01
BUIKTYFUSVACCINS

Buiktyfusvaccin

Typhim, Typherix
J07AP03

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Referenties

  1. Merck Sharp & Dohme B.V, SmPC Pneumovax 23 (RVG 25853) 3-11-2022, www.ema.europa.eu
  2. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 25-8-2025
  3. Informatorium Medicamentorum, Interacties, Geraadpleegd 25-8-2025

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Wijzigingen

Wijzigingen