Isoniazide is een tuberculostaticum, in hoge doseringen werkt het bactericide. Het werkingsmechanisme is niet geheel bekend, een van de belangrijkste effecten lijkt de remming van de mycolzuursynthese in de celwand van de bacterie. Isoniazide is alleen werkzaam bij delende cellen.
Het werkingsspectrum is smal en omvat alleen mycobacteriën (zowel intra- als extracellulair). Bij monotherapie ontstaat gemakkelijk selectie van resistente mutanten, daarom wordt isoniazide bij de behandeling gecombineerd met andere tuberculostatica. Atypische mycobacteriën zijn doorgaans resistent.
Geen informatie
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Tuberculose: On-label
(verdenking) Tuberculeuze meningitis / miliaire TBC / gewricht- of bot TBC: Off-label
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Tablet 200 mg
Drank 10 mg/ml FNA
Inj.vlst. 100 mg/ml FNA
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Tuberculose, (verdenking) Tuberculeuze meningitis / miliaire TBC / gewricht- of bot TBC |
---|
|
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Hepatotoxiciteit en neuropathieën.
Soms (0,1–1%): hepatitis (soms fataal), in het bijzonder bij al bestaande leverafwijkingen, alcoholgebruikers en bij gecombineerde therapie met rifampicine.
Zelden: (0,01–0,1%): toxische epidermale necrolyse, geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom).
Verder zijn gemeld: verhoogde serumtransaminasewaarden, geelzucht, bilirubinemie. LE-achtig syndroom. Gynaecomastie. Hyperglykemie.
Neurotoxische reacties: perifere neuropathie, pyridoxinedeficiëntie (pyridoxineprofylaxe; zie Waarschuwingen en voorzorgen), optische neuritis, convulsies, psychische veranderingen (incl. psychotische reacties, vooral bij een voorgeschiedenis hiervan), spiertrekkingen, duizeligheid, hoofdpijn, ataxie, stupor en toxische encefalopathie.
Voorts: overige overgevoeligheidsreacties zoals koorts, andere huidreacties (bv. erythema multiforme, purpura, exfoliatieve dermatitis, Stevens-Johnson-syndroom), vasculitis, lymfadenopathie. Hypotensie. Optische atrofie. Hematologische reacties zoals agranulocytose, eosinofilie, trombocytopenie, (hemolytische, sideroblastische of aplastische) anemie. Maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, droge mond, epigastrisch ongemak). Pancreatitis. Metabole acidose. Pellagra (nicotinezuur (vitamine B3)-deficiëntie). Alopecia. Reumatische symptomen, paresthesie, spierzwakte.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Regelmatige controle van de leverfunctie wordt aanbevolen. Toevoegen van pyridoxine 1 dd 20 mg aan de isoniazide ter preventie van neuropathie is alleen nodig bij kinderen die borstvoeding krijgen en bij adolescenten en kinderen met een insufficient dieet. Cave convulsies.
Bepaling van de plasmaconcentratie is mogelijk bij patienten met polyneuropathieën en/of leverfunctiestoornissen:
T=0:<0,5 mg/l
Wees voorzichtig bij:
Leverfunctie: controleer op symptomen van hepatitis (misselijkheid, braken, zwakte, geelzucht, donkere urine, koorts, huiduitslag en paresthesieën). Serumtransaminasespiegels (ASAT, ALAT) en bilirubine bepalen bij het begin van de therapie. Regelmatige controle van deze spiegels tijdens de behandeling wordt aanbevolen. Tijdens de zwangerschap de eerste 8 weken iedere 2 weken controleren, daarna maandelijks. De toediening staken bij het optreden van overgevoeligheidsreacties en bij ernstige of progressieve leverfunctiestoornissen (ASAT en/of ALAT > 5× ULN of bij > 3× ULN én klachten; alle tuberculosemiddelen tijdelijk staken). De transaminasen normaliseren (bij hepatitis geïnduceerd door isoniazide en/of rifampicine) meestal 10–14 dagen na het staken van de therapie. De potentieel hepatotoxische middelen één voor één hervatten wanneer de enzymwaarden gedaald zijn tot < 2× ULN. Overleg met een tuberculose-deskundige is meestal gewenst bij onbekendheid met het onderbreken/herstarten van tuberculosemiddelen; en ook bij rifampicine monoresistentie. Patiënten met chronisch leverlijden of ernstige nierfunctiestoornissen hebben meer kans op bijwerkingen.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Isoniazide remt CYP3A4 en CYP2C19.
Relevant:
Isoniazide verhoogt de concentratie van: carbamazepine, fenytoïne en theofylline.
Overig effect: de werking van VKA's kan worden versterkt.
Niet relevant:
Isoniazide verhoogt de concentratie van: alprazolam of midazolam.
Isoniazide verlaagt de concentratie van: ketoconazol en itraconazol.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met disulfiram.
Niet beoordeeld:
Afname isoniazide: de absorptie neemt af door aluminiumbevattende antacida.
De concentratie kan dalen door corticosteroïden.
Overig effect: het risico op bijwerkingen op het centraal zenuwstelstel neemt toe bij gelijktijdig gebruik van diazepam of cycloserine.
In combinatie met rifampicine kan het risico op hepatotoxische reacties toenemen.
Isoniazide heeft MAO-remmende eigenschappen, hierdoor kunnen zich interacties voordoen met tyraminerijk voedsel.
Bij gelijktijdig (chronisch) gebruik van alcohol neemt het risico op hepatotoxiciteit toe.
Isoniazide kan ook histaminase remmen, waardoor bij histaminerijk voedsel (onder andere vis) reacties als hoofdpijn en jeuk kunnen optreden.
Tuberculosemiddelen algemeen:
Relevant:
Het effect van VKA's kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode.
Geen interactie: i
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met orale anticonceptiva of TNF-α-antagonisten.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Mycobutin
|
J04AB04 | |
Rifadin
|
J04AB02 |
OVERIGE TUBERCULOSEMIDDELEN | ||
---|---|---|
Sirturo
|
J04AK05 | |
Myambutol
|
J04AK02 | |
J04AK01 |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.