Cholesterolsyntheseremmer (statine). Het is een specifieke competitieve remmer van HMG-CoA-reductase, een enzym dat een essentiële rol speelt bij de biosynthese van cholesterol. Remming van deze synthese heeft onder andere toename van het aantal LDL-receptoren in de lever tot gevolg; dit resulteert in verlaging van het LDL-cholesterolgehalte van het bloed. Het verlaagt daarnaast het VLDL-cholesterol en de triglyceriden en verhoogt enigszins het HDL-cholesterol en apolipoproteïne A in het plasma. Werking: binnen een week, max. na vier weken.
De gemiddelde Cmax en AUC waarden bij pediatrische patiënten, samengevoegd voor leeftijd en geslacht, waren vergelijkbaar met de waarden waargenomen bij volwassenen na een orale dosis van 20 mg.
Tablet (Na-zout) 10 mg, 20 mg, 40 mg
Heterozygote familiaire hypercholesterolemie |
---|
Voor patiënten met matige of ernstige nierfunctiestoornis is de aanbevolen startdosering 10 mg/dag
Soms (0,1-1%): dyspepsie, buikpijn, misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, flatulentie. Duizeligheid, hoofdpijn, slaapstoornissen, visusstoornissen, vermoeidheid. Abnormaal urineren, seksueel disfunctioneren. Huiduitslag, pruritus, urticaria, (hoofd)haarafwijkingen (incl. alopecia).
Verder zijn gemeld: perifere polyneuropathie, paresthesie. Gestoorde leverfunctie (geelzucht, hepatitis, fulminante hepatische necrose), pancreatitis. Overgevoeligheidsreacties (anafylaxie, angio-oedeem, lupus erythematodes-achtige syndroom). Rabdomyolyse, wat samen kan gaan met acuut nierfalen, secundair aan myoglobinurie, myopathie, (poly)myositis. Geïsoleerde gevallen van peesafwijkingen, soms gecompliceerd door ruptuur. Aanhoudende toename van de serumtransaminasen, toename creatinekinase (afkomstig uit de skeletspieren).
De volgende bijwerkingen zijn gemeld bij sommige statinen: nachtmerries, geheugenverlies, depressie, diabetes mellitus (met name bij aanwezigheid van risicofactoren voor diabetes mellitus) en uitzonderlijke gevallen van interstitiële longziekte (dyspneu, niet-productieve hoest, achteruitgang van de algehele gezondheid).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Actieve leverziekte inclusief onverklaarbare, aanhoudende verhogingen van serumtransaminasen > 3× de ULN.
Wees voorzichtig bij grote alcoholinname en/of een leveraandoening in de anamnese, vanwege meer kans op myopathie. Myopathie ontstaan door gebruik van HMG-coA-reductaseremmers kan in enkele gevallen overgaan in rabdomyolyse en nierfalen, in zeer zeldzame gevallen met fatale afloop. Bepaal de creatinekinase(CK)-waarden vóór start van de statine alleen bij een erfelijke spierafwijking in de (familie)anamnese of bij spiertoxiciteit bij eerder gebruik van statine of fibraat. Bepaling van de levertransaminasewaarden voorafgaand aan de therapie kan zinvol zijn bij alcoholmisbruik of bekende leverfunctiestoornis. Bepaal de CK- en transaminasewaarden tijdens de behandeling alleen in geval van verdenking van toxiciteit (bv. door langdurige interacties) of leverfalen en bij ernstige spierklachten (vooral indien gepaard met koorts en malaise). Bij myopathie (CK > 10× ULN) of verdenking van myotoxiciteit de behandeling staken. Spierpijn kan ook voorkomen zonder verhoogde CK-waarden; de anamnese is belangrijker dan de bepaling. Adviseer iedere patiënt om bij onverklaarde spierpijn, -gevoeligheid of -zwakte onmiddellijk een arts te waarschuwen. Bij milde spierklachten zonder toxiciteit de statine (tijdelijk) staken of de dosering verlagen en na enkele weken de klachten evalueren; indien een relatie bestaat met de statinetherapie, een lagere dosering of eventueel een andere statine (fluvastatine ≤ 40 mg/dag of rosuvastatine ≤ 40 mg/dag) geven. Bij stijging van de levertransaminasewaarden > 3× ULN de behandeling staken en na normalisatie eventueel hervatten in een lagere dosering of overstappen op een ander statine. Onderbreek direct de behandeling bij optreden van ernstige leverschade, hyperbilirubinemie en/of geelzucht. Als geen andere oorzaak voor de leverschade gevonden wordt, de behandeling niet herstarten. Bij vermoeden van ontwikkeling van interstitiële longziekte, de behandeling met een statine staken. Er zijn aanwijzingen dat statinen het bloedglucosegehalte kunnen verhogen. Hierdoor kan, bij bepaalde risicofactoren (zoals glucose, nuchter, van 5,6–6,9 mmol/l) een mate van hyperglykemie optreden waardoor behandeling zoals bij diabetes mellitus nodig is. Dit is echter geen reden om de statine-behandeling te staken. Er zijn geen klinische gegevens bij kinderen jonger dan 8 jaar.
Relevant:
Afname pravastatine: het effect kan afnemen door efavirenz, fosamprenavir, lopinavir, nevirapine, ritonavir en tipranavir; zo nodig dosering verhogen (zie D.).
Toename pravastatine: darunavir vergroot het effect.
Overig effect: het risico op myopathie is verhoogd bij combinatie met colchicine en gemfibrozil, gevallen van rabdomyolyse zijn gemeld.
Niet relevant: de plasmaconcentratie kan stijgen door ciclosporine, claritromycine en erytromycine.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met azitromycine, clopidogrel, daptomycine, diltiazem, hypericum, itraconazol, ketoconazol, paroxetine, posaconazol, rifampicine, sirolimus, tacrolimus, tadalafil, verapamil, voriconazol en fibraten anders dan gemfibrozil.
Niet beoordeeld: de absorptie kan worden verminderd door galzuurbindende harsen; aanbevolen wordt het statine gescheiden (ten minste 4 uur tussentijd) van het galzuurbindend hars in te nemen (het statine 's avonds en het galzuurbindend hars overdag).
Interacties cholesterolsyntheseremmers
Atorvastatine en simvastatine worden gemetaboliseerd door CYP3A4. Fluvastatine wordt gemetaboliseerd door CYP2C9 en remt CYP2C9. Rosuvastatine en pravastatine worden niet of nauwelijks gemetaboliseerd via CYP-enzymen. Rosuvastatine is substraat voor CYP2C9.
Cholesterolsyntheseremmers zijn substraat voor het transporteiwit OATP1B1. Remming van OATP1B1 resulteert in een verminderde opname in de lever en daarmee in een stijging van de plasmaconcentratie.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
CHOLESTEROLSYNTHESEREMMERS | ||
---|---|---|
Lipitor
|
C10AA05 | |
Crestor
|
C10AA07 | |
Zocor
|
C10AA01 |
GALZUURBINDENDE HARSEN | ||
---|---|---|
Questran, Questran A
|
C10AC01 |
OVERIGE ANTILIPAEMICA | ||
---|---|---|
Ezetrol
|
C10AX09 |