On-label
Toon SmPC tekstNeisVacC: Groep C meningokokken polysaccharide vaccin geconjugeerd aan tetanustoxoïd. Werkingsduur is onbekend.
Nimenrix, Menveo Quadrivalent meningokokkenvaccin, geconjugeerd aan dragereiwit. Induceert de productie van bactericide antilichamen tegen capsulaire polysacchariden van groep A, C, W–135 en Y.
Geen informatie
Ga snel naar:
RIJKSVACCINATIE PROGRAMMA Meningokokken ACWY |
---|
|
NeisVac-C: Vaccinatie meningokokken C |
---|
|
Nimenrix: Vaccinatie tegen invasieve meningokokkenziekten veroorzaakt door Neisseria meningitidis-groepen A, C, W135 en Y. |
---|
|
Menveo:Vaccinatie tegen invasieve meningokokkenziekten veroorzaakt door Neisseria meningitidis-groepen A, C, W135 en Y. |
---|
|
Bexsero: Vaccinatie tegen invasieve meningokokkenziekten veroorzaakt door Neisseria meningitidis-groepen B |
---|
|
NeisVac-C: Suspensie voor injectie 20 microg/ml
Nimenrix, Menveo: Per poeder voor inj.vlst.: Neisseria meningitidis A polysacch. geconjugeerd 5 µg Neisseria meningitidis C polysacch. geconjugeerd 5 µg Neisseria meningitidis W135 polysac. geconjugeerd 5 µg Neisseria meningitidis Y polysacch. geconjugeerd 5 µg
Menveo:Per poeder voor inj.vlst.: Neisseria meningitidis A oligosacch. geconjugeerd 10 µg Neisseria meningitidis C oligosacch. geconjugeerd 5 µg Neisseria meningitidis W135 oligosac. geconjugeerd 5 µg Neisseria meningitidis Y oligosacch. geconjugeerd 5 µg
Bexsero: Per ml inj.susp.: Neisseria meningitidis B NHBA, recombinant 100 µg Neisseria meningitidis B NadA, recombinant 100 µg Neisseria meningitidis B fHbp, recombinant 100 µg Neisseria meningitidis B NZ98/254, buitenmembraan 50 µg 0.5 ml
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
CHLOLERAVACCINS | ||
---|---|---|
Dukoral
|
J07AE01 |
HAEMOPHILUS INFLUENZAE B-VACCINS | ||
---|---|---|
J07AG01 |
KINKHOESTVACCINS | ||
---|---|---|
J07AJ52 |
PNEUMOKOKKENVACCINS | ||
---|---|---|
Synflorix, Prevenar 13, Pneumo 23, Vaxneuvance
|
J07AL02 |
TUBERCULOSEVACCINS | ||
---|---|---|
J07AN01 |
BUIKTYFUSVACCINS | ||
---|---|---|
Typhim, Typherix, Vivotif
|
J07AP03 |
NeisVacC: Zeer vaak (> 10%): roodheid, lokale pijn en oedeem op de injectieplaats. Hoofdpijn. Bij zuigelingen en peuters tevens: koorts, braken, verlies van eetlust, prikkelbaarheid, sufheid, somnolentie en slaapstoornissen. Vaak (1-10%): koorts, malaise, vermoeidheid. Hoesten, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Duizeligheid, spierpijn. Jeuk. Soms (0,1-1%): lymfadenopathie. Overgevoeligheidsreacties zoals bronchospasme. Hypesthesie, paresthesie, convulsies, syncope. Griepachtige verschijnselen. Huiduitslag, overmatig zweten, overmatig blozen. Gewrichtspijn. Zelden (0,1-0,01%): bij zuigelingen: ooglidoedeem, ecchymose. Verder zijn gemeld: angio-oedeem. Petechiën, purpura. Apneu, dyspneu. Recidief van nefrotisch syndroom. Stevens-johnsonsyndroom, erythema multiforme.
Menveo: zeer vaak (> 10%): reactie op de injectieplaats (pijn, jeuk, roodheid, induratie. Malaise. Hoofdpijn. Misselijkheid. Vaak (1–10%): huiduitslag. Koorts, rillingen. Artralgie. Soms (0,1–1%): duizeligheid. Zelden: draaiduizeligheid, syncope. Overgevoeligheidsreactie. Verder zijn gemeld: tonische convulsies.
Nimenrix: zeer vaak (> 10%): reactie op de injectieplaats (pijn, roodheid, zwelling). Koorts, vermoeidheid. Prikkelbaarheid. Sufheid, hoofdpijn. Verlies van eetlust. Vaak (1–10%): misselijkheid, braken, diarree. Soms (0,1–1%): slapeloosheid, huilen. Myalgie, pijn in de ledematen. Jeuk, huiduitslag. Duizeligheid, hypo–esthesie. Malaise. Overige reacties op de injectieplaats (jeuk, warmte, gevoelloosheid, induratie).
Bexsero:
Zuigelingen en kinderen < 11 jaar:
Zeer vaak (>10%): eetstoornissen, slaperigheid, ongewoon huilen, hoofdpijn, diarree, braken, huiduitslag (bij kinderen van 12 t/m 23 maanden) artralgie, koorts ≥ 38°C, reacties op de injectieplaats (zoals pijn, erytheem, zwelling, gevoeligheid en verharding), prikkelbaarheid.
Soms (0,1-1%): (febriele) insulten, bleekheid (zelden na booster), eczeem, koorts ≥ 40°C.
Zelden (0,01-0,1%): ziekte van Kawasaki, urticaria.
Verder zijn gemeld: allergische (anafylactische) reacties, hypotoon-hyporesponsieve episode, syncope, vasovagale reacties, injectieplaatsreacties (inclusief uitgebreide zwelling van gevaccineerde ledemaat, blaren, nodus die > 1 maand kan aanhouden).
kinderen ≥ 11 jaar:
Zeer vaak (>10%): hoofdpijn, misselijkheid, myalgie, artralgie, reacties op de injectieplaats (zoals pijn, erytheem, gevoeligheid en verharding), malaise.
Verder zijn gemeld: allergische (anafylactische) reacties, syncope, vasovagale reacties, injectieplaatsreacties (inclusief uitgebreide zwelling van gevaccineerde ledemaat, blaren, nodus die > 1 maand kan aanhouden).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Acute infectieziekte. Overgevoeligheid tetanustoxoïd en difterietoxine.
Patiënten met een immunodeficiëntie (door immunosuppressiva of genetisch defect) vertonen een verminderde immunologische respons. Voorzichtigheid is geboden bij trombocytopenie of bloedstollingsstoornissen. Immunisatie met dit vaccin vervangt niet de standaard immunisatie tegen tetanus of difterie.
NeisVacC: Het vaccin biedt uitsluitend bescherming tegen meningitis veroorzaakt door Neisseria meningitidis type C, niet tegen meningitis of septikemie veroorzaakt door andere typen Neisseria meningitidis. Verder kan het vaccin het optreden van meningokokkengroep C-ziekte niet volledig voorkomen. Patiënten met een immunodeficiëntie (door immunosuppressiva of genetisch defect) vertonen een verminderde immunologische respons. Immunisatie met dit vaccin vervangt niet de standaard immunisatie tegen tetanus. Bij de toediening aan zeer premature kinderen (geboren ≤ week 28 van de zwangerschap) ademhalingscontrole gedurende 48–72 uur overwegen vanwege het potentiële risico van apneu, vooral bij kinderen met een voorgeschiedenis van onvoldoende rijping van de longen; aangezien het voordeel van vaccinatie groot is bij deze groep kinderen, de vaccinatie niet onthouden of uitstellen.
Nimenrix, Menveo: Het vaccin biedt geen bescherming tegen andere Neisseria meningitidis-groepen dan A, C, W135 en Y. Patiënten met een immunodeficiëntie (door immunosuppressiva, HIV-infectie, functionele of anatomische asplenie of genetisch defect) vertonen een verminderde immunologische respons. Immunisatie met dit vaccin vervangt niet de standaard immunisatie tegen difterie of tetanus. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen jonger dan 1 jaar (Nimenrix) en personen ouder dan 55 jaar zijn niet vastgesteld.
Bexsero: Stel vaccinatie uit bij personen die lijden aan een acute, ernstige met koorts gepaard gaande ziekte.
Bij toediening aan zeer premature kinderen (geboren ≤ week 28 van de zwangerschap), de ademhaling controleren gedurende 48–72 uur vanwege het potentiële risico van apneu, vooral bij zuigelingen met een voorgeschiedenis van onvolgroeide longen; aangezien het voordeel van vaccinatie groot is bij deze groep zuigelingen, de vaccinatie niet onthouden of uitstellen.
Patiënten met een immunodeficiëntie (door immunosuppressiva of genetisch defect) kunnen een verminderde immunologische respons hebben.
Niet toedienen aan personen met trombocytopenie of een bloedstollingsstoornis die een contra-indicatie voor intramusculaire injectie vormt, tenzij het mogelijke voordeel duidelijk opweegt tegen het risico van toediening.
Interacties vaccins algemeen:
Gelijktijdig geven van vaccins
Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten
Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.
Van zostervaccin is niet bekend of het een interactie geeft met bloedproducten; er hoeft geen interval te worden aangehouden.
Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.
Relevant:
Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (immunosuppressiva, corticosteroïden, bepaalde Middelen bij inflammatoire aandoeningen, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar), monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking (zie aldaar), alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtagen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax)
Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken (zie aldaar) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.