Hypocalciemie bij convulsies bij neonaten: On-label
Onderhoudsbehoefte calcium in TPV: Off-label
Acute hypocalciemie: On-label
Per ml inj.vlst.: Calciumgluconaat-1-water 94 mg, Calciumsaccharaat-4-water 5 mg
Inf C: calciumgluconaat/glucose 0,011 mmol/100 mg/ml, 0,011 mmol/150 mg/ml
Kauwtablet"45 mg Ca" (1-water) 500 mg
Calcium is van belang voor de botvorming en speelt een rol bij de bloedstolling, de spieractiviteit, het handhaven van de permeabiliteit van de membranen en bij de voortgeleiding van de zenuwprikkels in de neuromusculaire overgangen.
Geen informatie
Acute hypocalciemie; convulsies agv hyperfosfatemie/hypocalciemie | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Calciumdeficientie |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
CALCIUM | ||
---|---|---|
Calci-chew, Cacit
|
A12AA04 | |
A12AA20 |
CALCIUM MET ANDERE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Calci-chew D3,
|
A12AX |
Parenteraal: misselijkheid, braken, duizeligheid, zweten, hyper- en hypotensie, blozen, circulatoire collaps, bradycardie, hartritmestoornissen. Na onjuiste wijze van toedienen: pijn, erytheem, abcessen, calcificatie van zachte weefsels en necrose.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Hypercalciëmie. Ernstige hypercalciurie. Ernstige nierfunctiestoornissen.
Cave reactie met fosfaat in TPN. Cave hypomagnesiaemie, pre-existent of ten gevolge van het toegediende calcium.
Alleen langzame IV injectie of infusie (beide na verdunning), zodat een voldoende langzame toedieningssnelheid ontstaat waardoor irritatie/necrose, welke kan ontstaan bij onopzettelijke extravasatie, wordt vermeden. Maximale toedieningssnelheid: 5 ml/min (1:10 verdunning van Calciumgluconaat 10%)
NIet IM toedienen.
Er zijn gevallen gemeld van fatale reacties met precipitatie van calciumceftriaxon in de longen en nieren bij premature en voldragen pasgeborenen jonger dan 1 maand.
Voorzichtigheid is geboden bij nier-, hart- en ademhalingsinsufficiëntie, cor pulmonale, respiratoire acidose en sarcoïdose. Bij lichte hypercalciurie (> 300 mg (= 7,5 mmol) per 24 uur), lichte tot matige nierfunctiestoornissen of nefrolithiase in de anamnese, de calciumuitscheiding in de urine zorgvuldig controleren. Bij neiging tot nefrolithiase wordt extra vochtopname aanbevolen. Tijdens calciumtherapie geen grote hoeveelheden vitamine D toedienen, tenzij hiervoor een speciale indicatie bestaat. Calciumtoediening bij hypoparathyroïdie dient plaats te vinden op geleide van de calciumspiegel. Omdat de injectievloeistof tot 5 mg/l aluminium kan bevatten, wordt herhaald parenteraal gebruik bij pasgeborenen, kinderen en bij mensen met ernstige nierfunctiestoornissen ontraden in verband met risico van neurologische, hematologische of botafwijkingen. Bij extravasatie van de injectievloeistof de toediening onmiddellijk staken; zo mogelijk oplossing terugzuigen en het weefsel behandelen met fysiologische zoutoplossing en/of corticosteroïden.
Interacties calciumzouten algemeen
Relevant: oraal toegediende calciumzouten verminderen de absorptie van de volgende middelen (met aanbevolen gebruiksadvies):
Er zijn incidentele meldingen van calcium-ceftriaxon-neerslagen in de longen en nieren van neonaten, soms met fatale afloop. Ceftriaxon dient niet te worden gemengd of gelijktijdig te worden toegediend met intraveneuze calciumbevattende oplossingen. De oplossingen mogen wel na elkaar worden toegediend als de infusielijn grondig wordt gespoeld. Bij neonaten jonger dan 28 dagen is de combinatie gecontraïndiceerd, ceftriaxon mag niet worden toegediend bij intraveneuze toediening van calciumbevattende oplossingen.
Niet relevant: de absorptie van strontiumranelaat kan afnemen.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met moxifloxacine, (lev)ofloxacine of van hoge intraveneuze doses calcium met digoxine of adrenaline.
Niet beoordeeld: de absorptie van zink kan afnemen.
Bij intraveneuze toediening van calciumzouten kan door antagonisme voor de calciumkanalen de effectiviteit van verapamil en mogelijk ook van andere calciumantagonisten worden verminderd.
Bij gebruik van hoge doses calciumzouten en thiazidediuretica (verminderen calciumuitscheiding) neemt het risico op hypercalciëmie toe.
Citraat verhoogt de absorptie van aluminiumionen, waardoor bij combinatie van calciumcitraat en algeldraat (bij hyperfosfatemie) een risico op aluminiumintoxicatie bestaat. Bij het oplossen van calcium in bruistabletten en bruisgranulaat ontstaat calciumcitraat.