Fentanyl (transdermaal en nasaal)

Stofnaam
Fentanyl (transdermaal en nasaal)
Merknaam
Durogesic (pleister), Instanyl, Pecfent
ATC code
N02AB03

Fentanyl (transdermaal en nasaal)

Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties

Voor ouders op Apotheek.nl
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Fentanyl is een opiaatagonist, en bindt vooral aan de μ-opioïdreceptor. Fenylpiperidinederivaat. Sterk analgetische werking.

Fentanyl valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Farmacokinetiek bij kinderen

Fentanylconcentraties werden gemeten bij meer dan 250 kinderen in de leeftijd van 2 tot 17 jaar die fentanylpleisters kregen in het dosisbereik van 12,5 tot 300 mcg/uur. Gecorrigeerd voor lichaamsgewicht blijkt de klaring ongeveer 80% hoger te zijn bij kinderen van 2 tot 5 jaar en 25% hoger bij kinderen van 6 tot 10 jaar in vergelijking met kinderen van 11 tot 16 jaar, van wie wordt verwacht dat ze een vergelijkbare klaring hebben als volwassenen. [SmPC Durogesic SMAT].

De verhoogde klaring bij kinderen zou moeten resulteren in een kortere t1/2 dan bij volwassenen, wat ook werd gerapporteerd door Paut et al. Cmax was negatief gecorreleerd met de leeftijd van de patiënt, maar niet met het lichaamsgewicht. Deze resultaten suggereren dat de farmacokinetiek van transdermaal fentanyl bij kinderen vergelijkbaar is met die bij volwassenen. (Paut 2000). De transdermale klaring bij kinderen met kanker was omgekeerd evenredig met het lichaamsgewicht (Collins 1999).

Dosis Leeftijd (gewicht) N Cmax(Gemiddelde +SD) Tmax(Gemiddelde +SD) T ½(Gemiddelde+SD) Referentie
25µg/uur gedurende  72 uur 18-60 mnd (11-20kg) 8 1,7 (0,66) µg/L 18 (11) uur 14,5 (6,2) uur Paut 2000
25-200 µg/uur gedurende 72 uur.  7-18 jaar 11 0,91 - 39 µg/L 18 - >66 uur   Collins 1999

Er zijn geen PK data beschikbaar over intranasaal gebruik bij kinderen. 

Label dosisadvies Kinderformularium

Transdermaal: On-label
Nasaal: Off-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Transdermaal:
Chronische pijn bij opoïdtolerante kinderen van 2-16 jaar.
Dosis fentanyl omrekenen ahv gebruikte dosis morfine PO.

Nasaal: niet geregistreerd voor kinderen

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Pleister, transdermaal 12, 25, 50, 75, 100.
Pleister "12", "25", "50", "75" en "100" geven per uur gemiddeld resp. 12, 25, 50, 75 en 100 µg fentanyl af aan het bloed, gedurende max. 72 uur.

Neusspray 50, 100, 200, 400 microg./dosis

In een intramurale setting kunnen kleinere doseersterktes worden verkregen door de injectievloeistof in de gewenste dosering met een mucosal atomization device op een spuit toe te dienen.

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Algemene doseer informatie

Nasale toediening: de iv vloeistof kan met behulp van een mucosal atomization device (MAD) nasaal worden toegediend


Doseringen

Chronische pijn
  • Transdermaal
    • < 2 jaar
      • Er zijn geen onderzoeken verricht naar werkzame en veilige dosis voor kinderen jonger dan 2 jaar

    • 2 jaar tot 16 jaar
      [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [19]
      • Pleister 12 - 25 microg./uur afhankelijk van het analgetisch effect pleister elke 72 uur vervangen.
      • Gebruik alleen bij kinderen die al minstens het equivalent van 30 mg morfine per dag krijgen.
        Berekening van de dosis:

        1. Omrekening van analgetische behoefte/24 u naar een equianalgetische orale morfinedosis (klik hier voor conversietabel)
        2. Omrekening van orale morfine /24 u naar een equianalgetische transdermale fentanyl dosis:
        Oraal morfine Transdermaal fentanyl
        30-45 mg/dag 12 mcg/uur
        45-90 mg/dag 25 mcg/uur

        Voor het omzetten van doses van > 90 mg orale morfine/dag: 45 mg orale morfine/dag ruwweg overeen met Fentanyl 12 µg/uur transdermaal.

    • 16 jaar tot 18 jaar
      [19]
      • Pleister 12 - 25 microg./uur afhankelijk van het analgetisch effect pleister elke 48-72 uur vervangen.
      • Berekening van de dosis:

        1. Conversie van analgetische behoefte/24 u naar een equianalgetische orale morfinedosis (klik hier voor conversie tabel)
        2. Omrekening van orale morfine /24 u naar een equianalgetische transdermale fentanyl dosis:

        Als de analgesie alleen tijdens de eerste applicatie onvoldoende is, mag de patch na 48 uur worden vervangen door een patch met dezelfde dosis of mag de dosis na 72 uur worden verhoogd.

Acute pijn
  • Nasaal
    • Preterme neonaten (GA <37 weken) en a terme neonaat
      [14] [15] [16] [17]
      • 1 - 2 microg./kg/dosis, zo nodig herhalen.
        • Ademhalingsdepressie, borstwandstijfheid en een lagere biologische beschikbaarheid kunnen optreden.
        • Het gebruik van nasaal  fentanyl is onderzocht bij pasgeborenen > 30 weken PMA
    • 1 maand tot 18 jaar
      [12] [13] [14] [18]
      • 1 - 2 microg./kg/dosis, zo nodig herhalen. Maximale dosering per gift: 100 microg./dosis.
Dyspneu in de palliatieve setting
  • Nasaal
    • Preterne neonaten (GA < 37 weken) en a terme neonaat
      [10]
      • 0,5 - 2 microg./kg/dosis, zo nodig herhalen. Maximale dosering per gift: 100 microg./dosis.
    • 1 maand tot 18 jaar
      [10] [11]
      • 1 - 2 microg./kg/dosis, zo nodig herhalen. Maximale dosering per gift: 100 microg./dosis.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.

GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.

Bijwerkingen bij kinderen

Transdermaal gebruik:
Op basis van de gebundelde veiligheidsgegevens van de 3 pediatrische klinische onderzoeken waren de meest gemelde (d.w.z. ≥ 10% incidentie) gemelde bijwerkingen (met een incidentie in %): braken (33,9%), misselijkheid (23,5%), hoofdpijn (16,3%), constipatie (13,5%), diarree (12,8%) en pruritus (12,8%). Herhaald gebruik kan leiden tot tolerantie, fysieke en psychologische afhankelijkheid (SmPC Durogesic SMAT)
De meeste gerapporteerde bijwerkingen van transdermale fentanyl zijn te wijten aan het geneesmiddel zelf. Er zijn echter wel adhesieproblemen gemeld (meestal opgelost door extra tape aan te brengen) en pijn bij het verwijderen als gevolg van overmatige adhesie (Delgado 2014).

Intranasaal gebruik:
Typische bijwerkingen van fentanyl zoals sedatie, misselijkheid/braken, duizeligheid, slaperigheid gemeld. Bij intranasaal gebruik kan een vieze smaak of jeuk in de neus optreden (Serra et al. 2023).

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Transdermaal:

Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, duizeligheid, hoofdpijn, maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, obstipatie), asthenie, zweten, jeuk.

Vaak (1-10%): verwardheid, hallucinaties, depressie, angst, abnormale dromen, depersonalisatie, abnormaal denken, bewustzijnsdaling of -verlies, vertigo, hyperacusis, anemie, neutropenie, smaakstoornis, tremor, migraine, anorexie, droge mond, buikpijn, dyspepsie, visusstoornissen, spierpijn, rugpijn, oedeem, vermoeidheid, rillingen, allergische reactie (zwelling, irritatie, erytheem) op de toedieningsplaats.

Soms (0,1-1%): urineretentie, huiduitslag, erytheem, urticaria, dyspneu, hypoventilatie, hypo-esthesie, diarree, flatulentie, ileus, dysfagie, dilatatie galwegen, slaapstoornissen, stemmingsveranderingen, agitatie, nachtmerries, euforie, geheugenverlies, hypo- of hypertensie, brady- of tachycardie, vasodilatatie, myoclonus, loop– en evenwichtsstoornis, coördinatiestoornissen, paresthesie, syncope, coma, convulsies, malaise, trombocytopenie, aandachtstoornis, dysartrie, gezichtsoedeem, alopecia, oculaire hyperemie, tinnitus, slaapapneusyndroom, traagheid, dorst, nervositeit, desoriëntatie, spiertrekkingen, spierzwakte, artralgie, koorts.

Zelden (0,01-0,1%): hik, rinitis, hypocalciëmie, hypoglykemie, hypokaliëmie.

Zeer zelden (< 0,01%): libidoverlies, onthoudingsverschijnselen. (Ernstige) ademhalingsdepressie.

Verder zijn gemeld: androgeen-deficiëntie. Delier. Neonataal abstinentiesyndroom (NAS).

Nasaal, oromucosaal

De frequenties van bijwerkingen zijn telkens vastgesteld tijdens behandeling met een ander opioïd.

Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, sedatie, duizeligheid, hoofdpijn. Maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, obstipatie). Asthenie. Hyperhidrose, jeuk.

Vaak (1-10%): verwardheid, desoriëntatie, depressie, angst, vermoeidheid, abnormale dromen, depersonalisatie, abnormaal denken, bewustzijnsdaling of -verlies, vertigo, hyperacusis, migraine. Anemie, neutropenie. Smaakstoornis, anorexie, gewichtsverlies of -toename, stomatitis, droge mond, dyspepsie. Visusstoornissen, miose. Tremor, spierpijn, rugpijn, rillingen, myoclonus. Oedeem. Allergische reactie (zwelling, irritatie) op de toedieningsplaats.

Soms (0,1-1%): diarree, flatulentie, ileus, intestinale perforatie, dilatatie galwegen, peritonitis. Slaapstoornissen, stemmingsveranderingen, nachtmerries, euforie, hallucinaties, delirium, geheugenverlies, aandachtstoornis, nervositeit, hypo- of hypertensie, brady- of tachycardie, vasodilatatie, cardiovasculaire insufficiëntie, Hoesten, dyspneu, slaapapneusyndroom, hypoventilatie, cyanose. Huiduitslag, erytheem, urticaria, gezichtsoedeem, alopecia. Loop- en evenwichtsstoornis, coördinatiestoornissen, convulsies, dysartrie, spiertrekkingen, spierzwakte, artralgie, traagheid, hypo-esthesie, (circumorale) paresthesie. Urineretentie, anurie, proteïnurie. Vaginale bloeding. Malaise, koorts, coma. Trombocytopenie. Spraakstoornis, oculaire hyperemie, tinnitus dorst. Verlaagd hemoglobine of hematocriet.

Zelden (0,01-0,1%): hik. Hypogonadisme.

Zeer zelden (< 0,01%): libidoverlies, androgeendeficiëntie, onthoudingsverschijnselen (misselijkheid, braken, diarree, angst, koude rillingen, beven, zweten). Farynxoedeem en (ernstige) ademhalingsdepressie kunnen optreden. Slapeloosheid.

Verder zijn vermeld (deels met de toedieningsvorm samenhangend): keelirritatie, nasaal ongemak, bloedingen en irritatie van tandvlees, tong- en mondulcera, droge lippen, gelaat-, tong- en lip-oedeem, anafylactische reactie, smaakstoornis, tandbederf, kiespijn, terugtrekkend tandvlees, verlies van tanden, verkleuring orale slijmvliezen, oesofagitis, faryngitis, pneumonie, gingivitis, tongaandoeningen (branderig gevoel, blaarvorming), fotopsie, keelpijn, orale candidiase. Blozen, opvliegers, maag- of buikpijn, gastro-oesofageale reflux. Rinorroe, rinitis, reukstoornis, neusbloeding, neuszweer, perforatie neustussenschot. Daling cortisolspiegel, bijnierinsufficiëntie, androgeendeficiëntie. Afhankelijkheid, verslaving en misbruik. Neonataal abstinentiesyndroom (NAS). Verhoogde prolactinespiegel.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • acute ademhalingsdepressie, astma en chronisch obstructieve
  • longziekten;
  • hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
  • hypovolemie, hypotensie;
  • myasthenia gravis;
  • acute of postoperatieve pijn (omdat gebruik kan leiden tot ernstige of levensbedreigende hypoventilatie en doseringsaanpassing niet mogelijk is).
  • bij de neusspray tevens:
    • eerdere faciale radiotherapie, terugkerende neusbloedingen.
    • gebruik bij opioïd-naïeve patiënten

 

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Sterke remmers van CYP3A4 zoals erytromycine, ketoconazol, itraconazol, fluconazol of ritonavir kunnen de plasmaconcentraties van fentanyl verhogen.

Transdermaal gebruik:
Bij het overschakelen van andere opioïden naar fentanyl transdermaal of het abrupt staken van de therapie kunnen bij sommige patiënten ontwenningsverschijnselen optreden zoals misselijkheid, braken, diarree, angst en tremor. Zeer zelden is gemeld dat langdurig gebruik tijdens de zwangerschap heeft geleid tot ontwenningsverschijnselen bij de pasgeborene. Gevallen van serotoninesyndroom zijn gemeld na gelijktijdig gebruik van fentanyl met sterk serotonerge geneesmiddelen. [SmPC Durogesic SMAT].

Voornamelijk niet-opzettelijke blootstellingen (bijv. inslikken) bij kinderen < 2 jaar werden gemeld aan een National Poison Data System (Thornton 2019).

Intranasaal gebruik kan snel leiden tot afhankelijkheid. Wees voorzichtig bij langdurig gebruik

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Transdermaal:

Het gebruik kan leiden tot gewenning en afhankelijkheid. Misbruik kan leiden tot overdosis en/of overlijden. Bij patiënten die gevoelig zijn voor verslavingsziekten is voorzichtigheid geboden. De kans op een opioïdengebruiksstoornis neemt toe bij een persoonlijke of familiegeschiedenis van middelenmisbruik (incl. alcohol), bij rokers en bij patiënten met een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen zoals ernstige depressie, angst en persoonlijkheidsstoornis. Bespreek vooraf behandeldoel, behandelduur en een stopplan. Beoordeel regelmatig of de behandeling gestaakt kan worden of dat dosisaanpassing nodig is. Controleer op 'drug-seeking' - gedrag en raadpleeg eventueel een verslavingsdeskundige. Voor meer informatie over verantwoord omgaan met opioïden, zie Opiaten.nl. Voor informatie voor de patiënt, zie gebruik van sterke pijnstillers en stoppen met sterke pijnstillers.

Bij chronische niet-maligne pijn is continue langdurige behandeling met opioïden mogelijk niet effectief. Evalueer regelmatig of voortzetting van de behandeling nog aangewezen is.

Houd bij onvoldoende pijnstillend effect rekening met de mogelijkheid van hyperalgesie, tolerantie en progressie van de onderliggende ziekte. Bij hyperalgesie neemt de pijnperceptie toe ondanks stabiele of verhoogde opioïddosering; de pijn kan ook meer gegeneraliseerd optreden of bij normaal niet-pijnlijke stimuli. Verlaag bij hyperalgesie zo mogelijk de dosering of bouw af; bij tolerantie zijn juist hogere doses nodig om dezelfde pijn te behandelen.

Na abrupt staken of dosisverlaging kan het abstinentiesyndroom optreden.

Houd bij afbouwen rekening met de dosis, behandelduur en de respons van de patiënt. Voor de Handreiking afbouw opioïden, zie Afbouwschema's.

Verwijder bij dosisaanpassingen eerst de oude pleister(s), voordat met de nieuwe pleister(s) begonnen wordt. De oude pleister bevat nog werkzame stof; dit kan tot ongewenst hoge bloedspiegels leiden.

Na staken van het gebruik van de pleister moet vervanging door andere opioïden geleidelijk en met lage doses gebeuren in verband met de lange halfwaardetijd.

Wees voorzichtig bij lever- en nierfunctiestoornissen, ongecontroleerde hypothyroïdie, cardiovasculaire aandoeningen zoals bradycardie, longaandoeningen zoals COPD, hypovolemie, alcoholisme en bij ouderen.

Fentanyl niet toepassen bij meer gevoeligheid voor intracraniële effecten van CO2-retentie.

Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, zoals centrale slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Overweeg bij patiënten met CSA om de totale dosering van opioïden te verlagen, omdat de kans op CSA dosisafhankelijk is.

Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as of de hypothalamus-hypofyse-gonade-as beïnvloeden, waardoor de prolactinespiegel stijgt en de cortisol- en testosteronspiegel dalen.

Bij (vermoed) serotoninesyndroom de behandeling staken.

Staak de behandeling bij (vermoeden van) paralytische ileus.

De incidentie en ernst van de ademhalingsdepressie neemt toe met de dosering fentanyl. Na verwijdering van de pleister kan de onderdrukking van de ademhaling nog enige uren voortduren.

Patiënten bij wie ernstige bijwerkingen zijn geconstateerd, dienen tot 24 uur na verwijdering van de pleister te worden gecontroleerd.

Voortijdige vervanging (bv. door verlies) van de pleister kan leiden tot toename van de fentanylspiegel.

De applicatieplek van de pleister niet blootstellen aan externe warmtebronnen; bij een lichaamstemperatuur > 40°C kan de plasmaconcentratie van fentanyl met een derde toenemen; daarom bij koorts controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosering aanpassen.

Accidenteel contact met de pleister kan met name voor kinderen fataal zijn; bij onvoorziene overdracht van een pleister deze onmiddellijk verwijderen van de huid van de persoon die geen pleisters gebruikt.

Bij overschakeling van een andere opioïd op de fentanylpleister kunnen onthoudingsverschijnselen (misselijkheid, braken diarree, angst en rillen) optreden.

Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.

Nasaal, oromucosaal

Het gebruik kan leiden tot gewenning en afhankelijkheid. Misbruik kan leiden tot overdosis en/of overlijden. Bij patiënten die gevoelig zijn voor verslavingsziekten is voorzichtigheid geboden. De kans op een opioïdengebruiksstoornis neemt toe bij een persoonlijke of familiegeschiedenis van middelenmisbruik (incl. alcohol), bij rokers en bij patiënten met een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen zoals ernstige depressie, angst en persoonlijkheidsstoornis. Bespreek vooraf behandeldoel, behandelduur en een stopplan. Beoordeel regelmatig of de behandeling gestaakt kan worden of dat dosisaanpassing nodig is. Controleer op 'drug-seeking' - gedrag en raadpleeg eventueel een verslavingsdeskundige. Voor meer informatie over verantwoord omgaan met opioïden, zie Opiaten.nl.

Gebruik de toedieningsvormen voor doorbraakpijn uitsluitend bij patiënten die een onderhoudsbehandeling met opioïden krijgen, vanwege meer kans op ademhalingsdepressie en overlijden. Doseer voorzichtig bij lever- en nierfunctiestoornissen (de biologische beschikbaarheid kan toenemen en de klaring kan afnemen, met kans op sterker en langer aanhoudend effect), niet gecontroleerde hypothyroïdie, cardiovasculaire aandoeningen zoals bradycardie, (chronische obstructieve) longaandoeningen, hypovolemie, hypotensie, alcoholisme en bij ouderen en verzwakte patiënten. De incidentie en ernst van de ademhalingsdepressie neemt toe met de dosering fentanyl. Observeer de patiënt vanwege de kans op ademhalingsdepressie.

Wees voorzichtig bij patiënten die extra gevoelig zijn voor intracraniale effecten van hypercapnie.

Houd rekening met een mogelijk verhoogde systemische blootstelling bij toediening op beschadigde slijmviezen.

Als de patiënt geen episoden met doorbraakpijn meer heeft, de behandeling onmiddellijk staken. De behandeling van de persisterende achtergrondpijn voortzetten.

Indien de toedieningsvorm voor doorbraakpijn meer dan viermaal per dag moet worden toegediend is er waarschijnlijk sprake van een inadequate dosering van de onderhoudsbehandeling.

Houd als de pijn onvoldoende onder controle is ook rekening met de mogelijkheid van hyperalgesie, tolerantie of progressie van onderliggende ziekte. Bij optreden van hyperalgesie kan dosisverlaging of staken aangewezen zijn.

Staak bij (vermoed) serotoninesyndroom de behandeling.

Bij gebruik > 1 maand kan bijnierschorsinsufficiëntie optreden; bouw zo mogelijk het opioïde-gebruik af en geef corticosteroïden tot de bijnierfunctie hersteld is.

Bij herhaald optreden van epistaxis of nasaal ongemak bij gebruik van de neusspray: overweeg een andere toedieningsvorm voor doorbraakpijn.

Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnieras of -gonadenas beïnvloeden, waardoor het serumprolactine kan stijgen en de cortisol - en testosteron plasmaspiegels kunnen dalen.

Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, zoals centrale slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Overweeg om bij patiënten met CSA de opioïddosering te verlagen.

Als de behandeling met opioïden gestopt moet worden, de patiënt nauwlettend volgen om onthoudingsverschijnselen te beheersen.

De veiligheid en werkzaamheid van de buccale tablet, de sublinguale tablet en de neusspray zijn bij kinderen tot 18 jaar niet vastgesteld. Voor de oromucosale tablet geldt dit voor kinderen tot 16 jaar. Bewaar op een voor kinderen niet bereikbare plek.

Hulpstoffen: Wees voorzichtig met glucose, in de zuigtablet, bij diabetes mellitus. Gebruik ≥ 2 weken kan bovendien de tanden beschadigen.

Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Fentanyl is substraat voor CYP3A4.

Relevant:
Afname fentanyl: de concentratie daalt door krachtige CYP3A4-inductoren.

Toename fentanyl: de concentratie van transdermaal toegediend fentanyl stijgt door krachtige CYP3A4-remmers; de concentratie van intraveneus, oromucosaal, sublinguaal of nasaal toegediend fentanyl stijgt door ritonavir.

Overig effect: gelijktijdig gebruik met fenelzine of tranylcypromine kan leiden tot serotonerge toxiciteit, soms met fatale afloop. Gelijktijdige behandeling moet worden vermeden; aanbevolen wachttijd na staken fentanyl is afhankelijk van de toedieningsvorm.

Niet relevant:
Toename fentanyl: de concentratie van intraveneus, oromucosaal, sublinguaal of nasaal toegediend fentanyl stijgt door de overige krachtige CYP3A4-remmers.

Overig effect: bij combinatie met SSRI's, venlafaxine, vortioxetine of duloxetine kan lichte tot matige serotonerge toxiciteit optreden.

Niet beoordeeld:
De klaring en het verdelingsvolume van etomidaat kunnen met een factor 2-3 dalen zonder dat de halfwaardetijd verandert.

Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van benzodiazepineagonisten, vanwege een verhoogd risico op sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden.


Interacties opoiden algemeen:

Relevant: bij combinatie van fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol met de niet-selectieve MAO-remmers fenelzine en tranylcypromine is serotonerge toxiciteit gemeld (onder andere opwinding, spierrigiditeit, hyperpyrexie, zweten, bewusteloosheid, soms ademhalingsdepressie en hypotensie). Combinatie van fentanyl of pethidine met fenelzine en tranylcypromine moet worden vermeden; bij oxycodon en tramadol moet men bedacht zijn op de symptomen.

Bij combinatie van pethidine met moclobemide of selegiline is serotonerge toxiciteit gemeld.

Bij toevoeging van een partiële agonist/antagonist, waaronder ook het ontwenningsmiddel nalmefeen, kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. De combinatie moet worden vermeden. In geval van buprenorfinepleister kan het omgekeerde wel: een opioïdagonist kan worden toegevoegd aan een buprenorfinepleister bij chronische hevige pijn.

Naloxon en naltrexon zijn antagonisten van opioïden; bij combinatie kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. Toevoeging van naloxon of naltrexon aan een opioïd wordt ontraden, tenzij naloxon of naltrexon bewust wordt toegepast als antidotum bij overdosering van een opioïd. Andersom kan bij toevoeging van een opioïd aan naloxon of naltrexon acute ademnood optreden.

Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie van niet-selectieve MAO-remmers met opioïden anders dan fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol; de meeste fabrikanten ontraden echter het gebruik tijdens of binnen 2 weken na behandeling met niet-selectieve MAO-remmers.

Er is ook onvoldoende onderbouwing voor interactie van moclobemide, rasagiline of selegiline met opioïden anders dan pethidine.

Niet beoordeeld: bij combinatie met hydroxyboterzuur is het risico op ademhalingsdepressie en centraal-depressieve effecten verhoogd. De combinatie wordt afgeraden.
Bij combinatie met gabapentinoïden (gabapentine en pregabaline) is het risico op opioïdoverdosering en ademhalingsdepressie verhoogd. Deze combinatie kan levensbedreigend zijn.

OPIOIDEN

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

NATUURLIJKE OPIUMALKALOIDEN

Hydromorfon

Palladon, Hydagelan
N02AA03

Morfine

Oramorph, Kapanol, MS Contin, Sendolor
N02AA01

Oxycodon

Oxynorm, Oxycontin
N02AA05
FENYLPIPERIDINEDERIVATEN
N02AB02
DIFENYLPROPYLAMINEDERIVATEN

Piritramide

Dipidolor
N02AC03
ORIPAVINEDERIVATEN

Buprenorfine

Temgesic
N02AE01
MORFINANDERIVATEN

Nalbufine

Nubain
N02AF02
OVERIGE OPIOIDEN

Tapentadol

Palexia
N02AX06

Tramadol

Tramagetic, tramal
N02AX02
OPIOIDEN MET NIET-OPIOIDE ANALGETICA
N02AJ13

Referenties

  1. Mercadante S., Cancer pain management in children, Palliat Med, 2004, 18, 654-62
  2. Finkel JC, Transdermal fentanyl in the management of children with chronic severe pain: results from an international study., Cancer, 2005, 104(12), 2847-57
  3. Zernikow B, et al., Transdermal fentanyl in childhood and adolescence: a comprehensive literature review, J Pain, 2007, 8(3), 187-207
  4. Mukherjee K. et al, Adenotonsillectomy in children: a comparison of morphine and fentanyl for peri-operative analgesia, Anaesthesia, 2001, 56(12), 1193-7
  5. Collins JJ, et al., Transdermal fentanyl in children with cancer pain: feasibility, tolerability, and pharmacokinetic correlates, J Pediatr., 1999, 134(3), 319-23
  6. Hunt A, et al., Transdermal fentanyl for pain relief in a paediatric palliative care population., Palliat Med, 2001, 15(5), 405-12
  7. Anand KJ, et al, Consensus statement for the prevention and management of pain in the newborn., Arch Pediatr Adolesc Med, 2001, 155(2), 173-80
  8. Paut O, et al, Pharmacokinetics of transdermal fentanyl in the peri-operative, Anaesthesia, 2000, 55, 1202-1207
  9. Johnson KL, et al, Fentanyl pharmacokinetics in the pediatric population, Anesthesiology, 1984, 61, A441
  10. Harlos MS et al, Intranasal fentanyl in the palliative care of newborns and infants, J Pain Symptom Manage, 2013, Aug;46(2, 265-74
  11. Pieper L et al, Intranasal fentanyl for respiratory distress in children and adolescents with life-limiting conditions, BMC Palliat Care, 2018, Sep 10;17(1), 106
  12. Nemeth, M., et al., Intranasal Analgesia and Sedation in Pediatric Emergency Care-A Prospective Observational Study on the Implementation of an Institutional Protocol in a Tertiary Children's Hospital., Pediatr Emerg Care, 2019, 35(2), 89-95
  13. Serra, S., et al., Intranasal Fentanyl for Acute Pain Management in Children, Adults and Elderly Patients in the Prehospital Emergency Service and in the Emergency Department: A Systematic Review., J Clin Med, 2023, 12(7)
  14. Snyers, D. et al, Intranasal Analgosedation for Infants in the Neonatal Intensive Care Unit: A Systematic Review., Neonatology, 2022, 119(3), 273-284
  15. Sindhur, M., et al., Intranasal fentanyl for pain management during screening for retinopathy of prematurity in preterm infants: a randomized controlled trial., J Perinatol,, 2020, 40(6), 881-887
  16. McNair, C., et al., A cohort study of intranasal fentanyl for procedural pain management in neonates, Paediatr Child Health, 2018, 23(8), e170-e175
  17. Ku, L.C., et al., Intranasal midazolam and fentanyl for procedural sedation and analgesia in infants in the neonatal intensive care unit., J Neonatal Perinatal Med, 2019, 12(2), 143-148
  18. Prescott, M.G., et al., Intranasal analgesia for acute moderate to severe pain in children - a systematic review and meta-analysis. , BMC Pediatr,, 2023, 23(1), 405
  19. JANSSEN-CILAG GmbH, SmPC Durogesic SMAT® transdermales Pflaster (60415.00.00), 2023/03
  20. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 26 nov 2024
  21. Informatorium Medicamentorum, (Interacties), Geraadpleegd 26 nov 2024

Wijzigingen

  • 28 november 2024 15:32: De beschikbare wetenschappelijke literatuur over de toepassing van nasaal fentanyl bij kinderen en neonaten is beoordeeld. Dit heeft geleid tot de toevoeging van PK data, de toevoeging van een intanasaal doseeradvies voor neonaten en kinderen < 6 maanden,
  • 17 juni 2020 11:15: De fentanyl monografien voor transdermale toepassing en nasale toepassing zijn samengevoegd
  • 31 maart 2020 17:19: Bijwerkingen en waarschuwingen toegevoegd op basis van SmpC

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering