Synthetisch antracyclinederivaat met oncolytische werking. Het is een analogon van daunorubicine, maar is lipofieler en heeft daardoor een snellere cellulaire opname dan daunorubicine en doxorubicine. De cytotoxische werking berust op complexvorming met DNA door intercalatie, wat uiteindelijk resulteert in remming van de synthese van DNA en RNA en op interactie met het enzym topo-isomerase II, wat resulteert in DNA-breuken.
De volgende farmacokinetische parameters zijn gevonden na 3 dagen 40 mg/m2 oraal:
t½: 9,2 uur (6,4-25,5 uur)
Cmax: 10,6 ng/ml (2,7-16,7 ng/ml)
De t½ van de orale en intraveneuze toediening zijn vergelijkbaar, deze verschillen wel van de t½ van volwassenen. De Cmax van volwassenen en kinderen is na orale toediening vergelijkbaar. De klaring bij volwassenen is sneller dan bij kinderen.
Poeder voor inj.vlst. (hydrochloride) 5 mg, 10 mg
Oncologische aandoeningen |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Kinderen zijn gevoeliger voor antracycline-geïnduceerde cardiotoxiciteit
Zeer vaak (> 10%): (ernstige) beenmergsuppressie, anemie, ernstige leukopenie, (febriele) neutropenie, granulocytopenie, trombocytopenie. Infectie. Anorexia. Misselijkheid, braken, mucositis/stomatitis, diarree, maagpijn. Alopecia. Koorts. Rode verkleuring van de urine gedurende 1–2 dagen na de behandeling. Vaak (1-10%): cardiomyopathie, sinustachycardie, tachyaritmieën, asymptomatische reductie van de linker ventrikel ejectiefractie, congestief hartfalen. Lokale flebitis, tromboflebitis. Gastro-intestinale bloedingen, buikpijn. Stijging van leverenzymwaarden, bilirubine verhoogd. Huiduitslag, jeuk, ‘radiation recall’-dermatitis. Hemorragie. Soms (0,1-1%): sepsis/septikemie. Secundaire leukemieën (AML, MDS). Hyperurikemie. ECG-afwijking, myocardinfarct. Shock. Oesofagitis, colitis (waaronder ernstige enterocolitis/neutropene enterocolitis met perforatie). Huid- en nagelhyperpigmentatie, urticaria. Dehydratie. Zelden (0,01-0,1%): cerebrale hemorragie. Zeer zelden (< 0,01%): anafylaxie. Pericarditis, myocarditis, atrioventriculair blok, bundeltakblok. Trombo-embolie, opvliegers. Erosies/ulceraties van maag-darmkanaal. Erytheem van de extremiteiten. Verder zijn gemeld: septische shock. Tumorlysissyndroom. Ventriculaire disfunctie, maligne aritmieën, galop-ritme. Dyspneu, longoedeem. Hepatomegalie. (Enkel)oedeem. Weefselhypoxie, weefselnecrose, ascites, periveneuze extravasatie, cellulitis.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Ernstige lever- of nierfunctiestoornis. Niet onder controle gebrachte infectie. Ernstig myocardinsufficiëntie, recent doorgemaakt myocardinfarct, ernstige aritmie. Aanhoudende beenmergsuppressie. Eerdere behandeling met een maximale cumulatieve dosis van idarubicine of andere cardiotoxische producten. Overgevoeligheid voor andere antracyclinen of antraceendionen.
Extravasatie: Direct ijscompressen aanbrengen, minimaal 6 uur. Gedurende 1 week dit 4 maal daags herhalen gedurende 20 minuten. In ernstige gevallen kan wondexcisie nodig zijn. Urine kan rood verkleuren.
I.v.m. de grotere gevoeligheid voor antracycline-geïnduceerde cardiotoxiciteit bij kinderen, dient de hartfunctie langdurig periodiek gecontroleerd te worden.
Algemeen cytostatica: diverse cytostatica kunnen aanleiding geven tot overgevoeligheidsreacties. Een noodset (bevattende epinefrine, clemastine en hydrocortison) dient aanwezig te zijn in de behandelkamer. Daarnaast zijn specifieke antidota aanwezig in de noodset.
Beenmergsuppressie is de dosisbeperkende toxiciteit. Regelmatig het bloedbeeld controleren in verband met beenmergremming met een nadir tussen dag 10–14 (neutrofielen, trombocyten) en een herstel rond de derde behandelweek. Cardiotoxiciteit is een risico van behandeling met antracyclinen en kan acuut of vertraagd (weken tot maanden na beëindiging van de behandeling) optreden. Vóór iedere behandeling de hartfunctie controleren (ECG, LVEF-bepaling door MUGA-scan of echo). Een reductie van het QRS complex, een verlenging buiten de normaalwaarden van het systolische tijdsinterval of een vermindering van de LVEF kunnen een indicatie zijn van door antracyclinen geïnduceerde cardiomyopathie. Bij de eerste signalen van cardiologische verslechtering, de behandeling met idarubicine onmiddellijk stoppen. Risicofactoren voor cardiotoxiciteit zijn een leeftijd jonger dan 15 of ouder dan 70 jaar, actieve of sluimerende hart– en vaatziekten, mediastinumbestraling, voorafgaande of gelijktijdige therapie met verwante antracyclinen of andere cardiotoxische middelen en een hoge cumulatieve dosis idarubicine. Een bolusinjectie wordt afgeraden vanwege het gevaar van extravasatie. Bij extravasatie de toediening stoppen en het gebied rondom de injectieplaats afkoelen. De lever- en nierfunctie vóór en tijdens de behandeling regelmatig controleren. Overweeg een dosisaanpassing indien de bilirubinespiegel stijgt tot ≥ 30 micromol/l of bij een creatininespiegel van ≥ 180 micromol/l. Bloedspiegels van urinezuur, kalium, calciumfosfaat en creatinine na initiële behandeling controleren. In geval van hyperurikemie moet een gepaste behandeling worden ingesteld. Hydratie, het alkalisch maken van de urine en profylaxe met allopurinol om hyperurikemie te voorkomen kunnen de potentiële complicaties van het tumorlysis syndroom tot een minimum beperken.
Relevant: het metabolisme wordt geremd door hoge doses ciclosporine.
Niet beoordeeld: combinatie met trastuzumab wordt ontraden, vanwege een toename van het risico op cardiotoxiciteit. Idarubicine wordt bij voorkeur vermeden tot 24-27 weken na staken van trastuzumab.
Interacties Oncolytica algemeen:
Relevant: de meeste cytostatische oncolytica (niet de tyrosinekinaseremmers en de monoklonale antilichamen) kunnen het effect van cumarinederivaten op vele manireren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van cumarines geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van het cumarinederivaat gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.
Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Dit geldt ook voor de monoklonale antilichamen en de tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar). De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen van natuurlijke oorsprong.
Niet beoordeeld: omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ANTHRACYCLINEN EN VERWANTE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
Cerubidine
|
L01DB02 | |
Zolsketil, Caelyx
|
L01DB01 | |
L01DB07 |
OVERIGE CYTOTOXISCHE ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
L01DC01 |