On-label
Toon SmPC tekstAntracycline antibioticum met oncolytische werking, geïsoleerd uit een stam van Streptomyces peucetius. Verstoort het mitoseproces; de vroege profase door lage doses, de mitose door hoge doses. De nucleïnezuursynthese (DNA, RNA) wordt geremd. Oraal toegediend niet werkzaam.
Geen informatie
Oncologische aandoeningen |
---|
|
Inj.vlst. (hydrochloride) 2 mg/ml
Conc. voor infusieopl. (hydrochloride, liposomaal) 2 mg/ml
Poeder voor infusieopl. (hydrochloride, liposomaal) 50 mg + 1.9 ml oplosm.
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
ANTHRACYCLINEN EN VERWANTE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
Cerubidine
|
L01DB02 | |
Zavedos
|
L01DB06 | |
Novantrone
|
L01DB07 |
OVERIGE CYTOTOXISCHE ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
L01DC01 |
Systemische toediening: Zeer vaak ( > 10%): beenmergdepressie (leukopenie, anemie, trombocytopenie, bloedingen, superinfectie), cardiomyopathie, maag-darmstoornissen (o.a. misselijkheid, braken), alopecia. Vaak (1-10%): mucositis. Soms (0,1-1%): hartritmestoornissen (kan tot maanden na behandeling optreden), overgevoeligheidsreactie (o.a. koorts, urticaria, jeuk, angio-oedeem, anafylaxie). Diarree. Zelden (0,01-0,1%): nagelafwijking (o.a. onycholyse, hyperpigmentatie). Zeer zelden (< 0,01%): (congestief) hartfalen, AV-blok, bundeltakblok, pericarditis, pericarditis-myocarditissyndroom. Maagpijn, anorexie, dehydratie. Myelodysplastisch syndroom, secundaire maligniteit (o.a. acute myeloïde leukemie met een latentieperiode van 1–3 j.). Hand-voetsyndroom (PPE), blozen, ‘radiation recall’-dermatitis. Dysurie, hyperurikemie, acute nierinsufficiëntie. Flebosclerose of tromboflebitis op de toedieningsplaats. Amenorroe, azoöspermie. Verder zijn gemeld: conjunctivitis, sepsis, bronchospasmen, stijging van leverenzymwaarden, ernstige leverbeschadiging evt. leidend tot cirrose (gecombineerd met bestraling van de lever), stralingskeratose.
Intravesicale toediening: hematurie, branderig gevoel in blaas of urethra, strangurie, pollakisurie, (hemorragische) cystitis, ernstige allergische reactie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Beenmergdepressie met een groot risico van bloedingen, ernstige stomatitis. Bestaande hartfunctiestoornissen. Eerdere behandeling met een maximale cumulatieve dosis van antracycline (> 550 mg/m²). Acute infecties. Ernstige leverfunctiestoornis. Voor intravesicale toediening: blaastumor in combinatie met urethravernauwing, waarbij katheterisatie niet mogelijk is, urineweginfecties.
Extravasatie: direct ijscompressen aanbrengen, minimaal 6 uur. Gedurende 1 week dit 4 maal daags herhalen gedurende 20 minuten. In ernstige gevallen kan wondexcisie nodig zijn.
Urine kan rood verkleuren.
Algemeen cytostatica: diverse cytostatica kunnen aanleiding geven tot overgevoeligheidsreacties. Een noodset (bevattende epinefrine, clemastine en hydrocortison) dient aanwezig te zijn in de behandelkamer. Daarnaast zijn specifieke antidota aanwezig in de noodset.
Het bloedbeeld dient regelmatig (iedere 2 w.) te worden gecontroleerd in verband met secundaire leukemie of beenmergremming. De beenmergremming treedt meestal binnen de eerste cycli op, met een nadir tussen dag 10–14 (met een herstel binnen 21 dagen), maar kan ook nog na staken van de therapie optreden. De behandeling niet beginnen of voortzetten bij een aantal polynucleaire granulocyten van < 2000/mm³ (lager bij acute leukemieën). Tijdens de fase van remissie-inductie kan de patiënt verschillende malen een periode van relatieve beenmergaplasie doormaken. De hartfunctie moet vóór, tijdens en na behandeling worden gecontroleerd door middel van ecg, echocardiografie en/of meting van de ejectiefractie in verband met mogelijk optreden van cardiotoxiciteit waaronder ernstige aritmieën en cardiomyopathie. Bij de eerste tekenen van verminderde hartfunctie de toediening onmiddellijk staken. Bestraling voor, tijdens of na de behandeling versterkt de cardiotoxiciteit en hepatotoxiciteit (eventueel leidend tot cirrose); doxorubicine versterkt de (lokale) bijwerkingen van radiotherapie, ook als de behandeling geruime tijd na beëindiging van de radiotherapie aanvangt ('radiation recall'-reactie). Controleer vóór en tijdens behandeling de leverfunctie (ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, bilirubine). Neem ter preventie van uraatnefropathie vanaf drie dagen vóór en tijdens de behandeling maatregelen ter voorkoming van stijging van de urinezuurspiegel (zoals allopurinol, minimaal 3 l/m² vocht per dag en alkaliseren van de urine). Bij extravasatie ontstaat ernstige progressieve weefselnecrose; staak toediening en neem passende maatregelen (behandeling met dexrazoxaan wordt aanbevolen). Doxorubicine kan de urine rood kleuren.
Relevant:
Toename doxorubicine: het metabolisme wordt geremd door proteaseremmers en hoge doses ciclosporine.
Overig effect: de instelling op carbamazepine, fenytoïne en valproïnezuur kan tijdelijk worden beïnvloed tijdens de chemokuur, met als mogelijk gevolg een te lage concentratie van het anti-epilepticum.
Niet relevant: de AUC en Cmax kunnen toenemen door hoge doses verapamil.
De Cmax en AUC van ciprofloxacine, levofloxacine, ofloxacine en oraal toegediend digoxine kunnen afnemen.
De Cmax en AUC van zidovudine kunnen worden verlaagd. Verder kan er in theorie een additief effect van beenmergdepressie zijn.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met fenobarbital of primidon.
Niet beoordeeld: bij gelijktijdige toediening kan paclitaxel de eliminatie van doxorubicine en zijn actieve metabolieten vertragen en de AUC van doxorubicine met 30% verhogen; een doseringsinterval van 24 uur wordt aanbevolen.
Interacties oncolytica algemeen
Combinatie met trastuzumab wordt ontraden, vanwege een toename van het risico op cardiotoxiciteit. Doxorubicine wordt bij voorkeur vermeden tot 25 weken na staken van trastuzumab. Bij neoadjuvante behandeling kan de combinatie van doxorubicine in lage dosering (tot een cumulatieve dosis van 180 mg/m2) met trastuzumab echter wel worden toegepast bij patiënten die nog niet eerder chemotherapie hebben gehad.
Relevant: de meeste cytostatische oncolytica (niet de tyrosinekinaseremmers en de monoklonale antilichamen) kunnen het effect van cumarinederivaten op vele manireren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van cumarines geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van het cumarinederivaat gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.
Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Dit geldt ook voor de monoklonale antilichamen en de tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar). De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen van natuurlijke oorsprong.
Niet beoordeeld: omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.