On-label
Toon SmPC tekstPoeder voor infusieopl. (als hydrochloride) 20 mg + 4 ml oplosm.
Anthracycline antibioticum met oncolytische werking, geïsoleerd uit Streptomyces peucetius. Het remt de DNA- en RNA-synthese en heeft daarnaast antibacteriële en immunosuppressieve eigenschappen.
Geen informatie
Indicatie: Oncologische aandoeningen |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
ANTHRACYCLINEN EN VERWANTE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
L01DB01 | ||
Zavedos
|
L01DB06 | |
Novantrone
|
L01DB07 |
OVERIGE CYTOTOXISCHE ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Bleomedac
|
L01DC01 |
Beenmergremming (m.n. myelopoiese). Hartfalen en/of congestieve cardiomyopathie (vooral na cumulatieve doses van meer dan 550 mg/m2bij volwassenen en 300 mg/m2 bij kinderen), die nog weken tot maanden na beëindiging van de behandeling manifest kan worden. Voorbijgaande ecg-veranderingen of aritmieën. Maag-darmklachten zoals misselijkheid, braken of diarree. Stomatitis (5-7 dagen na toediening). Huidafwijkingen, hyperpigmentatie van huid en nagels. Alopecia. Koorts, rillingen. Hyperurikemie. Zelden een anafylactische reactie. Na extravasatie kan cellulitis en weefselnecrose optreden, alsmede tromboflebitis. Oligo- en azoospermie, alsmede amenorroe kunnen optreden.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Preëxistente gedecompenseerde hartaandoeningen. Eerdere behandeling met een maximale cumulatieve dosis van andere antracyclinen zoals doxorubicine, epirubicine of mitoxantron.
Extravasatie: direct ijscompressen aanbrengen, minimaal 6 uur. Gedurende 1 week dit 4 maal daags herhalen gedurende 20 minuten. In ernstige gevallen kan wondexcisie nodig zijn.
Urine kan rood verkleuren.
Algemeen cytostatica: diverse cytostatica kunnen aanleiding geven tot overgevoeligheidsreacties. Een noodset (bevattende epinefrine, clemastine en hydrocortison) dient aanwezig te zijn in de behandelkamer. Daarnaast zijn specifieke antidota aanwezig in de noodset.
Het bloedbeeld dient regelmatig te worden gecontroleerd i.v.m. beenmergremming, die ook na staken van de therapie nog kan optreden. Op grond hiervan kan onderbreking van de behandeling, dosisaanpassing of verlenging van het therapievrije interval nodig zijn. Tijdens de fase van remissie-inductie kan de patiënt verschillende malen een periode van relatieve beenmergaplasie doormaken; het is daarom (o.a. als infectiepreventie) van belang dat doeltreffende ondersteunende faciliteiten beschikbaar zijn. Voor en tijdens de behandeling dient cardiologisch onderzoek (zowel klinisch, röntgenologisch als elektrocardiografisch) te worden gedaan. De kans op cardiomyopathie is mede afhankelijk van de aanwezigheid van risicofactoren zoals leeftijd (< 15 jaar of > 70 jaar), bestaand cardiovasculair lijden, mediastinumbestraling en voorafgaande of gelijktijdige therapie met verwante antracyclinen of andere cardiotoxische middelen. De urine kan rood verkleuren. Door zowel mannen als vrouwen in de vruchtbare jaren dienen anticonceptieve maatregelen te worden genomen tijdens en ten minste 3 maanden na de therapie.
Relevant:
Toename daunorubicine: het metabolisme wordt geremd door hoge doses ciclosporine.
Overig effect: de instelling op carbamazepine kan tijdelijk worden beïnvloed tijdens de chemokuur, met als mogelijk gevolg een te lage carbamazepineconcentratie.
Niet relevant: de Cmax en AUC van ciprofloxacine, levofloxacine en ofloxacine kunnen afnemen.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met indinavir of ritonavir.
Niet beoordeeld: combinatie met trastuzumab wordt ontraden, vanwege een toename van het risico op cardiotoxiciteit. Daunorubicine wordt bij voorkeur vermeden tot 25-27 weken na staken van trastuzumab.
Interacties oncolytica algemeen
Relevant: de meeste cytostatische oncolytica (niet de tyrosinekinaseremmers en de monoklonale antilichamen) kunnen het effect van cumarinederivaten op vele manireren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van cumarines geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van het cumarinederivaat gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.
Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Dit geldt ook voor de monoklonale antilichamen en de tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar). De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen van natuurlijke oorsprong.
Niet beoordeeld: omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.