Lokaal ontstekingsremmend glucocorticoïd, dat bij normale dosering vrijwel niet systemisch werkzaam is. De (gewone) dosisaerosol kan worden voorzien van de 'Volumatic' (inhalatiekamer). Uit depositiestudies met de extrafijne CFK-vrije dosisaerosolen blijkt een groot deel van het geneesmiddel dat het mondstuk verlaat (> 55%) neer te slaan in de longen en een klein deel (< 35%) in de orofarynx.
Farmacokinetisch onderzoek bij kinderen toont aan dat de A.U.C. (17-BMP) bij een dosis van 200 µg Extrafijne Aërosol toegediend via de Autohaler overeenkomt met de A.U.C. van een dosis van 400 µg bij een CFK-BDP inhalator met voorzetkamer.
Beclometason extra fijn heeft een extra fijne druppelverdeling met een verbeterde pulmonale depositie.
Aerosol (dipropionaat) 50 microg/do, 100 microg/do, 250 microg/do
Aerosol "extrafijn" (dipropionaat) 50 microgg/do, 100 microg/do
Inhalatiepoeder (dipropionaat) 100 microg, 200 microg, 400 microg
Astma |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Bij hogere doses (meer dan 800 mcg/dag) zijn beinvloeding van de botstofwisseling, geringe beinvloeding van de lengtegroei en (uitsluitend biochemisch waarneembare) bijniersuppressie waargenomen in korte termijn studies. De individuele gevoeligheid hiervoor wisselt sterk. De klinische betekenis van beschreven veranderingen op lange termijn is moeilijk vast te stellen. Verder kunnen optreden: psychomotorische hyperactiviteit, slaapstoornissen, angst, depressie, agressie, gedragsveranderingen
Zeer vaak (> 10%): orofaryngeale candidiase, heesheid.
Vaak (1–10%): geïrriteerde keel.
Zelden: overgevoeligheidsreacties zoals jeuk, huiduitslag, urticaria, erytheem.
Zeer zelden (< 0,01%): paradoxale bronchospasmen, piepende ademhaling, dyspneu, hoest. Oedeem van ogen, gelaat, lippen en keel, angio-oedeem. Bijniersuppressie, groeivertraging (bij kinderen). Vermindering botdichtheid. Cataract en glaucoom.
Verder zijn gemeld: wazig zien.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij langdurig gebruik bij kinderen de groei controleren en bij groeiremming proberen de dosering inhalatiecorticosteroïd te verminderen. Kinderen zijn gevoeliger voor de systemische effecten dan volwassenen, met name voor de psychologische en gedragseffecten als ook voor de bijnierschorssuppressie.
Bij nog niet met corticosteroïden behandelde patiënten treedt in de regel binnen 10 dagen een therapeutisch effect op. Soms is er een dusdanige hoeveelheid slijm in de bronchi, dat de werkzame stof niet in de slijmvliezen van de bronchi kan penetreren. In dat geval eerst een korte kuur orale corticosteroïden (ca. 2 weken), naast de inhalator, geven.
Langdurig gebruik van hoge doses inhalatiecorticosteroïden kan leiden tot systemische effecten, zoals het syndroom van Cushing door remming van de bijnierschorsfunctie, vermindering van de botdichtheid, groeivertraging bij kinderen en adolescenten, cataract, glaucoom en psychische- en gedragsstoornissen. Aanbevolen wordt bij kinderen bij langdurige behandeling de groei regelmatig te volgen. Bij groeivertraging de behandeling opnieuw beoordelen en zo mogelijk de dosering verlagen. Bij overschakelen van patiënten die met systemische corticosteroïden zijn behandeld rekening houden met een verminderde bijnierschorsfunctie. beclometason kan voor circa 7 dagen eerst aan de orale corticosteroïden worden toegevoegd, voordat de orale corticosteroïden worden afgebouwd. Bij fysiek belastende situaties zoals stress of operatieve ingrepen kan een aanvullende dosis systemisch werkend corticosteroïd noodzakelijk zijn.
Toenemend gebruik van kortwerkende bronchusverwijdende middelen duidt op een verergering van het astma; het behandelschema kan aangepast moeten worden.
Bij optreden van paradoxale bronchospasmen met een onmiddellijke toename van dyspneu na inhalatie de therapie staken en op een andere behandeling overgaan.
De kans op pneumonie bij COPD neemt toe door het gebruik van inhalatiecorticosteroïden, houd bij het voorschrijven daarom rekening met risicofactoren voor pneumonie (roken, hogere leeftijd, voorgeschiedenis van pneumonie, lage BMI en ernstig COPD).
Longtuberculose kan geactiveerd worden door behandeling met inhalatiecorticosteroïden. Ook kunnen inhalatiecorticosteroïden bepaalde symptomen van longtuberculose en van bacteriële, virale of door schimmels veroorzaakte luchtweginfecties maskeren. Wees voorzichtig bij longaandoeningen zoals bronchiëctasie en pneumoconiose vanwege het risico van een schimmelinfectie.
Overweeg verwijzing naar een oogarts bij ontwikkeling van visusstoornissen. Glaucoom, cataract en zeldzame ziekten als centrale sereuze chorioretinopathie zijn gemeld na systemisch en lokaal gebruik van corticosteroïden.
Na inhalatie zouden interacties kunnen optreden indien absorptie optreedt, maar tot op heden zijn er geen aanwijzingen voor klinisch relevante interacties.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
GLUCOCORTICOIDEN | ||
---|---|---|
Pulmicort, Novolizer, Easyhaler, Cyclocaps
|
R03BA02 | |
Alvesco
|
R03BA08 | |
Flixotide
|
R03BA05 |
PARASYMPATHICOLYTICA | ||
---|---|---|
Atrovent, Ipraxa
|
R03BB01 | |
Spiriva Respimat
|
R03BB04 |