Asparaginase

Stofnaam
Asparaginase
Merknaam
Spectrila (colaspase), Erwinase (crisantaspase)
ATC code
L01XX02
Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Enzym met oncolytische werking, waarvan het werkzame bestanddeel is afgescheiden door Erwinia chrysanthemi (crisantaspase) of Escherichia coli (colaspase). L-asparaginase katalyseert de splitsing van L-asparagine, een voor bepaalde tumorcellen essentieel aminozuur, in L-asparaginezuur en ammoniak. Ook katalyseert het de afbraak van glutamine, dat een rol speelt bij de aanmaak van L-asparagine. Door aanhoudende depletie van exogeen asparagine wordt de eiwitsynthese verstoord en de groei van deze tumorcellen geremd. Eén eenheid L-asparaginase bevat de enzymactiviteit die onder gestandaardiseerde omstandigheden per minuut 1 micromol ammoniak uit L-asparagine afsplitst. Een minimale serumactiviteit van asparaginase ≥ 0,1 IE/ml is gecorreleerd aan complete asparaginedepletie in serum en cerebrospinaalvocht.

Farmacokinetiek bij kinderen

Geen informatie

Algemene opmerkingen

Waardevolle informatie over cytostatica staat vermeld in de behandelprotocollen van van de Stichting Nederlandse Werkgroep Leukemie bij Kinderen (SNWLK). Informatie over bereiden en toedienen is opgenomen in de monografieen van de richtlijn cytostatica, Integrale Kankercentra Nederland

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Acute Lymphatische Leukemie,
Paronal (colonase): hoofdzakelijk bij kinderen: 50-200 I.E./kg/dag of om de 2 dagen gedurende 10-28 dagen. Door de dagelijkse dosis te verhogen kan misschien met een kortere behandelingsduur worden volstaan. Hierdoor daalt de kans op allergische reacties. Om deze reden kan overwogen worden om, wanneer de leeftijd en de fysieke toestand van de patiënt dit toelaat, de dagelijkse toediening te verhogen tot 1000 IE/kg

Erwinase (crisantaspase): intraveneus, intramusculair: aanbevolen dosis 25.000 IE/m² lichaamsoppervlak 3×/week gedurende 2 weken

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Poeder voor injectievloeistof (Colaspase) 10.000 IE.
Poeder voor inj.vlst. (Crisantaspase) 10.000 IE

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

Oncologische aandoeningen
  • Intraveneus
    • 1 maand tot 18 jaar
      [4] [5]
      • Dosis en dosisfrequentie van cytostatica zijn afhankelijk van de aandoening en sterk aan nieuwe inzichten onderhevig. Cytostatica worden in de oncologie/hematologie veelal in combinatie gebruikt. Om deze redenen wordt verwezen naar de gedetailleerde behandelprotocollen.


        Als indicatie wordt de volgende dosering van de fabrikanten genoemd:
        Paronal (colaspase): 50-200 IE/kg/dag of om de 2 dagen gedurende 10-28 dagen.
        Erwinase (crisantaspase): 25.000 IE/m2 3 x per week gedurende 2 weken.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.

GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.

Bijwerkingen bij kinderen

Vergeleken met kinderen kan de incidentie van hepatische en pancreatische toxiciteiten en van veneuze trombo-embolische voorvallen verhoogd zijn bij adolescenten en jongvolwassenen.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10%): infecties (viraal, bacterieel, schimmel-), sepsis (mogelijk fataal). Overgevoeligheidsreacties. Hepatotoxiciteit. Misselijkheid, braken. Gewichtsverlies. Skeletspierpijn, myalgie, artralgie, pijn in extremiteiten. Hyperglykemie, hyperlipidemie, hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie. Leukopenie, (febriele) neutropenie, trombocytopenie, anemie. Verlaagde spiegel antitrombine III, fibrinogeen, verminderde activiteit proteïne C en proteïne S, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd (APTT), protrombinetijd (PT) en INR, stijging amylase, lipase, ALAT, ASAT, bilirubine en alkalische fosfatase (AF) in het bloed.

Vaak (1-10%): bloeding, veneuze en arteriële trombo-embolische voorvallen (waaronder sinustrombose en myocardinfarct). Pancreatitis (waaronder necrotiserende, hemorragische en pseudo-cystevorming, soms fataal). Dyspneu. Encefalopathie (primair, secundair), afasie, hallucinaties, verwarde toestand, hoofdpijn. Diarree, buikpijn. Pancytopenie. Mucositis, koorts, vermoeidheid, reactie op de injectieplaats of lokale overgevoeligheidsreactie zoals huiduitslag, jeuk, pijn of oedeem.

Soms (0,1-1%): anafylaxie. Hypotensie. Coma, convulsie, lethargie, parese, duizeligheid. Hepatische steatose. Nefrotoxiciteit. Diabetische ketoacidose, hyperammoniëmie.

Zelden (0,01-0,1%): posterieur reversibel encefalopathie syndroom (PRES). Leverfalen.

Zeer zelden (< 0,01%): reactieve artritis.

Verder zijn gemeld: hypertensie. Toxische epidermale necrolyse (soms fataal). Cholestase, leververgroting. Acuut nierfalen, verminderde nierfunctie, proteïnurie, uraatnefropathie. Slaperigheid, agitatie. Anorexie. Parotitis. Secundaire hypothyroïdie. Hypoproteïnemie, hypoalbuminemie (soms symptomatisch met perifeer oedeem), toegenomen broomsulfaleïne (BSP)-retentie. Hemolytische anemie. Afgenomen thyroxine-bindend globuline in het bloed.

Spectrila
Zeer vaak (> 10%): overgevoeligheid zoals overmatig blozen, hypotensie, angio-oedeem, dyspneu, huiduitslag. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Oedeem, vermoeidheid. Hyperglykemie. Daling van antitrombine III, fibrinogeen, totaal eiwit, cholesterol, LDL. Stijging van leverenzymwaarden, bilirubine, cholesterol, triglyceriden, VLDL, lipoproteïnase-activiteit, ureum, ammoniak, LDH. Hypoalbuminemie.

Vaak (1–10%): gedissemineerde intravasculaire stolling (DIC), trombose (vooral diep-veneuze trombose en sinus-cavernosustrombose), hemorragie. Bronchospasme. Depressie, verwardheid, hallucinaties. Duizeligheid, slaperigheid, agitatie. Acute pancreatitis (mogelijk fataal). Rugpijn, gewrichtspijn. Verminderde eetlust, gewichtsverlies, hypoglykemie. Anemie, trombocytopenie, leukopenie. Stijging amylase, lipase. Abnormaal EEG: verminderde alfagolf-activiteit, verhoogde thèta- en deltagolf-activiteit.

Soms (0,1–1%): hoofdpijn. Hyperurikemie, hyperammoniëmie.

Zelden (0,01–0,1%): anafylactische shock. Herseninfarct, convulsies, daling van het bewustzijn, coma, posterieur reversibel leuko-encefalopathiesyndroom (PRES). Hemorragische of necrotiserende pancreatitis. Cholestase, icterus, leverfalen, levernecrose. Parotitis. Diabetische ketoacidose.

Zeer zelden (< 0,01%): tremor. Secundaire hypothyroïdie, hypoparathyreoïdie.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 3 × ULN, transaminasen > 10 × ULN);
    pancreatitis (inclusief pancreatitis ten gevolge van asparaginase in de voorgeschiedenis);
  • Spectrila tevens:
    reeds bestaande coagulopathie;
  • een vroegere episode van ernstige hemorragie of ernstige trombose door behandeling met asparaginase.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Extravasatie: Ernstige reacties zijn niet te verwachten.

Cave allergische reacties bij Paronal, bij overgevoeligheid overgaan op Erwinia-asparaginase.

Algemeen cytostatica: diverse cytostatica kunnen aanleiding geven tot overgevoeligheidsreacties. Een noodset (bevattende epinefrine, clemastine en hydrocortison) dient aanwezig te zijn in de behandelkamer. Daarnaast zijn specifieke antidota aanwezig in de noodset.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Overgevoeligheidsreacties of infusie- of injectiegerelateerde reacties, komen vaak voor en kunnen ernstig zijn, met tekenen van anafylaxie of koorts. De lokale of niet-lokale reacties treden vooral op na herhaaldelijke toediening van asparaginase en doorgaans binnen 24 uur na toediening, maar na i.m. toediening van Erwinase zijn ook vertraagde reacties, na 2 dagen of later gemeld. . Bij ernstige overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken en een aangewezen behandeling geven, zoals corticosteroïden en antihistaminica.

Stollingsstoornissen: door het remmende effect van asparaginase op de eiwitsynthese (bv. verminderde synthese van factor II, V, VII, VIII en IX, antitrombine III (ATIII) en proteïne C en S) kunnen stollingsstoornissen optreden zoals trombose, gedissimineerde intravasculaire stolling of een bloeding. De kans op trombose lijkt groter te zijn dan de kans op een bloeding. Daarom voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling de stollingsparameters (PT, aPTT, ATIII en fibrinogeen) controleren; win deskundig advies in bij een daling in ATIII. De kans op trombose tijdens inductietherapie met asparaginase en prednison bij kinderen is groter bij een genetische protrombotische risicofactor (hyperhomocysteïnemie, verhoogd lipoproteïne A, factor VG1691A-mutaties, protrombine G20210A-variatie, methyleentetrahydrofolaatreductase [MTHFR] T677T-genotype). Onderbreek of staak de behandeling bij optreden van een ernstige stollingsstoornis.

Hepatotoxiciteit: voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling de leverparameters controleren. Onderbreek de behandeling bij de ontwikkeling van een ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3 × ULN; transaminasen > 10 × ULN).

Pancreatitis: tijdens de therapie kan pancreatitis ontstaan en in een enkel geval ook hemorragische of necrotiserende pancreatitis. Controleer regelmatig de serumamylase- en lipasespiegel, de glucosespiegel en of er glucose in de urine aanwezig is. Laat de patiënt zich onmiddellijk melden bij eerste tekenen van pancreatitis zoals vooral aanhoudende buikpijn die ernstig kan zijn en naar de rug kan uitstralen, en mogelijk ook misselijkheid, braken, diarree en koorts. Een ernstige hypertriglyceridemie is een risicofactor voor de ontwikkeling van acute pancreatitis. Staak de behandeling definitief indien ernstige pancreatitis optreedt.

Neurotoxiciteit: bij bijwerkingen op het centrale zenuwstelsel (zoals convulsies, duizeligheid, hoofdpijn, lethargie en coma, afwijkingen in EEG), hyperammoniëmie en veneuze sinustrombose uitsluiten. Symptomen als hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, convulsies, acute visusstoornis (voornamelijk corticale blindheid of een homonieme hemianopsie), misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking posterieur reversibel (leuko-)encefalopathiesyndroom (PRES). Het is onduidelijk of asparaginase bijdraagt aan de ontwikkeling van dit syndroom. Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren. Bij bevestiging van de diagnose overwegen de behandeling definitief te staken.

Hyperammoniëmie kan optreden tijdens de behandeling, de kans is groter bij bestaande leverfunctiestoornis. In zeldzame gevallen kan een ernstige vorm ontstaan met neurologische stoornissen zoals convulsies en coma.

Hyperglykemie kan optreden door o.a. een afgenomen insulineproductie en -afgifte door asparaginase. In zeldzame gevallen kan het leiden tot diabetische ketoacidose. Glucocorticosteroïden versterken overigens dit effect. Controleer regelmatig de glucosespiegel en de aanwezigheid van glucose in de urine.

Hyperlipidemie: diverse veranderingen in de lipiden kunnen optreden, vaak zonder klinische symptomen. Ernstige hypertriglyceridemie kan echter voorkomen en de kans op acute pancreatitis vergroten. Controleer tijdens de behandeling regelmatig de triglyceriden en het cholesterol; hyperlipidemie behandelen.

Overschakelen op andere asparaginasebevattende geneesmiddelen: kan zinvol zijn bv. bij lage asparaginaseniveaus (waarbij vaak sprake is van antilichaamvorming en wat in verband wordt gebracht met afgenomen asparaginase-activiteit) of bij overgevoeligheid voor colaspase of crisantaspase.

Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij Philadelphia-chromosoompositieve patiënten (Spectrila). 

Interacties Bron: KNMP Kennisbank

Niet beoordeeld: bij toediening van asparaginase vlak voor of gelijktijdig met methotrexaat kan het effect van methotrexaat worden verzwakt, bij toediening 9-10 dagen vóór of kort na methotrexaat kan het effect van methotrexaat worden versterkt.

Bij toediening vlak voor of gelijktijdig met vincristine of prednison kan de toxiciteit toenemen.

Interacties oncolytica algemeen:

Relevant: de meeste cytostatische oncolytica (niet de tyrosinekinaseremmers en de monoklonale antilichamen) kunnen het effect van cumarinederivaten op vele manireren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van cumarines geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van het cumarinederivaat gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.

Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Dit geldt ook voor de monoklonale antilichamen en de tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar). De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.

Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen van natuurlijke oorsprong.

Niet beoordeeld: omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.

 

OVERIGE ONCOLYTICA

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

METHYLHYDRAZINEN

Procarbazine

Natulan
L01XB01
MONOKLONALE ANTILICHAMEN

Blinatumomab

Blincyto
L01XC19

Ipilimumab

Yervoy
L01XC11
PROTEINEKINASEREMMERS

Dasatinib

Sprycel
L01XE06

Imatinib

Glivec
L01XE01
OVERIGE ONCOLYTICA

Amsacrine

Amsidine
L01XX01

Hydroxycarbamide

Siklos, Xromi
L01XX05
L01XX19

Mitotaan

Lysodren
L01XX23

Pegaspargase

Oncaspar
L01XX24
L01XX71

Tretinoine oraal

Vesanoid
L01XX14
PROTEASOOMREMMERS

Bortezomib

Velcade
L01XG01

Referenties

  1. Rademaker C.M.A. et al, Geneesmiddelen-Formularium voor Kinderen, 2007
  2. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 11-6-2021
  3. Informatorium Medicamentorum, (Interacties), Geraadpleegd 25 april 2016
  4. Nycomed BV, SPC Paronal (RVG 16575), www.cbg-meb.nl, Geraadpleegd 26 mei 2010, http://db.cbg-meb.nl/IB-teksten/h16575.pdf
  5. EUSA Pharma SAS, SmPC Erwinase (RVG 16986) 31-08-2019, www.cbg-meb.nl

Wijzigingen

  • 10 november 2015 08:42: Toevoeging dosisinfo Erwinase obv SmPC

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering