On-label
Toon SmPC tekstGlucocorticoïd, dat via verstuiving in de neus lokaal werkzaam is. Anti-allergische werking: na 3–4 dagen.
Geen informatie
Allergische rhinitis |
---|
Neusspray (furoaat) 50 µg/do
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
SYMPATHICOMIMETICA | ||
---|---|---|
Vicks Sinex, Nasivin
|
R01AA05 | |
Bisolnasal
|
R01AA09 | |
Otrivin
|
R01AA07 |
SYMPATHICOMIMETICA, COMB.PREPARATEN, EXCL CORTICOSTEROIDEN | ||
---|---|---|
R01AB01 |
ANTI-ALLERGISCHE MIDDELEN, EXCL CORTICOSTEROIDEN | ||
---|---|---|
Allergodil, Carelastin
|
R01AC03 | |
Prevalin
|
R01AC01 | |
Livocab
|
R01AC02 |
CORTICOSTEROIDEN | ||
---|---|---|
Dymista
|
R01AD58 | |
R01AD01 | ||
Rhinocort
|
R01AD05 | |
Avamys
|
R01AD12 | |
Flixonase
|
R01AD08 | |
Nasacort
|
R01AD11 |
OVERIGE MIDDELEN VOOR NASAAL GEBRUIK | ||
---|---|---|
R01AX10 |
Groeivertraging, psychologische (gedrags)effecten.
Vaak (1-10%): neusbloeding, faryngitis, nasale irritatie of ulceratie. Hoofdpijn. Infectie van bovenste luchtwegen. Keelirritatie. Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreacties (bronchospasmen, dyspneu, anafylaxie), angioneurotisch oedeem. Zeer zelden (< 0,01%): verandering van reuk en smaak. Gemeld zijn: systemische effecten vooral bij langdurig gebruik van hoge doses: Cushingsyndroom-achtige verschijnselen, onderdrukking van de bijnieren, cataract, glaucoom,
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Lokale infecties van de neusmucosa. Recente neusoperatie of trauma. Overgevoeligheid voor corticosteroïden of benzalkoniumchloride.
Bij kinderen de lengte regelmatig controleren. Wanneer groei wordt geremd behandeling opnieuw overwegen/dosis verlagen.
Voorzichtigheid is geboden bij latente of actieve tuberculeuze infecties (respiratoir), onbehandelde mycotische, bacteriële of systemische virale infecties of bij oculaire herpes simplexinfectie. Bij een potentiële kans op immunosuppressie bestaat een risico bij blootstelling aan infecties zoals waterpokken en mazelen. Indien naast nasaal toegediend mometason ook systemische corticosteroïden worden toegepast, dient dosisverlaging of beëindiging van de orale steroïden geleidelijk en onder strenge controle te geschieden vanwege de kans op bijnierschorsinsufficiëntie. Bij langdurig gebruik van hoge doseringen kunnen systemische bijwerkingen optreden. Bij onderhoudstherapie dient het neusslijmvlies regelmatig te worden gecontroleerd. Mometason is niet bestudeerd bij eenzijdige poliepen, poliepen geassocieerd met cystische fibrose of poliepen die de neusholtes volledig verstoppen.
Na nasale toediening zouden interacties kunnen optreden indien absorptie optreedt, maar tot op heden zijn er geen aanwijzingen voor klinisch relevante interacties.
Mometason is substraat voor CYP3A4.
Niet relevant: de concentratie stijgt door krachtige CYP3A4-remmers.