Corticosteroïd, dat na verstuiving in de neus lokaal werkzaam is. Werking: volledig na enkele dagen, in zeldzame gevallen na twee weken.
Geen informatie
Neusspray 32 microg/do , 50 microg/do, 100 microg/do
Allergische rhinitis |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Vaak (1-10%): irritatie van de neus, bloederige afscheiding uit de neus. Soms (0,1-1%): droge neus, niesaanvallen. Directe en vertraagde overgevoeligheidsreacties (urticaria, huiduitslag, dermatitis, pruritus, angio-oedeem). Zelden (0,01-0,1%): systemische corticosteroïd-effecten zoals bijnierschorssuppressie en groeivertraging. Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reactie, ulceratie of atrofie van het neusslijmvlies, neusseptumperforatie, geur- en smaakverandering, verlies reukvermogen, dysfonie. Verder zijn gemeld: cataract, glaucoom.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor corticosteroïden.
Vanwege de immunosuppressieve werking kunnen infecties (m.n. bij kinderen) een ernstiger beloop hebben en dient men besmetting met waterpokken en mazelen te voorkomen. Bij kinderen ook de lengte regelmatig controleren. Wanneer groei wordt geremd behandeling opnieuw overwegen of de dosis verlagen.
Indien naast nasaal toegediend budesonide ook systemische corticosteroïden worden toegepast, dient dosisverlaging of -beëindiging van de orale steroïden geleidelijk en onder strenge controle te geschieden. Bij overschrijding van de aanbevolen dosering kan een effect op de bijnierschors niet volledig worden uitgesloten. Allergische rinitis is bij veel patiënten een seizoenverschijnsel; behandeling van seizoensgebonden rinitis dient bij voorkeur aan te vangen vóór blootstelling aan allergenen. Vasomotorische rinitis wordt gekenmerkt door perioden van remissies en exacerbaties; de behandeling dient te worden beperkt tot de periode die nodig is om de aandoening te beheersen. Er dient op te worden gewezen dat het effect pas na enige dagen merkbaar is. Bij langdurig gebruik van hoge doseringen of bij een gestoorde leverfunctie kunnen systemische bijwerkingen optreden, zoals Cushingsyndroom-achtige verschijnselen, bijnierschorssuppressie, groeionderdrukking bij kinderen, cataract en glaucoom. Bij onderhoudstherapie dient het neusslijmvlies regelmatig te worden gecontroleerd op het optreden van atrofie of candidiasis. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met actieve of rustige longtuberculose en bij patiënten met schimmel- of virale luchtweginfecties. Gebruik van budesonide tijdens het optreden van infecties vermijden. Bij contact van budesonide met de ogen onmiddellijk met water uitspoelen. Bij een ernstige verstopping van de neus kan een nasale vasoconstrictor worden gebruikt tijdens de eerste 2–3 dagen van de behandeling.
Na nasale toediening zouden interacties kunnen optreden indien absorptie optreedt, maar tot op heden zijn er geen aanwijzingen voor klinisch relevante interacties.
Budesonide is substraat voor CYP3A4 en P-gp.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
SYMPATHICOMIMETICA | ||
---|---|---|
Vicks Sinex, Nasivin
|
R01AA05 | |
Bisolnasal
|
R01AA09 | |
Otrivin
|
R01AA07 |
SYMPATHICOMIMETICA, COMB.PREPARATEN, EXCL CORTICOSTEROIDEN | ||
---|---|---|
R01AB01 |
ANTI-ALLERGISCHE MIDDELEN, EXCL CORTICOSTEROIDEN | ||
---|---|---|
Allergodil, Carelastin
|
R01AC03 | |
Prevalin
|
R01AC01 | |
Livocab
|
R01AC02 |
CORTICOSTEROIDEN | ||
---|---|---|
Dymista
|
R01AD58 | |
R01AD01 | ||
Avamys
|
R01AD12 | |
Flixonase
|
R01AD08 | |
Nasonex
|
R01AD09 | |
Nasacort
|
R01AD11 |
OVERIGE MIDDELEN VOOR NASAAL GEBRUIK | ||
---|---|---|
R01AX10 |