Oxycodon is een agonist voor de μ-, к- en δ-receptor met een analgetische, anxiolytische, antitussieve en sedatieve werking. De farmacologische werking wijkt weinig af van die van morfine; uit klinisch onderzoek zijn er wel aanwijzingen dat aanvullende analgetische medicatie frequenter nodig is dan bij een vergelijkbaar morfinepreparaat. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.
De volgende farmacokinetische parameters (ranges (mediaan)) zijn gevonden na eenmalige intraveneuze toediening van 0,1 mg/kg:
| Leeftijd | n= | t½ (min) | Cl (ml/min/kg) | Vd (ml/kg) | Referenties |
| < 1 week (GA 33-36 weeks) | 4 | 432-846 | 2,3-5,7 | 2400-3800 | Pokela 2005 |
| < 1 week (GA 37-40 weeks) | 6 | 144-306 | 9,5-17,2 | 1900-4700 | Pokela 2005 |
| 1 week tot 2 mnd | 6 | 96-696 (216) | 3,7-40,4 (20,1) | 1300-8500 (5600) | Pokela 2005 |
| 2 tot 6 mnd | 6 | 48-234(120) | 14,8-80,2 (15,4) | 1800-6000 (3200) | Pokela 2005 |
| 6 mnd tot 9,8 jaar | 39 | 73-208 | 8,5-21,2 | 1200-4100 | Olkkola 1994, Kokki 2004, Kokki 2017 |
Kokki 2004 beschrijft daarnaast grote interindividuele variatie; een Cmax van 1.7 tot 14.5 ng/ml (gemiddelde±SD 9,2±4,9 ng/ml) werd bereikt na 60 tot 360 minuten (gemiddelde±SD 193±137 minuten) bij 9 kinderen van 6 maanden tot 7 jaar na een eenmalige toediening van 0,1 mg/kg via orogastrische sonde.
Ernstige pijn:
< 12 jaar: off-label
≥ 12 jaar: on-label
Capsule (hydrochloride-0-water)5 mg, 10 mg, 20 mg
Tablet (hydrochloride-0-water) 5 mg, 10 mg
Drank (hydrochloride-0-water) 10 mg/ml
Smelttablet "instant" (hydrochloride-0-water) 5 mg, 10 mg, 20 mg
Tablet met gereguleerde afgifte (hydrochloride-0-water) 5 mg, 10 mg, 15 mg, 20 mg, 30 mg, 40 mg, 60 mg, 80 mg, 120 mg,
LET OP: 10 mg orale oxycodon is gelijk aan ongeveer 20 mg orale morfine en 10 mg morfine IV.
| Ernstige pijn |
|---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Zeer vaak (> 10%): sedering of sufheid, slaperigheid, obstipatie, misselijkheid en braken, hoofdpijn, jeuk.
Vaak (1-10%): anorexie, diarree, buikpijn, dyspepsie, droge mond, duizeligheid, tremor, asthenie, lethargie, vermoeidheid, nervositeit, slapeloosheid, angst, verwardheid, abnormale gedachten en dromen, depressie, bronchospasme, verminderde hoestreflex, dyspneu, huiduitslag, hyperhidrose, koorts.
Soms ( 0,1-1%): droge huid, exfoliatieve dermatitis. Desoriëntatie, euforie, agitatie, stemmingsveranderingen, hallucinaties, nachtmerries, amnesie, verminderde concentratie, visusstoornissen, miose, vertigo. Palpitaties (als ontwenningsverschijnsel), supraventriculaire tachycardie, syncope, vasodilatatie. Convulsies, paresthesie, spiertrekkingen, hypertonie, hypotonie, hypo-esthesie. Smaak– en spraakstoornis, dorst, dehydratie, urineretentie. Oedeem, stijging van leverenzymwaarden. Dysfagie, gastritis, oprispingen, flatulentie, maag-darmstoornissen, ileus, de hik, rillingen. Verminderd libido, erectiestoornis, hypogonadisme. Malaise. Ademhalingsdepressie, hoest. Lichamelijke afhankelijkheid kan optreden.
Zelden (0,01-0,1%): urticaria, toegenomen eetlust, lymfadenopathie, Herpes Simplex, melena, hematurie, gewichtsverandering, .
Gemeld zijn: allergische reacties, anafylaxie, exfoliatieve dermatitis, tandbederf, (orthostatische) hypotensie (bij parenterale toediening vaak), spasmen van de galwegen of urethra, cholestasis, Sfincter van Oddi-disfunctie, amenorroe, agressie, centrale slaapapneu (CSA), neonataal abstinentiesyndroom en met name bij hoge doseringen hyperalgesie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij kinderen met obesitas wordt op basis van beperkte gegevens aangeraden om te doseren op basis van adjusted body weight (ABW) (Ross et al. 2015). Dit kan als volgt worden berekend:
ABW = ideaal lichaamsgewicht + 0,25 x (totaal lichaamsgewicht-ideaal lichaamsgewicht)
Opioïden zijn geen eerstelijnstherapie voor chronische niet-maligne pijn, en ook niet geschikt als monotherapie. Het gebruik kan leiden tot gewenning (hogere doseringen kunnen nodig zijn voor adequate pijnstilling) en psychische afhankelijkheid; wees voorzichtig bij voor verslaving gevoelige patiënten. Beoordeel de voorgeschiedenis op het gebied van misbruik en verslaving (incl. aan alcohol); oxycodon kan door mensen met latente of manifeste verslaving gezocht en misbruikt worden. De kans op het ontwikkelen van opioïde-misbruik (opioid use disorder, OUD) neemt toe bij hogere dosering en langer durende behandeling, een persoonlijke of familiegeschiedenis van middelenmisbruik (incl. alcohol en roken) of bij een persoonlijke geschiedenis van psychische stoornissen, zoals depressie, angst- en persoonlijkheidsstoornissen. Controleer de patiënt op drugszoekend gedrag (bv. te vroeg vragen om een herhaalrecept). Stel vooraf behandeldoelen, behandelduur en het stopzettingsplan vast met de patiënt. Beoordeel de noodzaak van voortgezette behandeling bij niet-maligne pijn (bv. pijn door chronische osteoartritis of tussenwervelschijfaandoeningen) regelmatig opnieuw. Voor meer informatie over verantwoord omgaan met opioïden, zie Opiaten.nl. Voor informatie voor de patiënt, zie op thuisarts.nl: gebruik van sterke pijnstillers en stoppen met sterke pijnstillers.
Bij abrupt staken van een chronische behandeling kunnen ontwenningsverschijnselen optreden (rusteloosheid, tranenvloed, loopneus, geeuwen, transpiratie, koude rillingen, spiertrillingen, spierpijn, convulsies, zweten, mydriase, palpitaties; eventueel ook prikkelbaarheid, angst, rugpijn, gewrichtspijn, zwakte, buikkramp, slapeloosheid, misselijkheid, anorexie, braken, diarree, verhoogde bloeddruk/ademhalingsfrequentie/hartslag). Voor meer informatie over afbouwen, zie de Handreiking afbouw opioïden: afbouwschema's.
Wees voorzichtig bij (verlaag zo nodig de dosis)
Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, zoals centrale slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Overweeg bij patiënten met CSA om de totale dosering van opioïden te verlagen, omdat de kans op CSA dosisafhankelijk is.
Bij CYP2D6-polymorfismen kan bij poor en intermediate metabolizers de plasmaconcentratie van oxycodon verhoogd en die van de actieve metaboliet verlaagd zijn; bij ultra-rapid metabolizers kan de plasmaconcentratie van oxycodon verlaagd en die van de actieve metaboliet verhoogd zijn. Een alternatief of monitoring wordt aanbevolen.
Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as of de hypothalamus-hypofyse-gonade-as beïnvloeden, waardoor de prolactinespiegel stijgt en de cortisol- en testosteronspiegel dalen.
Bij paralytische ileus het gebruik onmiddellijk staken.
Oxycodon kan disfunctie en spasme van de sfincter van Oddi veroorzaken, waardoor het risico op symptomen van de galwegen, en van pancreatitis toeneemt. Wees voorzichtig bij patiënten met pancreatitis en aandoeningen van de galwegen.
Hyperalgesie die niet reageert op dosisverhoging kan optreden, met name bij hoge doseringen; eventueel de dosis verlagen of overstappen op een ander opioïd.
Het gebruik dient zes uur (capsule/tablet/injectie) dan wel 24 uur (tablet met gereguleerde afgifte) vóór een pijnverlichtende operatie te worden gestaakt. Indien nodig kan na de operatie de dosering aan de nieuwe behoefte worden aangepast (de retardtablet pas vanaf 12–24 uur na de ingreep). Houd bij buikoperaties rekening met verminderde darmmotiliteit door oxycodon.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Oxycodon is substraat voor CYP3A4 (hoofdroute) en CYP2D6.
Relevant:
Afname oxycodon: de concentratie daalt door krachtige CYP3A4-inductoren.
Toename oxycodon: de concentratie stijgt door krachtige CYP3A4-remmers en lopinavir.
Overig effect: bij combinatie met fenelzine of tranylcypromine kan serotonerge toxiciteit optreden.
Niet relevant:
Bij combinatie met SSRI's, venlafaxine, vortioxetine of duloxetine kan lichte tot matige serotonerge toxiciteit optreden.
Niet beoordeeld:
Cimetidine kan het metabolisme remmen.
Kinidine remt de vorming van oxymorfon door CYP2D6 vrijwel volledig.
Bij combinatie met benzodiazepineagonisten is er een verhoogd risico op sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden.
Alcohol kan de afgifte van oxycodon uit een preparaat met gereguleerde afgifte versnellen. Gebruik van alcohol wordt ontraden.
Grapefruitsap kan de biologische beschikbaarheid verhogen door remming van CYP3A4. Bij kortdurend gebruik van 1 glas of 2 grapefruits per dag is het risico op bijwerkingen laag.
Opioïden algemeen:
Relevant:
Bij combinatie van fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol met de niet-selectieve MAO-remmers fenelzine en tranylcypromine is serotonerge toxiciteit gemeld (onder andere opwinding, spierrigiditeit, hyperpyrexie, zweten, bewusteloosheid, soms ademhalingsdepressie en hypotensie). Combinatie van fentanyl of pethidine met fenelzine en tranylcypromine moet worden vermeden; bij oxycodon en tramadol moet men bedacht zijn op de symptomen.
Bij combinatie van pethidine met moclobemide of selegiline is serotonerge toxiciteit gemeld.
Bij toevoeging van een partiële agonist/antagonist, waaronder ook het ontwenningsmiddel nalmefeen, kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. De combinatie moet worden vermeden. In geval van buprenorfinepleister kan het omgekeerde wel: een opioïdagonist kan worden toegevoegd aan een buprenorfinepleister bij chronische hevige pijn.
Naloxon en naltrexon zijn antagonisten van opioïden; bij combinatie kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. Toevoeging van naloxon of naltrexon aan een opioïd wordt ontraden, tenzij naloxon of naltrexon bewust wordt toegepast als antidotum bij overdosering van een opioïd. Andersom kan bij toevoeging van een opioïd aan naloxon of naltrexon acute ademnood optreden.
Niet relevant:
Gabapentine en pregabaline kunnen de werking van opioïden versterken. De depressieve werking op het centrale zenuwstelsel neemt toe, met als mogelijk gevolg een hoger risico op overmatige sedatie en ademhalingsdepressie.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie van niet-selectieve MAO-remmers met opioïden anders dan fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol; de meeste fabrikanten ontraden echter het gebruik tijdens of binnen 2 weken na behandeling met niet-selectieve MAO-remmers.
Er is ook onvoldoende onderbouwing voor interactie van moclobemide, rasagiline of selegiline met opioïden anders dan pethidine.
Niet beoordeeld:
Bij combinatie met hydroxyboterzuur is het risico op ademhalingsdepressie en centraal-depressieve effecten verhoogd. De combinatie wordt afgeraden.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
| NATUURLIJKE OPIUMALKALOIDEN | ||
|---|---|---|
|
Palladon, Hydagelan
|
N02AA03 | |
|
Oramorph, MS Contin, Sendolor
|
N02AA01 | |
| FENYLPIPERIDINEDERIVATEN | ||
|---|---|---|
|
Durogesic (pleister), Instanyl, Pecfent
|
N02AB03 | |
| N02AB02 | ||
| DIFENYLPROPYLAMINEDERIVATEN | ||
|---|---|---|
|
Dipidolor
|
N02AC03 | |
| ORIPAVINEDERIVATEN | ||
|---|---|---|
|
Temgesic
|
N02AE01 | |
| MORFINANDERIVATEN | ||
|---|---|---|
|
Nubain
|
N02AF02 | |
| OVERIGE OPIOIDEN | ||
|---|---|---|
|
Palexia
|
N02AX06 | |
|
Tramal
|
N02AX02 | |
| OPIOIDEN MET NIET-OPIOIDE ANALGETICA | ||
|---|---|---|
|
Zaldiar
|
N02AJ13 | |