On-label
Toon SmPC tekstPoeder voor inj./infusieopl. 1 g, 2 g
Poeder voor infusieopl. 1 g + 50 ml oplosm.
Bereid uit normaal humaan versbevroren plasma. Het wordt onder invloed van trombine, geactiveerde stollingsfactor XIII (F XIIIa) en calciumionen omgezet in een stabiel en elastisch fibrinenetwerk, resulterend in bloedstolling. Normaalwaarde plasmafibrinogeen: 2–4 g/l; bij < 0,5–1 g/l kunnen bloedingen optreden.
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Bloeding |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
VITAMINE K | ||
---|---|---|
Vitamine K, Davitamon K, Konakion mixed micelles
|
B02BA01 |
LOKALE HAEMOSTATICA | ||
---|---|---|
Tissucol duo
|
B02BC30 |
BLOEDSTOLLINGSFACTOREN | ||
---|---|---|
Plasmaproducten: Immunine, Mononine,Nonafact; Recombinant DNA producten: Albutrepenonacog alfa (Idelvion), eftrenonacog alfa (Alprolix), nonacog gamma (Rixubis) en nonacog beta pegol (Refixia).
|
B02BD04 | |
Plasmaproducten: Octanate, Wilate, Aafact. Haemate P. Recombinant DNA producten: Advate, Kogenate, Helixate Nex Gen, Refacto AF, Novo Eight, Adynovi, Elocta
|
B02BD02 | |
Cofact, Octaplex, Beriplex
|
B02BD01 |
OVERIGE SYSTEMISCHE HAEMOSTATICA | ||
---|---|---|
Revolade
|
B02BX05 | |
Hemlibra
|
B02BX06 | |
Nplate
|
B02BX04 |
Zelden verhoging van lichaamstemperatuur en allergische reacties, variërend van lichte reacties tot anafylactische shock. Trombo-embolische aandoeningen, waaronder myocardinfarct en longembolie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Manifeste trombose of hartinfarct, behalve bij levensbedreigende bloedingen.
In verband met het risico van trombose of diffuse intravasale stolling de patiënt na toediening nauwkeurig observeren. Om het risico van trombotische complicaties te verkleinen dient de fibrinogeenspiegel tijdens behandeling niet boven laag normale waarden uit te komen. Wegens het risico van trombo-embolische complicaties is terughoudendheid geboden bij coronaire aandoeningen of hartinfarct in de anamnese, bij leverziekten, postoperatief, bij neonaten, bij vergroot risico van trombo-embolieën of diffuse intravasale stolling. De techniek voor de verwijdering of inactivering van virussen is mogelijk niet afdoende voor hepatitis A-virus en parvovirus B19; voorzichtigheid is daarom geboden bij seronegatieve zwangere vrouwen, patiënten met een gecompromitteerd immuunsysteem en bij verhoogde erytropoëse. Vóór toediening de fibrinogeenspiegel met de methode van Clauss bepalen. Bij bloedingen ten gevolge van een verworven fibrinogeentekort bestaat vaak een deficiëntie aan meerdere stollingsfactoren. Dit geldt met name bij leverziekten. In dat geval zo nodig naast fibrinogeen tevens protrombinecomplex toedienen. Bij verbruikscoagulopathie vóór het begin van de behandeling de antitrombine III-spiegels normaliseren en heparine toedienen alvorens een substitutie behandeling met stollingsfactoren te starten. Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare infectieuze agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Bij neiging tot overgevoeligheidsreacties (gegeneraliseerde netelroos, huiduitslag, bloeddrukdaling, ademnood) profylactisch antihistaminica en corticosteroïden toedienen. Bij optreden van allergische/ anafylactische reacties de toediening onderbreken.
Geen.