Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties

Voor ouders op Apotheek.nl
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Insuline kortwerkend

Stofnaam
Insuline kortwerkend
Merknaam
Insuman rapid, Actrapid, Humuline regular
ATC code
A10AB01

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Kortwerkend, zeer ver gezuiverd, recombinant humaan insuline. Insuline verlaagt de bloedglucose, door de opname van glucose door de cellen te verhogen en de afgifte van glucose door de lever te verlagen; het bevordert de glycogeenvorming en vermindert de gluconeogenese. Daarnaast bevordert insuline de eiwitsynthese en remt het de lipolyse (regulering van de mobilisatie van vet uit depots).

Farmacokinetiek bij kinderen

Beperkte data wijzen er op dat het farmacokinetisch profiel bij kinderen en adolescenten gelijk kan zijn aan dat bij volwassenen. Bij Cmax zijn er echter verschillen tussen de leeftijdsgroepen die nogmaals het belang benadrukken van individuele doseringstitratie.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Label dosisadvies Kinderformularium

Diabetes Mellitus: On-label
Acute diabetische keto-acidose: Off-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Diabetes mellitus: De individuele insulinebehoefte ligt gewoonlijk tussen 0,3 en 1,0 internationale eenheden/kg/dag.
 

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Injectievloeistof 100 IE/ml.

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Doseringen

Diabetes Mellitus, insuline afhankelijk
  • Subcutaan
    • < 10 jaar
      [1] [4] [5] [6] [7]
      • 0,4 - 1 IE/kg/dag in 2 - 4 doses. aanpassen op geleide van bloedsuikerspiegel.
      • Er is geen vaste dosis insuline. De dosis dient voor elke patiënt individueel te worden aangepast.
        Behandeling door of na overleg met een kinderarts-specialist (kinder-endocrinoloog) die ervaring heeft met gebruik van insulines

    • ≥ 10 jaar
      [1] [4] [5] [6] [7]
      • 0,6 - 1,7 IE/kg/dag in 2 - 4 doses. aanpassen op geleide van bloedsuikerspiegel.
      • Er is geen vaste dosis insuline. De dosis dient voor elke patiënt individueel te worden aangepast.
        Behandeling door of na overleg met een kinderarts-specialist (kinder-endocrinoloog) die ervaring heeft met gebruik van insuline voor deze indicatie.

         

Neonatale hyperglykemieën
  • Intraveneus
    • Preterme neonaten Zwangerschapsduur < 37 weken
      • 0,013 - 0,025 IE/kg/uur, continu infuus. dosering aanpassen op geleide van bloedsuikerspiegel.
      • Er is geen vaste dosis insuline. De dosis dient voor elke patiënt individueel te worden aangepast.
        Behandeling door of na overleg met een kinderarts-specialist (neonatoloog) die ervaring heeft met gebruik van insuline voor deze indicatie.

    • a terme neonaat
      [8] [10] [13] [14]
      • 0,013 - 0,025 IE/kg/uur, continu infuus. dosering aanpassen op geleide van bloedsuikerspiegel.
      • Er is geen vaste dosis insuline. De dosis dient voor elke patiënt individueel te worden aangepast.
        Behandeling door of na overleg met een kinderarts-specialist (neonatoloog) die ervaring heeft met gebruik van insuline voor deze indicatie.

Acute diabetische keto-acidose
  • Intraveneus
    • 1 maand tot 18 jaar
      [1] [4] [5] [6] [7] [9] [11] [12] [15]
      • 0,025 - 0,05 IE/kg/uur, continu infuus. Dosering aanpassen op geleide van bloedsuikerspiegel.
        • Bij kinderen jonger dan 2 jaar kan op basis van ervaring worden overwogen om te starten met 0,0125 – 0,025 IE/kg/uur.
        • Er is geen vaste dosis insuline. De dosis dient voor elke patiënt individueel te worden aangepast.
        • Bij twijfel overleg met een kinderarts-specialist (kinder-endocrinoloog of kinderarts-intensivist) die ervaring heeft met gebruik van insuline voor deze indicatie.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Bij verminderde nierfunctie kan de insulinebehoefte afnemen. De dosering wordt hierbij ingesteld op basis van bloedglucosemetingen.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Bijwerkingen bij kinderen

De bijwerkingen bij kinderen komen overeen met de bijwerkingen bij volwassenen (SmPC Actrapid)

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie.

Vaak (1-10%): oedeem (m.n. na verbetering van de voorafgaande slechte metabole controle).

Soms (0,1-1%): acute perifere neuropathie (met name bij een snelle verbetering van de glucoseregulatie), die meestal reversibel is. Refractiestoornissen. Huiduitslag, urticaria.

Zeer zelden (< 0,01%): gegeneraliseerde allergische reacties, variërend van gastro-intestinale klachten tot levensbedreigende anafylactische shock met o.a. bronchospasme, larynxoedeem en circulatoire collaps. (Verergering van) diabetische retinopathie, meestal tijdelijk bij een snelle verbetering van de glucoseregulatie.

Verder zijn gemeld: natriumretentie, proliferatieve retinopathie.

Bij subcutane injectie tevens: Vaak (1-10%): lokale overgevoeligheidsreacties, zoals roodheid, zwelling, pijn en jeuk (meestal voorbijgaand na enkele dagen tot weken).

Soms (0,1-1%): lokale lipodystrofie, vooral bij herhaalde injectie op dezelfde plaats.

Verder is gemeld: cutane amyloïdose (op de injectieplaats).

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Hypoglykemie

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Voor intraveneuze toediening dient kortwerkend insuline verdund te worden met NaCl 0,9% en mbv infuuspomp te worden toegediend. Bij voorkeur oplossing van 0,5-1 IE/ml bereiden.
De concentratie van insuline in een fysiologisch zout infuus wordt beïnvloed door adsorptie aan plastic van spuit en toedieningsysteem. Deze adsorptie vindt vooral plaats in de eerste 30-60 minuten na bereiding, daarnaast zijn er aanwijzingen dat dit vooral optreedt bij concentraties beneden 0,2 IE/ml.

Cave hypoglycemie. Cave onverenigbaarheden in een catheter.
 

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Er is kans op lipodystrofie en cutane amyloïdose indien de injectieplaats niet wordt afgewisseld. Na insuline-injectie op plaatsen met dergelijke reacties, is er kans op vertraagde insuline-absorptie en verminderde werking. Er is gemeld dat een plotselinge verandering van injectieplaats, van een aangedaan gebied naar een niet-aangedaan gebied, resulteerde in hypoglykemie.

De waarschuwingssignalen van hypoglykemie kunnen anders worden waargenomen, minder duidelijk of afwezig zijn bij:

  • een aanzienlijke verbetering van de glucosehuishouding;
  • leeftijd > 65 jaar;
  • autonome neuropathie;
  • een lange historie van diabetes;
  • psychiatrische ziekte;
  • combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie rubriek Interacties).

In de volgende omstandigheden zijn extra bloedglucosecontroles nodig en kan een dosisaanpassing noodzakelijk zijn:

  • overschakeling op een andere type of merk insuline;
  • verandering van injectiegebied;
  • verhoogde insulinegevoeligheid (bv. door het wegvallen van stressfactoren);
  • ongebruikelijke, verhoogde of langdurige lichamelijke activiteit;
  • bijkomende ziekten (bv. braken, diarree);
  • onvoldoende voedselinname, overgeslagen maaltijden;
  • alcoholgebruik;
  • bepaalde niet-gecompenseerde endocriene afwijkingen (bv. hypothyroïdie en adenohypofysaire – of bijnierschorsinsufficiëntie);
  • bijkomende behandeling met bepaalde geneesmiddelen (zie rubriek Interacties).

Bij ouderen en bij nier- of leverinsufficiëntie de bloedglucosespiegel vaker controleren.

Bij inadequate dosering of onderbreken van de behandeling kan vooral bij type 1-diabeten hyperglykemie optreden, met als symptomen dorst, frequente mictie, misselijkheid, braken, sufheid, een rode, droge huid, droge mond en anorexie. Onbehandelde hyperglykemie kan bij type 1-diabetes tot diabetische ketoacidose leiden.

Bij de behandeling van diabetische ketoacidose vormt toediening van insuline een onderdeel van een complex therapeutisch regime, dat maatregelen omvat om ernstige complicaties van een relatief snelle verlaging van de bloedglucose tegen te gaan. Dit regime vereist nauwgezette monitoring en bijsturing (metabole status, zuur-base - en elektrolytenstatus, vitale parameters etc.) in een intensivecare-unit of vergelijkbare afdeling.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Relevant: niet-selectieve β-blokkers kunnen het herstel uit een hypoglykemie vertragen en bepaalde symptomen van hypoglykemie (hartkloppingen, tachycardie, trillen) maskeren. Andere waarschuwingssignalen van hypoglykemie (zoals hongergevoel, wazig zien, moeite met concentreren, duizeligheid en zweten) blijven bestaan. Tevens kunnen ze tijdens hypoglykemie kortdurend ernstige hypertensie veroorzaken. Tijdens hypoglykemie komt adrenaline vrij dat direct α-receptoren stimuleert (gevolg onder andere vasoconstrictie) en β-receptoren stimuleert (gevolg onder andere vasodilatatie); door toediening van een β-blokker wordt vasoconstrictie niet langer tegengewerkt. Selectieve β-blokkers hebben deze effecten in mindere mate dan niet-selectieve β-blokkers.

Een niet-selectieve β-blokker wordt bij voorkeur vermeden, maar dit is niet altijd mogelijk. De 'veiligheid' van een selectieve β-blokker is relatief; bij hoge doses kan de selectiviteit verloren gaan.

Niet beoordeeld: bepaalde stoffen kunnen de hypoglykemische werking van insuline versterken, zoals ACE-remmers, anabole steroïden, andere bloedglucoseverlagende middelen, fibraten, fluoxetine, pentoxifylline, MAO-remmers, hoge doses salicylaten en sulfonamideantibiotica.

Bepaalde stoffen hebben een bloedglucoseverhogend effect, zoals atypische antipsychotica (bijvoorbeeld olanzapine), corticosteroïden, danazol, diazoxide, glucagon, isoniazide, proteaseremmers, somatropine, sympathicomimetica zoals adrenaline, salbutamol en terbutaline, thyreomimetica en thiazidediuretica.

Alcohol, clonidine, octreotide, lanreotide en lithium kunnen het hypoglykemische effect versterken of verminderen.

Pentamidine kan een hypoglykemie veroorzaken, die soms wordt gevolgd door een hyperglykemie.

Clonidine heeft een bloedglucoseverhogend effect en kan de symptomen van een hypoglykemie maskeren.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

SNELWERKENDE INSULINES VOOR INJECTIE
A10AB04
MIDDELLANGWERKENDE INSULINES VOOR INJECTIE

Insuline middellangwerkend (insuline isofaan)

Insulatard, Humuline NPH, Insuman Basal
A10AC01
(MIDDEL)LANG- MET SNELWERKENDE INSULINES VOOR INJECTIE
A10AD06

Insuline middellangwerkend en (ultra)kortwerkend (combinatie)

Humuline (comb), Humalog Mix, Novomix, Mixtard, Actraphane
A10AD01
LANGWERKENDE INSULINES VOOR INJECTIE
A10AE

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Referenties

  1. Danne T, et al, A comparison of postprandial and preprandial administration of insulin aspart in children and adolescents with type 1 diabetes, Diabetes Care, 2003, Aug;26(8), 2359-64
  2. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 26 jan 2022
  3. Informatorium Medicamentorum, (Interacties), Geraadpleegd 26 jan 2022
  4. Galli-Tsinopoulou A. , Insulin therapy in children and adolescents with diabetes, Diabetes Res Clin Pract, 2011, Aug;93 Suppl 1, S114-7
  5. Mortensen HB, et al, Rapid appearance and onset of action of insulin aspart in paediatric subjects with type 1 diabetes, Eur J Pediatr, 2000 , Jul;159(7), 483-8
  6. Mortensen HB, et al , Insulin management and metabolic control of type 1 diabetes mellitus in childhood and adolescence in 18 countries. Hvidore Study Group on Childhood Diabetes, Diabet Med, 1998, Sep;15(9), 752-9
  7. Weinzimer SA, et al, A randomized trial comparing continuous subcutaneous insulin infusion of insulin aspart versus insulin lispro in children and adolescents with type 1 diabetes, Diabetes Care, 2008, Feb;31(2), 210-5
  8. Bottino M, et al, Interventions for treatment of neonatal hyperglycemia in very low birth weight infants, Cochrane Database Syst Rev, 2011, (10), CD007453
  9. Al Hanshi, S. et al, Insulin infused at 0.05 versus 0.1 units/kg/hr in children admitted to intensive care with diabetic ketoacidosis., Pediatr Crit Care Med, 2011, 12 (2), 137-40
  10. Heald, A. et al, Insulin infusion for hyperglycaemia in very preterm infants appears safe with no effect on morbidity, mortality and long-term neurodevelopmental outcome, J Matern Fetal Neonatal Med, 2012, 25 (11), 2415-8
  11. Kapellen, T., et al, Treatment of diabetic ketoacidosis (DKA) with 2 different regimens regarding fluid substitution and insulin dosage (0.025 vs. 0.1 units/kg/h), Exp Clin Endocrinol Diabetes , 2012, 120 (5), 273-6
  12. Nallasamy, K., et al, Low-dose vs standard-dose insulin in pediatric diabetic ketoacidosis: a randomized clinical trial., JAMA Pediatr, 2014, 168 (11), 999-1005
  13. Özdemir, H., et al, Persistent hyperglycemia in a neonate: Is it a complication of therapeutic hypothermia?, Turk J Pediatr , 2017, 59 (2), 193-196
  14. Passanisi, S.,et al, Treatment of transient neonatal diabetes mellitus: insulin pump or insulin glargine? Our experience., Diabetes Technol Ther, 2014, 16 (12), 880-4
  15. Puttha, R., et al, Low dose (0.05 units/kg/h) is comparable with standard dose (0.1 units/kg/h) intravenous insulin infusion for the initial treatment of diabetic ketoacidosis in children with type 1 diabetes-an observational study., Pediatr Diabetes, 2010, 11 (1), 12-7

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Wijzigingen

  • 02 februari 2022 15:53: De beschikbare wetenschappelijk literatuur over de toepassing van insuline bij acute diabetische keto-acidose is beoordeeld. Dit heeft geleid tot splitsing in indicatie: neonatalee hyperglykemien voor terme en preterme neonaten en acute diabetische keto-acidose voor kinderen van 1 mnd-18 jaar. Voor beide groepen is de dosering gewijzigd.
  • 23 april 2015 13:37: De indicatie Acute diabetische keto-acidose is toegevoegd
  • 23 april 2015 13:37: Als bovengrens van doseringsrange werd 10 IE vermeld. Dit is onjuist. Het is gecorrigeerd naar 1,0 IE

Wijzigingen