Chimerisch humaan-muis monoklonaal IgG1-antilichaam gericht tegen het koolhydraatgedeelte van disialoganglioside 2 (GD2), dat in overmaat tot expressie wordt gebracht op neuroblastoomcellen.
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Conc. voor infusieopl. 4.5 mg/ml 4.5 ml
Neuroblastoom |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Bij meer dan 10% van de patiënten: infecties waaronder pneumonie, huidinfecties, herpesinfecties, myelitis en encefalomyelitis, anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, overgevoeligheidsreacties, cytokinenvrijgavesyndroom, oedeem, hoofdpijn, mydriasis, pupillotonie, oogoedeem, tachycardie, hypotensie, capillaireleksyndroom, hypoxie, hoesten, braken, diarree, obstipatie, stomatitis, jeuk, huiduitslag, urticaria, koorts, koude rillingen, pijn waaronder buikpijn, pijn in de extremiteiten, skeletspierstelselpijn, borstkaspijn en gewrichtspijn, perifeer oedeem, gezichtsoedeem, gewichtstoename en stijging van transaminasewaarden, γ-GT, bilirubine en van de creatinineconcentratie.
Bij 1-10%: sepsis, lymfopenie, anafylactische reacties, verminderde eetlust, hypoalbuminemie, hyponatriëmie, hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, dehydratie, agitatie, angst, motorische en sensorische perifere neuropathie, insult, paresthesie, duizeligheid, tremor, oftalmoplegie, papiloedeem, wazig zien, fotofobie, hartfalen, linkerventrikeldisfunctie, pericardeffusie, hypertensie, bronchospasmen, dyspneu, respiratoir falen, longinfiltraat, pulmonaal oedeem, pleurale effusie, tachypneu, laryngospasmen, misselijkheid, lipoedeem, ascites, abdominale distensie, ileus, droge lippen, (exfoliatieve) dermatitis, erytheem, droge huid, overmatig zweten, petechiën, fotosensibilisatie, spierspasmen, oligurie, urineretentie, hyperfosfaturie, hematurie, proteïnurie, reacties op de injectieplaats, gewichtsafname, afname van de glomerulaire filtratiesnelheid, hypertriglyceridemie en verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd en (pro)trombinetijd.
Bij minder dan 1%: uitgezaaide intravasculaire stolling, eosinofilie, serumziekte, verhoogde intracraniale druk, PRES, hypovolemische shock, veno-occlusieve ziekte, enterocolitis, hepatocellulair letsel en nierfalen.
Verder is opticusatrofie gemeld.
Pijn treedt meestal op tijdens de eerst infusie; in de loop van de kuren neemt dit af.
Bij combinatie met aldesleukine treden koorts, pijn, capillaireleksyndroom, hypotensie en perifere neuropathie vaker op.
Het capillaireleksyndroom ontstaat meestal binnen enkele uren na instelling van de behandeling. De klinische symptomen, zoals hypotensie en tachycardie, treden na 2 tot 12 uur op.
Oogaandoeningen ontstaan door binding van dinutuximab beta aan cellen van de nervus opticus.
Het cytokinenvrijgavesyndroom met symptomen zoals koorts, hypotensie en urticaria, ontstaat binnen enkele minuten tot uren na starten van de eerste infusie.
Anafylactische reacties met symptomen zoals bronchospasmen en urticaria, kunnen binnen enkele minuten na starten van de eerste infusie ontstaan.
Bij het optreden een ernstige infusiegerelateerde reactie, zoals het cytokinenvrijgavesyndroom, dient de behandeling te worden gestaakt.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid en acute 'graft versus host'-reacties graad 3 of 4 of uitgebreide 'graft versus host'-reacties.
De behandeling moet definitief worden gestaakt bij anafylaxie graad 3 of 4, langdurige perifere motorische neuropathie graad 2, perifere neuropathie graad 3, oogtoxiciteit graad 3, hyponatriëmie graad 4 ondanks adequaat vochtbeleid, recidiverende capillaireleksyndroom en capillaireleksyndroom graad 4.
Bij gerecidiveerde of refractaire ziekte en bij patiënten die geen volledige respons hebben bereikt na eerstelijnsbehandeling, dient dinutuximab beta te worden gecombineerd met aldesleukine.
Ter voorkoming van neuropathische pijn is premedicatie met analgetica nodig, waaronder intraveneuze opioïden. Aanbevolen wordt een niet-opioïd analgeticum, een opioïd en gabapentine te combineren. Tijdens de behandeling moet een analgeticum, zoals paracetamol of een NSAID, worden gebruikt.
Premedicatie met een antihistaminicum intraveneus ter voorkoming van infusiereacties dient 20 minuten voor elke infusie te worden gegeven en zo nodig elke 4 tot 6 uur worden herhaald.
Voorafgaand aan de kuur met dinutuximab beta moeten de polsoximetrie, beenmergfunctie, leverfunctie en nierfunctie worden bepaald. Zo nodig moet de behandeling worden uitgesteld.
Bij optreden van bijwerkingen kan de dosis verlaagd worden met 50% (infusiesnelheid verlagen) of tijdelijk onderbroken.
Niet beoordeeld: corticosteroïden worden ontraden vanaf 2 weken voorafgaand aan de eerste kuur tot 1 week na de laatste kuur vanwege de immunosuppressieve werking.
Gelijktijdig gebruik van immunoglobulinen wordt ontraden, omdat ze kunnen interfereren met de van dinutuximab beta afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit.
Vaccinatie moet worden vermeden gedurende de behandeling tot 10 weken na de laatste kuur, vanwege het risico op neurologische toxiciteit ten gevolge van de immunostimulerende werking van dinutuximab beta.
Interacties monoklonale antilichamen algemeen
Relevant:
VKA's: cytostatische monoklonale antilichamen kunnen het effect van VKA's op vele manieren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van VKA's geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Ook andere factoren spelen een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen. Cytostatische monoklonale antilichamen: brentuximab vedotine, gemtuzumab ozogamicine, inotuzumab ozogamicine, polatuzumab vedotine en trastuzumab emtansine.
Levende vaccins: tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen met immunosuppressieve werking (brentuximab vedotine, daratumumab, elotuzumab, gemtuzumab ozogamicine, inotuzumab ozogamicine, isatuximab, mogamulizumab, obinutuzumab, polatuzumab vedotine, rituximab, siltuximab en trastuzumab emtansine) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De combinatie moet worden vermeden.
Levende vaccins: tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen die immunomodulerend werken (atezolizumab, avelumab, blinatumomab, cemiplimab, dinutuximab beta, durvalumab, ipilimumab, nivolumab, pembrolizumab) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van monoklonale antilichamen die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met VKA's (uitzondering zijn cytostatische monoklonale antilichamen).
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ALKYLERENDE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Myleran, Busilvex
|
L01AB01 | |
Caryolysine, Mitoxine, Mustine, Stikstofmosterd
|
L01AA05 | |
Endoxan
|
L01AA01 | |
Holoxan
|
L01AA06 | |
Tepadina
|
L01AC01 |
ANTIMETABOLIETEN | ||
---|---|---|
Evoltra
|
L01BB06 | |
DepoCyte
|
L01BC01 | |
Fludara
|
L01BB05 | |
L01BC05 | ||
Puri-Nethol, Xaluprine
|
L01BB02 | |
Atriance
|
L01BB07 | |
Lanvis
|
L01BB03 |
ALKALOIDEN EN OVERIGE NATUURLIJKE PRODUCTEN | ||
---|---|---|
Taxotere
|
L01CD02 | |
Vepesid, Toposin
|
L01CB01 | |
Vumon
|
L01CB02 | |
L01CA01 | ||
L01CA02 |
CYTOTOXISCHE ANTIBIOTICA EN VERWANTE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
L01DC01 | ||
Cerubidine
|
L01DB02 | |
Zolsketil
|
L01DB01 | |
Zavedos
|
L01DB06 | |
Novantrone
|
L01DB07 |
OVERIGE ONCOLYTICA | ||
---|---|---|
Amsidine
|
L01XX01 | |
Spectrila (colaspase), Erwinase (crisantaspase)
|
L01XX02 | |
Blincyto
|
L01XC19 | |
Velcade
|
L01XG01 | |
Sprycel
|
L01XE06 | |
Siklos, Xromi
|
L01XX05 | |
Glivec
|
L01XE01 | |
Yervoy
|
L01XC11 | |
L01XX19 | ||
Lysodren
|
L01XX23 | |
Oncaspar
|
L01XX24 | |
Natulan
|
L01XB01 | |
Kymriah
|
L01XX71 | |
Vesanoid
|
L01XX14 |
PROTEINEKINASEREMMERS | ||
---|---|---|
Xalkori
|
L01ED01 | |
Vitrakvi
|
L01EX12 | |
Tasigna
|
L01EA03 | |
Caprelsa
|
L01EX04 |
CONJUGATEN MET ANTILICHAMEN | ||
---|---|---|
Keytruda
|
L01FF02 | |
Mabthera, Rixathon, Truxima, Ruxience
|
L01FA01 |