Pembrolizumab

Stofnaam
Pembrolizumab
Merknaam
Keytruda
ATC code
L01FF02
Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Monoklonaal antilichaam. Pembrolizumab is een recombinant gehumaniseerd antilichaam (IgG4/κ-isotype met een stabiliserende sequentieverandering in het Fc-fragment), geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster. Bindt aan de 'programmed death-1' (PD-1)-receptor en blokkeert daarmee de interactie van PD-L1 en PD-L2 liganden aan deze receptor. Omdat de PD-1-receptor een negatieve regulator is van T-celactiviteit, versterkt pembrolizumab, door deze receptor te blokkeren, de T-celrespons, inclusief de antitumorrespons.

Farmacokinetiek bij kinderen

Geen informatie

Label dosisadvies Kinderformularium

Klassiek hodgkinlymfoom (cHL):
≥ 3 jaar: On-label

Melanoom:
≥12 jaar: On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Klassiek hodgkinlymfoom (cHL):
≥ 3 jaar: 2mg/kg (max 200 mg) per 3 weken, intraveneuze infusie 30 minuten

Melanoom
≥ 12 jaar: 2mg/kg (max 200 mg) per 3 weken, intraveneuze infusie 30 minuten

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Inf.vlst. 25 mg/ml

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

Recidiverend of refractair Hodgkin lymfoom
  • Intraveneus
    • ≥ 3 jaar
      [1]
      • 2 mg/kg/dosis 1x per 3 weken. Max: 200 mg/dosis.
      • Advies inname/toediening:

        Infusie gedurende 30 minuten

Melanoom
  • Intraveneus
    • ≥ 12 jaar
      [1]
      • 2 mg/kg/dosis 1x per 3 weken. Max: 200 mg/dosis.
      • Advies inname/toediening:

        Infusie gedurende 30 minuten

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Bijwerkingen bij kinderen

Koorts, braken, hoofdpijn, buikpijn, anemie, hoesten en obstipatie zijn gemeld bij ten minste 20% van de kinderen die werden behandeld met pembrolizumab.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Monotherapie:
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, buikpijn diarree, obstipatie, buikpijn. Jeuk, huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus). Myalgie. Vermoeidheid, asthenie, koorts, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem), hoofdpijn. Hypothyroïdie. Anemie.

Vaak (1-10%): hypertensie, hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Pneumonie, pneumonitis (vaker bij thoraxbestraling in de voorgeschiedenis). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, pemfigoïd), dermatitis (incl. acneïforme dermatitis), eczeem, vitiligo, droge huid, alopecia. Myopathie, polymyalgia rheumatica, rabdomyolyse, pijn in extremiteit, artritis. Droge mond, colitis. Droge ogen. Duizeligheid, smaakstoornis, perifere neuropathie, lethargie. Slapeloosheid. Rillingen, griepachtige verschijnselen. Hyperthyroïdie, myxoedeem. Trombocytopenie, lymfocytopenie. Hyponatriëmie, hypokaliëmie, hypo- en hypercalciëmie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, bilirubine en creatinine in bloed.

Soms (0,1-1%): pericarditis, pericardeffusie. Epilepsie.. Uveïtis. Pneumonie. Hepatitis, pancreatitis, maag-darmstelselulceratie. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, (acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Sarcoïdose. Tendosynovitis. Psoriasis, lichenoïde keratose, papels, haarkleurveranderingen. Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, thyroïditis. Diabetes mellitus type 1, ketoacidose. Stijging amylase. Leukopenie, neutropenie, eosinofilie.

Zelden (0,01-0,1%): dunnedarmperforatie. Myocarditis. Guillain-Barré-syndroom, (niet-infectieuze) meningitis, encefalitis, myastheen syndroom. Erythema nodosum, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Hemolytische anemie, zuivere rodebloedcel-aplasie, immuungemedieerde trombocytopenie (ITP), hemofagocytaire lymfohistiocytose. Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada, Syndroom van Sjögren.

Verder is gemeld: afstoting van transplantaat.

Combinatie met chemotherapie:
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie, dysgeusie. Huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus), jeuk, alopecia. Vermoeidheid, astenie, koorts, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem). Myalgie, artralgie, pijn in extremiteit. Anemie, neutropenie, trombocytopenie. Stijging serumcreatinine.

Vaak: (1-10%): hypertensie, hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Pneumonie, pneumonitis (vaker bij thoraxbestraling in de voorgeschiedenis). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Myxoedeem. Lethargie, slapeloosheid. Droge ogen. Droge mond, microscopische- en enterocolitis. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, (acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Droge huid, ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, pemfigoïd), erytheem. Myopathie, polymyalgia rheumatica, rabdomyolyse, artritis. Hypo- en hyperthyroïdie. Febriele neutropenie, leukopenie, lymfopenie. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypercalciëmie. Stijging waarden ALAT, ASAT, alkalisch fosfatase.

Soms (0,1-1%): pericardeffusie. Epilepsie. Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, thyroïditis. Pancreatitis, ulceratie van het maag-darmstelsel. Hepatitis. Psoriasis, (acneïforme) dermatitis, eczeem, vitiligo. Tendosynovitis. Rillingen, influenza-achtig beeld. Diabetes mellitus type 1, ketoacidose. Verhoogd amylase, verhoogd bilirubine in bloed.

Zelden (0,01-0,1%): myocarditis, pericarditis. Lichenoïde keratose, haarkleurveranderingen, papels. Eosinofilie. Syndroom van Sjögren.

Combinatie met axitinib:
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Dyspneu, hoest, dysfonie. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn, verminderde eetlust. Hand-voetsyndroom, jeuk, huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus). Myalgie, artralgie, pijn in de extremiteit. Vermoeidheid, asthenie, hoofdpijn, dysgeusie, koorts. Smaakstoornis. Hyperthyroïdie, hypothyroïdie. Stijging waarden ASAT, ALAT en creatinine in het bloed.

Vaak (1-10%): hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Pneumonie, pneumonitis (vaker bij thoraxbehandeling in de voorgeschiedenis). Colitis, droge mond. Hepatitis. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, (acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, bulleuze dermatitis, huidnecrose), droge huid, alopecia. eczeem. Slapeloosheid. Duizeligheid, lethargie, perifere neuropathie. Slapeloosheid. Droge ogen. Myositis (bv. myopathie, polymyalgia rheumatica, rabdomyolyse), artritis, tendosynovitis. Rillingen, influenza-achtig beeld, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem). Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, thyroïditis. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypercalciëmie. Anemie, neutropenie, leukopenie, trombocytopenie. Stijging alkalische fosfatase en bilirubine in het bloed.

Soms (0,1-1%): myocarditis. Pancreatitis, ulceratie van het maag-darmstelsel. Uveïtis. Myastheen syndroom. Lichenoïde keratose, psoriasis, papels, vitiligo, haarkleurveranderingen. Diabetes mellitus type 1. Lymfopenie, eosinofilie. Stijging amylase in het bloed. Syndroom van Sjögren.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Controleer op veranderingen in de schildklierfunctie aan het begin van de behandeling en daarna periodiek en op indicatie.

Vanwege de mogelijke ontwikkeling van hepatitis controleren op veranderingen van de leverfunctie aan het begin van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling, en indien geïndiceerd.

De meeste immuungerelateerde bijwerkingen zijn reversibel en meestal goed onder controle te krijgen door onderbreken van de behandeling, toediening van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Ernstige gevallen met fatale afloop zijn echter gemeld. Immuungerelateerde bijwerkingen kunnen ook nog ná de behandeling met pembrolizumab ontstaan. Diverse immuungerelateerde bijwerkingen kunnen gelijktijdig vóórkomen. Controleer op tekenen van pneumonitis; bevestig dit met radiologische beeldvorming en sluit andere oorzaken uit. Controleer tevens op tekenen van colitis, nefritis, en immuungerelateerde endocrinopathie. Bij endocrinopathie (bv. bijnierinsufficiëntie (primair en secundair), diabetes mellitus type 1 (incl. diabetische ketoacidose), hypofysitis, hypo- en hyperthyroïdie) kan een langdurige hormoonsubstitutie noodzakelijk zijn. Controleer ook op andere mogelijk immuungerelateerde aandoeningen zoals artritis, myositis, hemolytische anemie, pancreatitis, ernstige huidreacties, myasthenie, Guillain-Barré-syndroom, uveïtis, sarcoïdose en encefalitis. In verband met de mogelijke ontwikkeling van immuungerelateerde hepatitis controleren op veranderingen van de leverfunctie aan het begin van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling, en indien geïndiceerd.

Naast de ernstige huidreacties Stevens-Johnsonsyndroom en epidermale necrolyse zijn teven ernstige immuungerelateerde huidreacties gemeld. Controleer nauwgezet op eerste tekenen van het ontstaan van dergelijke ernstige huidreacties. Onderbreking van de behandeling of permanent staken kan nodig zijn. Wees voorzichtig bij een ernstige of levensbedreigende huidreactie bij eerdere behandeling met andere immunostimulerende middelen tegen kanker.

Transplantatie: gevallen van graft-versus-host-ziekte (GVHD) en hepatische veno-occlusieve ziekte (VOD) zijn waargenomen bij een allogene HSCT ná voorafgaande blootstelling aan pembrolizumab. Overweeg daarom zorgvuldig of een HSCT in dat geval nog is geïndiceerd. Dit gaat ook andersom op; bij een voorgeschiedenis van allogene HSCT is eveneens acute GVHD (waaronder met fatale afloop) gemeld ná een behandeling met pembrolizumab; overweeg daarom het voordeel van de behandeling met pembrolizumab af tegen het risico van GVHD. Verder is bij de behandeling met PD-1-remmers transplantaat-afstoting gemeld; ook bij deze patiënten het voordeel van de therapie afwegen tegen het risico van een eventuele orgaanafstoting.

Onderzoeksgegevens:

Er zijn geen gegevens over het gebruik bij patiënten die:

  • tevens een infectie hebben met HIV, HBV of HCV;
  • andere actieve infecties hebben ten tijde van initiëring van de therapie;
  • een klinisch significante nier- (creatinine > 1,5 × ULN ('upper limit of normal range') of leverafwijking (bilirubine > 1,5 × ULN, ALAT, ASAT > 2,5 × ULN in afwezigheid van levermetastasen) hebben bij aanvang van de therapie;
  • een ECOG PS ('Eastern Cooperative Oncology Group performance status score') ≥ 2 (bij de indicaties: melanoom, NSCLC, cHL, HNSCC) hebben;
  • actieve metastasen hebben in het centraal zenuwstelsel;
  • een actieve systemische auto-immuunziekte hebben;
  • eerder pneumonitis hebben doorgemaakt waarbij behandeling met systemische corticosteroïden nodig was;
  • in het verleden een ernstige overgevoeligheidsreactie hebben gehad op een ander monoklonaal antilichaam.

Er zijn relatief weinig gegevens bij:

  • bij patiënten met cHL die niet in aanmerking komen voor ASCT om andere reden dan gefaalde salvage-chemotherapie;
  • bij kinderen (< 18 j.)

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Niet beoordeeld:
Systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva worden ontraden voorafgaand aan de therapie vanwege mogelijke interferentie met de werkzaamheid van pembrolizumab. Deze middelen kunnen wel worden gebruikt om immuungerelateerde bijwerkingen te behandelen.

Monoklonale antilichamen bij kanker in het algemeen:

Relevant:
VKA's: cytostatische monoklonale antilichamen kunnen het effect van VKA's op vele manieren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van VKA's geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Ook andere factoren spelen een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen. Cytostatische monoklonale antilichamen: brentuximab vedotin, enfortumab vedotin, gemtuzumab ozogamicine, inotuzumab ozogamicine, polatuzumab vedotin, trastuzumab deruxtecan en trastuzumab emtansine.

Levende vaccins: tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen met immunosuppressieve werking (brentuximab vedotin, daratumumab, elotuzumab, enfortumab vedotin, gemtuzumab ozogamicine, inotuzumab ozogamicine, isatuximab, mogamulizumab, mosunetuzumab,  obinutuzumab, polatuzumab vedotin, rituximab, siltuximab, tafasitamab, trastuzumab deruxtecan, en trastuzumab emtansine) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De combinatie moet worden vermeden.

Levende vaccins: tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen die immunomodulerend werken (atezolizumab, avelumab, blinatumomab, cemiplimab, dinutuximab beta, durvalumab, ipilimumab, nivolumab, pembrolizumab) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van monoklonale antilichamen die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met VKA's (uitzondering zijn cytostatische monoklonale antilichamen, zie bij Relevant).

CONJUGATEN MET ANTILICHAMEN

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

CD20-REMMERS

Rituximab

Mabthera, Rixathon, Truxima, Ruxience
L01FA01
OVERIGE CONJUGATEN MET ANTILICHAMEN
L01FX06

Referenties

  1. Merck Sharp & Dohme B.V., SmPC Keytruda (EU/1/15/1024/001) Rev 47, 26-07-2022, www.ema.europa.eu
  2. Informatorium Medicamentorum, Interacties, Geraadpleegd 5-8-2023
  3. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 9-4-2021

Wijzigingen

  • 20 oktober 2021 16:59: Nieuwe monografie o.b.v. SmPC

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering