Glucagonachtige peptide (GLP-1)-analoog met 97% sequentiehomologie met humaan GLP-1. Geproduceerd met behulp van recombinant-DNA-technologie in Saccharomyces cerevisiae. Bindt zich aan de GLP-1-receptor en activeert deze. Dit leidt tot een verhoging van cyclisch AMP.
Bij hoge bloedglucosespiegels verhoogt liraglutide op een glucoseafhankelijke manier de secretie van insuline door β-cellen en verlaagt het de glucagonafgifte. Omgekeerd vermindert liraglutide tijdens hypoglykemie de insulinesecretie terwijl de glucagonsecretie niet wordt belemmerd.
GLP-1 is een fysiologische regulator van de eetlust en voedselinname, maar het exacte werkingsmechanisme hiervan is niet geheel duidelijk. Door activering van de GLP-1-receptor verhoogt liraglutide het gevoel van verzadiging en vermindert het gevoel van trek en honger; dit leidt tot minder voedselinname. Het verlaagt hierdoor het lichaamsgewicht, vooral door verlies van visceraal vet.
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Inj.vlst. 6 mg/ml
Diabetes mellitus type II |
---|
|
Obesitas/Overgewicht |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
In het algemeen was de frequentie, het type en de ernst van de bijwerkingen bij adolescenten en bij kinderen van 10 jaar en ouder vergelijkbaar met wat is waargenomen bij de volwassen patiënten. Braken kwam tweemaal
zo vaak voor bij adolescenten in vergelijking met volwassenen.
Het aantal bevestigde hypoglykemische episodes bij kinderen was hoger bij liraglutide (0,58 voorvallen/patiëntjaar) vergeleken met placebo (0,29 voorvallen/patiëntjaar). Bij kinderen behandeld met insuline voorafgaand aan een bevestigde hypoglykemische episode was het aantal hoger bij liraglutide (1,82 voorvallen/patiëntjaar) vergeleken met placebo (0,91 voorvallen/patiëntjaar). Er traden geen ernstige hypoglykemische episodes op in de met liraglutide behandelde groep.
Maag-darmstoornissen treden vaker op in het begin van de behandeling en nemen gewoonlijk af binnen enkele dagen of weken. Mogelijk komen bij ouderen (≥ 65 j.) en personen met lichte of matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) maag-/darmstoornissen vaker voor.
Bij diabetes type 2
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, diarree.
Vaak (1-10%): nasofaryngitis, bronchitis. Hypoglykemie (zeer vaak bij combinatie met een sulfonylureumderivaat). Verminderde eetlust, braken, dyspepsie, gastritis, gastro-oesofageale reflux, buikpijn, winderigheid, opgezette buik, obstipatie. Huiduitslag. Kiespijn, hoofdpijn, duizeligheid, moeheid. Verhoogde hartslag. Reactie op de injectieplaats. Stijging serumlipase en -amylase.
Soms (0,1-1%): dehydratie. Dysgeusie. Vertraagde maaglediging. Cholelithiase, cholecystitis. Urticaria, jeuk. Malaise, acuut nierfalen, nierinsufficiëntie.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, darmobstructie.
Zeer zelden (< 0,01%): pancreatitis (incl. necrotiserende pancreatitis).
Verder zijn gemeld: effecten op de schildklier (tumor, verhoogde calcitoninespiegel, struma). Pulmonale aspiratie tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie, als gevolg van vertraagde maaglediging. Cutane amyloïdose op de injectieplaats.
Bij obesitas/overgewicht
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Hoofdpijn.
Vaak (1–10%): hypoglykemie. Droge mond, dysgeusie, dyspepsie, gastritis, gastro-oesofageale reflux, buikpijn, winderigheid, oprisping, opgezette buik. Cholelithiase. Huiduitslag. Slapeloosheid (vooral tijdens de eerste 3 maanden van behandeling). Duizeligheid, asthenie, vermoeidheid. Reactie op de injectieplaats. Stijging serumlipase en -amylase.
Soms (0,1-1%): dehydratie. Tachycardie. Pancreatitis, vertraagde maaglediging. Cholecystitis. Urticaria. Malaise.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Acuut nierfalen, verminderde nierfunctie.
Verder zijn gemeld: darmobstructie. Pulmonale aspiratie tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie, als gevolg van vertraagde maaglediging. Cutane amyloïdose op de injectieplaats.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Liraglutide is geen vervanger voor insuline. Niet toepassen bij diabetes mellitus type 1 of diabetische ketoacidose.
Symptomen van dehydratie, waaronder nierinsufficiëntie en acuut nierfalen zijn gemeld. Informeer patiënten over de kans op dehydratie als gevolg van gastro-intestinale bijwerkingen (met name in het begin van de behandeling); neem voorzorgsmaatregelen om een vochttekort te voorkomen.
Wees voorzichtig bij een schildklieraandoening, wegens gemelde bijwerkingen op de schildklier.
Acute pancreatitis is waargenomen; informeer patiënten over kenmerkende symptomen hiervan. Bij vermoeden van pancreatitis de behandeling staken. Indien de diagnose pancreatitis wordt gesteld de behandeling niet opnieuw beginnen.
Er zijn gevallen van pulmonale aspiratie gemeld bij behandeling met GLP1-agonisten tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie. Vóór het overgaan tot procedures met algemene anesthesie of diepe sedatie, rekening houden met het grotere risico op residuale maaginhoud als gevolg van vertraagde maaglediging.
Cholelithiase en cholecystitis zijn waargenomen, met name in klinische studies voor gewichtsbeheersing; informeer patiënten over kenmerkende symptomen hiervan.
Controleer regelmatig de hartfrequentie; indien de hartfrequentie in rust blijvend verhoogd is, de behandeling staken.
Bij de volgende patiëntgroepen zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Gebruik voor diabetes type 2 ontraden bij:
Gebruik voor gewichtsbeheersing ontraden bij:
Verder het gebruik van liraglutide ontraden bij inflammatoire darmziekten en diabetische gastroparese, vanwege weinig ervaring en het risico van gastro-intestinale bijwerkingen.
Niet beoordeeld:
Volgens de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 wordt gelijktijdig gebruik van een DPP-4 remmer ontraden en is niet rationeel. Wegens overlappende werkingsmechanismen biedt de combinatie geen klinisch voordeel, maar is het risico op bijwerkingen verhoogd.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BIGUANIDEN | ||
---|---|---|
A10BA02 |
SULFONYLUREUMDERIVATEN | ||
---|---|---|
Amglidia
|
A10BB01 |
COMBINATIES VAN BLOEDGLUCOSEVERLAGENDE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Synjardy
|
A10BD20 |
GLUCAGONACHTIG PEPTIDE-1-AGONISTEN (GLP-1-AGONISTEN) | ||
---|---|---|
Trulicity
|
A10BJ05 | |
Bydureon
|
A10BJ01 |
NATRIUMGLUCOSE-COTRANSPORTER-2-REMMERS (SGLT-2-REMMERS) | ||
---|---|---|
Forxiga
|
A10BK01 | |
Jardiance
|
A10BK03 |