Norfloxacine is een gefluorideerde chinolonverbinding. Fluorchinolonen hebben een bactericide werking en beïnvloeden de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase en topo-isomerase IV. Norfloxacine heeft een antibacterieel werkingsspectrum dat zowel Gram-positieve als Gram-negatieve aerobe bacteriën omvat. Resistentie tegen fluorchinolonen is meestal gebaseerd op mechanismen die de accumulatie van chinolonen verminderen en/of mutaties in genen die coderen voor DNA-gyrase en topo-isomerase IV, waar chinolonen op inwerken. Er bestaat gedeeltelijke of volledige kruisresistentie tussen norfloxacine en andere fluorchinolonen. Verschillende studies hebben aangetoond dat bacteriën die resistent zijn tegen norfloxacine, over het algemeen ook resistent zijn tegen o.a. ofloxacine en ciprofloxacine. Er bestaat geen kruisresistentie tussen norfloxacine en structureel niet-verwante stoffen (zoals penicillinen, cefalosporinen, macroliden etc.).
Doorgaans gevoelig zijn:
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
*Bij vrouwelijke patiënten met een ongecompliceerde cystitis veroorzaakt door E. coli komt resistentie voor bij < 10%, in andere gevallen bij ≥ 10%.
Inherent resistent zijn:
Er zijn uitsluitend abstracts van Japanse studies uit 1990 beschikbaar. Hieruit blijkt dat t1/2 bij kinderen varieert van 1.7 tot 4 uur.
Tablet 400 mg
Profylaxe van recidiverende urineweginfecties |
---|
|
Gecompliceerde urineweginfectie |
---|
|
Profylaxe UWI:
GFR 50-80 ml/min/1.73 m2: Aanpassing niet nodig
GFR 30-50 ml/min/1.73 m2: Aanpassing niet nodig
GFR 10-30 ml/min/1.73 m2: 50% van normale keerdosis en interval tussen twee doseringen blijft gelijk.
GFR < 10 ml/min/1.73 m2: Een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Gecompliceerde UWI:
GFR 50-80 ml/min/1.73 m2: Aanpassing niet nodig
GFR 30-50 ml/min/1.73 m2: Aanpassing niet nodig
GFR 10-30 ml/min/1.73 m2: 100% van normale keerdosis en interval tussen twee doseringen: 24 uur
GFR < 10 ml/min/1.73 m2: Een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.
Hemodialyse en peritoneaal dialyse: 100% van normale keerdosis en interval tussen twee doseringen: 24 uur
Uit dierproeven blijkt dat het gebruik van fluorochinolonen bij jonge proefdieren, afwijkingen in de kraakbeen-vorming veroorzaakt. Deze afwijkingen zijn niet aangetoond in de studie die bij jonge kinderen verricht zijn. [Arico et al., Bhattacharya et al.]
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, licht gevoel in het hoofd, slaperigheid. Misselijkheid, buikpijn, koliekachtige buikpijnen. Rabdomyolyse. Huiduitslag. Leukopenie, neutropenie, eosinofilie. (Cholestatische) hepatitis. Verhoging ASAT, ALAT, AF.
Soms (0,1-1%): (levensbedreigende) convulsies, polyneuropathie (waaronder Guillain-Barré–syndroom), paresthesie, exacerbatie van myasthenia gravis, vermoeidheid, andere slaapstoornissen. Palpitaties. Anorexie, dyspepsie, braken, diarree, hepatitis, pancreatitis. Fotosensibilisatie (met blaasvorming, roodheid, zwelling en ontkleuring), jeuk, ernstige huidreacties waaronder exfoliatieve dermatitis, toxische epidermale necrolyse (TEN, ofwel het Lyell-syndroom), erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS). Overgevoeligheidsreacties zoals urticaria, angio-oedeem, petechiën, hemorragische bullae, papels met vasculitis, interstitiële nefritis. Stemmingsveranderingen, prikkelbaarheid, depressie, angst, nervositeit, euforie, desoriëntatie, verwardheid, hallucinaties, psychotische reacties. Visusstoornissen, tranenvloed. Oorsuizen. Spierpijn, gewrichtspijn, artritis, tendinitis, tendosynovitis. Vaginale candidiasis. Trombocytopenie, verlengde protrombinetijd, verlaagd hematocriet, hemolytische anemie (soms geassocieerd met G6PD-deficiëntie). Verhoogde waarden bilirubine en serumureum, -creatinine. Kristalurie.
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie/anafylactoïde reacties. Pseudomembraneuze colitis. Ontsteking van de achillespees (kan leiden tot een achillespeesruptuur).
Zeer zelden (< 0,01%): levernecrose. Agranulocytose.
Verder zijn gemeld: verlenging QT-interval, ventriculaire aritmie, 'torsade de pointes'. Tijdelijk verlies van gezichtsvermogen. Verstoringen in bloedglucoseregulatie, zowel hypoglykemie (incl. hypoglykemisch coma) als hyperglykemie zijn gemeld, vooral bij diabetici die behandeld zijn met orale bloedglucoseverlagende middelen of met insuline. In verschillende studies is meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie waargenomen na behandeling met fluorchinolonen.
In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Terughoudendheid is geboden bij het toepassen van chinolonen bij kinderen in de groeifase. Het gebruik ervan dient zich te beperken tot gevallen waarbij andere therapeutische mogelijkheden ontbreken.
Er zijn weinig onderzoeken met betrekking tot de veiligheid en effectiviteit van norfloxacine bij kinderen uitgevoerd. De toepassing van dit middel dient gereserveerd te worden voor situaties waarin met andere antimicrobiële middelen onvoldoende resultaat wordt verkregen.
In proefdieronderzoek is in wisselende mate artropathie waargenomen bij zeer hoge doseringen bij jonge honden. Bij de mens zijn deze bijwerkingen evenwel nooit gemeld; fluorchinolonen worden daarom in toenemende mate bij kinderen gebruikt indien andere therapeutische mogelijkheden ontbreken of indien er ernstige bezwaren zijn tegen het gebruik van bepaalde andere breedspectrum antibiotica.
Bij het gebruik van fluorochinolonen (via de mond, longen (inhalatie) en injecties) bestaat een verhoogd risico op langdurige en mogelijk blijvende schade aan spieren en zenuwstelsel. Wees extra voorzichtig met voorschrijven van fluorochinolonen bij patiënten met een nierfunctiestoornis, patiënten met solide orgaantransplantaties en patiënten die gelijktijdig worden behandeld met corticosteroïden. Het risico op door fluorochinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur is mogelijk verhoogd bij deze patiënten.
Eerdere ernstige bijwerkingen: Het gebruik van norfloxacine vermijden indien de patiënt eerder ernstige bijwerkingen heeft ervaren door het gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten indien er geen andere behandelopties zijn en na afweging van de voordelen en risico's.
Wees voorzichtig bij:
In geval van convulsies de behandeling onmiddellijk staken.
Ernstige en soms fatale overgevoeligheidsreacties kunnen bij gebruik van fluorchinolonen optreden, soms al na inname van de eerste dosis.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, relevante hartziekte (hartfalen, myocardinfarct), comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties), congenitale of verworven QT-verlenging, hogere leeftijd en vrouwelijk geslacht; bij aanwezigheid van niet te behandelen risicofactoren regelmatig de elektrolyten en het ECG bepalen.
Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste, mogelijk plotseling optredende, tekenen van een ernstige bijwerking op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn: een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.
Perifere neuropathie: De behandeling staken bij eerste tekenen van neuropathie (zoals pijn, branderig gevoel, tintelingen, krachtverlies) om irreversibele condities te voorkómen. Dit omdat sensorische of sensomotorische axonale (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen, waaronder norfloxacine, kregen. Zwakte kan echter ook een teken zijn van myopathie.
Tendinitis en/of peesruptuur: Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing:
Bij symptomen van tendinitis, bv. pijnlijke zwelling, ontsteking, de behandeling onmiddellijk staken en volledige rust toepassen. De tendinitis, meest frequent van de achillespees en soms bilateraal, kan aanleiding geven tot (soms al na 48 uur optredende) peesrupturen. Tendinitis en peesrupturen treden, naast in hiervoor genoemde condities, vooral op bij grote lichamelijke inspanning en bij de eerste wandeling van een voorheen bedlegerige patiënt. Behandel het betrokken ledemaat/de ledematen op gepaste wijze, door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.
De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom.
Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.
Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor, vooral bij diabetespatiënten die behandeld worden met orale bloedglucoseverlagende middelen of insuline. Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden (incl. hypoglykemisch coma); bewaak zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Wanneer de visus verslechtert of andere effecten op de ogen worden ervaren onmiddellijk een oogarts raadplegen.
Bij eerste tekenen van leverziekte (geelzucht, donkere urine, jeuk, anorexie, gevoelige buik) de behandeling met norfloxacine staken.
In verband met mogelijke fotosensibilisatie niet overmatig blootstellen aan natuurlijk of kunstmatig zonlicht; bij optreden van symptomen van fotosensibilisatie de behandeling met norfloxacine staken.
Bij ernstige of aanhoudende diarree tijdens of na de behandeling de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
Relevant:
Absorptie: de absorptie wordt verminderd bij gelijktijdige inname met calciumzouten; norfloxacine moet ten minste 2 uur vóór of 4 uur na het calciumzout worden ingenomen. Maar bij voorkeur wordt het calciumzout tijdelijk gestaakt, of wordt norfloxacine vervangen door een ander antibioticum.
Niet relevant:
De AUC van mycofenolzuur kan afnemen.
Interacties chinolonen algemeen:
Relevant:
Absorptie: de absorptie van chinolonen wordt sterk verminderd bij gelijktijdige inname van de volgende middelen (met aanbevolen gebruiksadviezen):
De absorptie wordt ook verminderd door de fosfaatbinders lanthaancarbonaat en sevelameer. Het chinolon wordt bij voorkeur vermeden; als dit niet mogelijk is, wordt het chinolon voor de nacht gegeven. Als het chinolon toch vaker dan 1x per dag wordt gegeven, moet het chinolon ten minste 1 uur vóór of 3 uur na de fosfaatbinder worden ingenomen.
Chinolonen verhogen de concentratie van: theofylline. De interactie is gemeld voor ciprofloxacine en norfloxacine. De overige chinolonen hebben weinig tot geen invloed op de plasmaconcentratie van theofylline.
Overig effect: het effect van VKA's kan worden versterkt, waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode.
Het risico op tendinitis en (achilles)peesruptuur ten gevolge van een fluorchinolon kan verhoogd worden door glucocorticoïden (behalve fludrocortison). Het risico hierop neemt toe bij leeftijd 60 jaar en ouder en verminderde nierfunctie.
Niet relevant:
De nefrotoxiciteit van ciclosporine en tacrolimus kan toenemen.
Ciprofloxacine kan de Cmax en AUC van ropinirol verhogen.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met NSAID's, orale anticonceptiva en TNF-α-antagonisten.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
FLUOROCHINOLONEN | ||
---|---|---|
Ciproxin
|
J01MA02 | |
J01MA12 | ||
J01MA01 |