Hyperfosfatemie: Off-label
Calciumdeficientie: Off-label
Calcium is van belang voor: de vorming en instandhouding van het skelet, enzymatische reacties, het evenwicht van de elektrolytenbalans, de overdracht van zenuwimpulsen, spiercontracties, de hartfunctie, de permeabiliteit en potentialen van celmembranen en voor de bloedstolling.
Geen informatie
Eerste keus bij calciumdeficientie en als fosfaatbinder bij hyperfosfatemie.
1,25 g Calci-chew bevat 500 mg calcium.
Een tablet calciumcarbonaat 500 mg = 200 mg calcium = 5 mmol calcium.
Hyperfosfatemie |
---|
|
Calciumdeficientie |
---|
|
Bruistablet "500 mg Ca" 1.25 g; "500 mg Ca" 1250 mg
Kauwtablet "500 mg Ca" 1.25 g, "1000 mg Ca" 2.5 g
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
CALCIUM | ||
---|---|---|
A12AA03 | ||
A12AA06 |
CALCIUM MET VITAMINE D EN/OF ANDERE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Calci-chew D3,
|
A12AX |
Soms (0,1-1%): hypercalciëmie en hypercalciurie.
Zelden (0,01-0,1%): oprisping, misselijkheid, buikpijn, diarree, obstipatie, flatulentie.
Zeer zelden (< 0,01%): huiduitslag, urticaria, jeuk. Melk-alkali syndroom.
Verder zijn gemeld: dyspepsie, maag-darmirritatie. Verlaagde absorptie van fosfaat door vorming slecht oplosbaar calciumfosfaat. Nierstenen.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij lichte hypercalciurie (> 0.12 - 0.015 mmol of 4.8-0.6 mg / kg / 24 uur), licht tot matig gestoorde nierfunctie of nefrolithiase in de voorgeschiedenis, de calciumuitscheiding in de urine zorgvuldig controleren; zo nodig de dosering verlagen of de calciumtherapie onderbreken.
Bij lichte hypercalciurie (> 300 mg/etmaal), licht tot matig gestoorde nierfunctie of nefrolithiase in de voorgeschiedenis, de calciumuitscheiding in de urine zorgvuldig controleren; zo nodig de dosering verlagen of de calciumtherapie onderbreken.
Bij hypoparathyreoïdie calcium toedienen op geleide van calciumserumconcentratie en creatininespiegel.
Bij recidiverende nefrolithiase het vloeistofgebruik verhogen, m.n. bij opstaan en slapen gaan en bij de hoofdmaaltijden.
Tijdens calciumtherapie geen grote hoeveelheden vitamine D toedienen, tenzij hiervoor een speciale indicatie bestaat. In dat geval regelmatig de nierfunctie en de calciumconcentratie in serum en urine controleren (cave het melk-alkali syndroom).
Bij hyperfosfatemie alleen de kauwtabletten gebruiken.
Relevant: bij gelijktijdige inname kan de absorptie van ijzerzouten afnemen. Aanbevolen wordt ijzer (gewoon preparaat) 2 uur vóór of 4 uur na calciumcarbonaat in te nemen. Een ijzerpreparaat met gereguleerde afgifte moet worden vervangen door een gewoon preparaat.
Calciumcarbonaat en fosfaten gaan elkaars werking tegen.
Niet relevant: de binding van fosfaat aan calciumcarbonaat kan worden geremd door H2-antagonisten en protonpompremmers.
Interacties calciumzouten algemeen
Relevant: oraal toegediende calciumzouten verminderen de absorptie van de volgende middelen (met aanbevolen gebruiksadvies):
bisfosfonaten: ten minste 2 uur vóór het calciumzout;
ciprofloxacine, norfloxacine: ten minste 2 uur vóór of 4 uur na het calciumzout, of de therapie moet worden aangepast;
eltrombopag: ten minste 2 uur vóór of 4 uur na het calciumzout;
integraseremmers (uitgezonderd raltegravir tablet 600 mg, zie aldaar): ten minste 2 uur vóór of 2 uur na het calciumzout;
ijzerzouten (gewoon preparaat): ten minste 2 uur vóór of 4 uur na het calciumzout;
penicillamine, triëntine: ten minste 2 uur vóór of 4 uur na het calciumzout;
tetracyclines: ten minste 2 uur vóór of 4 uur na het calciumzout;
thyreomimetica: ten minste 2 uur vóór of 4 uur na het calciumzout.
Er zijn incidentele meldingen van calcium-ceftriaxon-neerslagen in de longen en nieren van neonaten, soms met fatale afloop. Ceftriaxon dient niet te worden gemengd of gelijktijdig te worden toegediend met intraveneuze calciumbevattende oplossingen. De oplossingen mogen wel na elkaar worden toegediend als de infusielijn grondig wordt gespoeld. Bij neonaten jonger dan 28 dagen is de combinatie gecontraïndiceerd, ceftriaxon mag niet worden toegediend bij intraveneuze toediening van calciumbevattende oplossingen.
Niet relevant: de absorptie van strontiumranelaat kan afnemen.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met moxifloxacine, (lev)ofloxacine of van hoge intraveneuze doses calcium met digoxine of adrenaline.
Niet beoordeeld: de absorptie van zink kan afnemen.
Bij intraveneuze toediening van calciumzouten kan door antagonisme voor de calciumkanalen de effectiviteit van verapamil en mogelijk ook van andere calciumantagonisten worden verminderd.
Bij gebruik van hoge doses calciumzouten en thiazidediuretica (verminderen calciumuitscheiding) neemt het risico op hypercalciëmie toe.
Citraat verhoogt de absorptie van aluminiumionen, waardoor bij combinatie van calciumcitraat en algeldraat (bij hyperfosfatemie) een risico op aluminiumintoxicatie bestaat. Bij het oplossen van calcium in bruistabletten en bruisgranulaat ontstaat calciumcitraat.