Oraal: On-label
Kenakort: Artritis:
< 20 kg: Off-label
> 20 kg: Off-label
Lederspan: Unlicensed
Synthetisch glucocorticoïd met zeer geringe mineralocorticoïde eigenschappen. Heeft sterke aspecifieke anti–inflammatoire effecten. Het onderliggende werkingsmechanisme bij diverse aandoeningen is niet volledig bekend.
De suspensie mag niet i.v. worden toegediend.
De biologische activiteit van triamcinolonhexacetonide is ongeveer twee keer zo hoog als triamcinolonacetonide. De absorptie van triamcinolonhexacetonide vanuit de gewrichten is langzamer dan van triamcinolonacetonide.
Geen informatie
Arthritis |
---|
|
Triamcinolonacetonide: Inj.susp. 10 mg/ml; 40 mg/ml (bevat 9,9mg/ml benzylalcohol)
Triamcinilonhexacetonide: inj.vl: 20 mg /ml (bevat 9 mg/ml benzylalcohol)
Tablet 4 mg
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
MINERALOCORTICOIDEN | ||
---|---|---|
Florinef
|
H02AA02 |
GLUCOCORTICOIDEN | ||
---|---|---|
Oradexon
|
H02AB02 | |
Hydrocortison oraal, IV; Solu-Cortef, Acecort, Alkindi
|
H02AB09 | |
Solu-medrol
|
H02AB04 | |
H02AB06 |
Bij gelokaliseerde toediening (zoals intra-articulair) kunnen zowel lokale als systemische effecten optreden.
Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, hypertensie en verhoogde calciumuitscheiding.
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, vertraagd herstel van botfracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen) en peesruptuur (vooral van de Achillespees).
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met als mogelijke complicaties perforatie en bloeding, pancreatitis, oesofagitis, misselijkheid en opgezette buik.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, striae, erytheem, toegenomen transpiratie, verminderde respons bij huidtesten, acne, allergische reacties zoals urticaria, cutane lupus erythematosus.
Hematologische effecten: petechiën en ecchymose, leukocytose, verlaagde eosinofielen-, lymfocyten- en monocytentelling, trombo-embolie, tromboflebitis, necrotiserende vasculitis.
Neurologische effecten: benigne intracraniële hypertensie, vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn, neuritis, paresthesie.
Endocriene effecten: menstruatiestoornissen, vaginaal bloedverlies bij postmenopauzale vrouwen, impotentie, hirsutisme, ontstaan van het Cushingsyndroom, belemmering van de groei bij kinderen, secundaire remming van hypofyse en bijnierschors, vooral nadelig ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.
Oog: subcapsulaire lenscataracten, verhoogde oogdruk met kans op glaucoom, exophthalmus, corneaperforatie.
Psychische reacties: euforische stemming, angst, depressie, slapeloosheid, psychotische stoornis. Verergering van reeds bestaande psychiatrische toestanden en stemmingsveranderingen.
Stofwisseling: hyperglykemie, glucosurie, negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak.
Overige: overgevoeligheidsreacties (waaronder bronchospasmen, glottis-oedeem, urticaria en anafylaxie), syncope. Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een corticosteroïdonthoudingssyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.
Bij lokale therapie: voorbijgaande irritatie op de injectieplaats, pijn, paresthesie, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, (sub)cutane atrofie. Bij intra-articulaire toediening kan na herhaalde injecties pijnloze destructie van het gewricht, gelijkend op artropathie van Charcot optreden. Na intradermale toediening zijn zeldzame gevallen van blindheid (bij behandeling rond het gezicht en hoofd) beschreven.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Voor systemische therapie: ulcus ventriculi en ulcus duodeni. Acute infectieuze processen, m.n. virusinfecties en systemische schimmelinfecties. Parasitaire infecties, tropische worminfecties. Voor lokale therapie: infectie van de plaats van aandoening, bijvoorbeeld septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose. Bacteriëmie of systemische schimmelinfecties. Instabiliteit van het gewricht.
I.m. toediening niet toepassen bij idiopathische trombocytopenische purpura.
De groei en ontwikkeling van zuigelingen en kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van corticosteroïden; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering.Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten die corticosteroïden gebruiken een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten dienen zich direct onder medische behandeling te stellen.
De injectievloeistof niet intraveneus toepassen.
Bij langdurige behandeling kan secundaire bijnierschorsinsufficiëntie ontstaan, welke nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naar gelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging; ook na staken van de behandeling kan het nodig zijn om in dergelijke gevallen tijdelijk weer met corticosteroïden te behandelen.
Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Opleving van een infectie met Strongyloides kan leiden tot ernstige enterocolitis en sepsis. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling. Bij een patiënt die enige tijd in de tropen is geweest of die een onverklaarbare diarree heeft, latente of manifeste amoebiasis uitsluiten alvorens de behandeling te starten.
Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de anamnese, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, recent myocardinfarct, tromboflebitis, trombo-embolie, exantheem, osteoporose, metastaserend carcinoom, myasthenia gravis, epilepsie, psychiatrische anamnese, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij hypothyroïdie en bij cirrose hebben glucocorticoïden een sterker effect. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.
Acute, gegeneraliseerde myopathie van oculaire en respiratoire spieren, eventueel leidend tot tetraplegie, is beschreven tijdens gebruik van hoge doses glucocorticoïden, meestal bij bestaande afwijkingen in de neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis) of bij gelijktijdige behandeling met neuromusculaire blokkers. Na staken van de behandeling kan het herstel enkele weken tot jaren duren.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden. De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden.
Intra-articulaire toediening: in sommige gevallen, met name bij herhaalde injecties, is na-controle door middel van röntgenfoto's aanbevolen. Het gewricht loopt het risico slechter te worden, daarom het gewricht niet te zwaar belasten bij symptomatische verbetering na intra-articulaire injectie. Een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise kan duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken. Herhaalde injecties in ontstoken pezen vermijden in verband met de kans op peesruptuur.
Na intra-articulaire en intralaesionale toediening blijkt triamcinolonacetonide systemisch te worden opgenomen; daarom gelden dezelfde interacties als voor corticosteroïden voor systemisch gebruik.
Relevant: cobicistat en ritonavir remmen het metabolisme.
Interacties corticosteroiden algemeen
Relevant:
Afname corticosteroïden: de plasmaconcentratie van corticosteroïden daalt door inductoren. De interactie is niet relevant bij een stootkuur.
Overig effect: glucocorticoïden (behalve fludrocortison) kunnen de ulcerogene werking van NSAID's versterken. Het risico op een peptisch ulcus neemt toe bij hogere leeftijd, hogere doses van NSAID's en chronisch gebruik van NSAID's. Preventieve maatregelen moeten worden overwogen, zie verder inleidende tekst NSAID's.
Het effect van cumarinederivaten kan worden versterkt door hoge doses glucocorticosteroïden (behalve fludrocortison).
Levende vaccins: vaccinatie met levende micro-organismen tijdens immunosuppressieve therapie kan een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. De combinatie wordt bij voorkeur vermeden; dit geldt zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie).
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van immunosuppressiva kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
De werking van immunocyanine kan worden verminderd.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen van natuurlijke oorsprong.
Niet beoordeeld: isoniazide kan het levermetabolisme van glucocorticoïden remmen; andersom kunnen corticosteroïden de isoniazideconcentratie verlagen.
Ketoconazol kan het metabolisme van glucocorticoïden remmen.
Glucocorticoïden kunnen de eliminatie van salicylaten versnellen.
Hoge doses corticosteroïden kunnen de werking van perifeer werkende spierrelaxantia verminderen en het risico op myopathie verhogen.
Glucocorticoïden kunnen de respons op somatropine verminderen.
Door het hyperglykemische effect kan de behoefte aan bloedglucoseverlagende middelen toenemen.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
Gelijktijdige toediening van lisdiuretica, thiazidediuretica of amfotericine B kan leiden tot kaliumdepletie.
Bij combinatie met ciclosporine kan de serumconcentratie van ciclosporine toenemen en de klaring van corticosteroïden afnemen.